[2] kwamen Tullia, Maronius Pilla, de oversten en hoofdlieden, samen met Maria en met Jacob, die het Kind ie aan de hand had, die dag voor .het eerst het huis uit om naar buiten te gaan.
[3] Maronius Pilla, die een fijne neus had, nam direct een brandlucht waar.
[4] Hij liep dadelijk naar Jozef en zei: 'Edele vriend, merkt uw reukorgaan niet ook de geur op van een hevige brand?'
[5] Jozef nam hem vlug mee naar een plek achter het huis en wees toen met zijn vinger in de richting van de brandstapel.
[6] Maronius vroeg hem wat daar dan wel verbrand was.
[7] Jozef antwoordde: 'Vriend, één en ander werd juist daarom verbrand, opdat niet de hele wereld erop attent zou worden gemaakt !
[8] Maar Cyrenius weet er alles van. Vraag het hem dus maar; hij was getuige van heel dit gebeuren.'
[9] Hiermee moest Maronius en met hem nog enkele andere nieuwsgierigen het doen.
[10] Maar nu wilde het Kindje samen met Jozef, Cyrenius en Jonatha, alsook met Zijn Jacob, naar de plaats van de brand toe, waar het hier en daar nog wat narookte.
[11] Daar aangekomen, liep het Kindje drie malen om de vrij grote brandplek heen waarna Hij een halfverbrande dolk pakte en die aan Cyrenius gaf met de woorden:
[12] 'Kijk Cyrenius, nu zijn je vijanden overwonnen, hun lichamen zijn tot as verbrand!
[13] Hier op mijn hand ligt het laatste vijandelijke overblijfsel, en dat is dan ook nog onbruikbaar geworden!
[14] Ik reik je dit over ten teken, dat je verder tegen degenen, die tegen je zijn geweest, geen wraak meer mag nemen; er zijn er trouwens nog maar enkelen overgebleven,
[15] want net zo onbruikbaar en verkoold als deze dolk hier, moet voortaan de toorn zijn, in jou en in je weinige vijanden!
[16] Deze vijanden van je zijn van Tyrus gekomen om jou hier te gronde te richten.
[17] Maar Ik kende zowel de dag als het uur en het moment, waarop jij in gevaar zou verkeren.
[18] Dat was de reden, waarom Ik vannacht op het goede moment die storm deed opsteken, die de verscheurende dieren uit het gebergte hierheen dreef, en
[19] die de muitersbende zozeer de stuipen op het lijf moest jagen, dat zij onmachtig werden toen ze door die wilde dieren werden aangevallen.
[20] En kijk, zó zal het ook in de toekomst geschieden: er zal een machtig vuur uit de hemel over de gebeenten van de boosdoeners neerkomen, om ze tot stof en as te verteren!
[21] Driemaal zal de Heer rondgaan om die brandhaarden op de wereld, en niemand zal Hem vragen of zeggen Heer waarom doet U dat? ...
[22] Pas tijdens die derde rondgang zal ook de láátste bliksem van de toorn van de aarde worden teruggenomen! ,
[23] Iedereen verbaasde zich over deze toespraak, waarvan niemand ook maar iets begrepen had.
«« 210 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.