Menselijk kortzichtige vragen van Jozef. Antwoord van het Kind je. Over de allesomvattende betekenis van de Menswording des Heren

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 199 / 302 »»
[1] Toen Jozef dit van het Kindje gehoord had zei hij:
[2] ' Ja mijn goddelijk Zoontje, diep in mijn hart heb ik Je wel begrepen;
[3] maar ik moet toegeven, dat Je me nu niet bepaald een prettige voorspelling hebt gedaan!
[4] Want, als zowel na Jouw Komst als ervoor het grootste deel van de mensheid heidens zal blij­ven en afgodendienaars zullen zijn, wat voor zin heeft dan de Neerdaling op aarde van Jou?
[5] Waartoe dan al die vernede­ringen van Je volmaakte en eeu­wige Heiligheid? Wil je maar wei­nigen helpen? En waarom niet al­lemaal?'
[6] Het Kindje antwoordde: ' Jo­zef, je stelt weer een heleboel ijdele vragen!
[7] Heb je dan nog nooit het uit­spansel vol met sterren bekeken? Elke ster, die je kunt zien is een wereld, een aardbol, waarop, net als hier, vrije mensen wonen!
[8] En tallozen zijn nog nooit door enig sterfelijk oog gezien; al dezen geldt Mijn Komst hier op Aarde.
[9] Het hoe en waarom zul je pas in volledige helderheid in Mijn Rijk kunnen zien!
[10] Het mag je dus niet al te zeer verwonderen, dat Ik je over de mensen van deze aarde die voorspelling heb gedaan,
[11] want Ik heb er eindeloos veel van; en al die talloos velen hebben Mijn Menswording nodig,
[12] en zij hebben Die daarom nodig, omdat Mijn eigen eeuwige ordening -waaruit deze aarde en alle andere eindeloos vele hemel­lichamen ontsproten zijn -dat vereist!
[13] Dus zal het er op deze aar­de inderdaad zo toegaan, als Ik je heb voorspeld!
[14] Hetgeen echter geenszins betekent dat de eeuwig heilige doelstelling van Mijn Menswor­ding niet zou worden bereikt!
[15] Al deze talloze werelden, zonnen en planeten, hebben na­melijk allemaal hun eigen banen, en de richtingen daarvan zijn tal­loos en eindeloos verschillend!
[16] Er gelden overal verschil­lende wetten en afwijkende orde­ningen;
[17] maar ten slotte monden al die banen toch weer uit in Mijn oerordening, en daarmee beant­woorden ze dan allemaal aan het ene grote hoofddoel, zoals de le­dematen van een lichaam en hun verrichtingen!
[18] Kijk, zo zal het ten slotte ook het geval zijn met de mensen van de aarde: ook zij zullen te zij­ner tijd allen in de geest erken­nen, dat er slechts een God is, een Heer, een Vader en dat er slechts een volmaakte wijze van leven is: in Hem!
[19] Hoe en wanneer? Dat blijft van Hem, Die je dit alles nu heeft gezegd!
[20] Maar er zullen tevoren nog heel wat winden over de aarde waaien,
[21] en er zal nog veel water uit de hemel vallen en nog veel hout verbrand worden, voordat men zal kunnen zeggen:
[22] Ziet, nu is er die ene kudde en ene Herder; nu is er een God en een mens uit tallozen. ..: een Vader en een Zoon in en uit die talloos velen geworden. ,
[23] Bij het aanhoren van deze toespraak van het Kindje rezen Cyrenius en Jonatha en Jozef de haren ten berge, en Jozef zei:
[24] 'Kindje lief, Je woorden worden steeds moeilijker te be­grijpen, steeds wonderlijker ook en werkelijk ontzettender!
[25] Wie kan de eindeloze diep­gang ervan vatten? Spreek toch liever met ons naar ons begrip, anders gaan wij nog te gronde aan de diepzinnigheid van Je uitspra­ken!'
[26] Maar nu glimlachte het Kindje en zei: ' Jozef, maar juist vandaag ben Ik nu net in de goede stemming onthullingen aan jullie te doen, onthullingen waarvan jullie allen zullen huiveren!
[27] En waardoor jullie volledig zult gaan inzien dat de Volmaakte Heer der Eeuwigheid werkelijk in Mij woont, en bij jullie verblijf houdt! Luister dus verder naar Mij
«« 199 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.