[2] Op Zijn eigen wijze zei het Kindje echter: 'Een klein stukje zou Ik best nog lusten. ..;
[3] maar Ik durf het eigenlijk niet te nemen, omdat moeder Mij anders wel weer zal uitfoeteren!'
[4] Cyrenius nu: 'Maar Kindjelief, als ik het Je aanreik, zal Je moeder toch zeker niets zeggen?'
[5] Maar het Kindje antwoordde heel naïef: 'Neen, zolang jij hier bent, zal zij inderdaad niets zeggen,
[6] maar als je straks weg bent, dan krijg Ik het dubbel op te horen!
[7] Je gelooft niet hoe lelijk Mijn moeder kan doen, als Ik iets doe, wat haar niet aanstaat!'
[8] Nu glimlachte Cyrenius en zei: ' Als ik Jouw moeder daarom nu eens zou uitfoeteren denk Je dan niet dat ze dan tegenover Jou wat toegeeflijker zou worden?'
[9] Het Kindje: 'Doe dat alsjeblieft niet; dan zou Ik namelijk, zodra je weg bent, pas echt een uitbrander krijgen, zoals Ik er nog nooit een heb gehad!'
[10] Nu vroeg Cyrenius verder:
[11] 'Maar mijn Leven, hemels Kind je van me. Als Je moeder dan zo lelijk doet, hoe kun Je dan toch zo veel van haar houden?'
[12] Het Kindje antwoordde: 'Omdat zij juist vanwege haar grote liefde voor Mij zo lelijk doet; zij is steeds maar erg bang dat Mij iets zou kunnen overkomen.
[13] Ik moet haar dus wel echt liefhebben! Is ze dan al eens boos zonder goede reden, dan meent zij het toch goed, en daarom verdient zij Mijn Liefde.
[14] En kijk, dat is nu precies de reden, waarom zij ook boos zou worden als Ik nog een stukje vis zou nemen; ze denkt namelijk dat het niet goed voor Me zou zijn.
[15] Het zou Me beslist geen kwaad doen, maar Zelf wil Ik nu niet tegen de goede bedoelingen van Mijn moeder ingaan.
[16] Als dat zo uitkomt wil Ik Mijzelf ook best eens verloochenen en Mij aan moeders gebod houden.
[17] Maar als dat geen zin heeft, dan doe Ik wat Ik wil.
[18] En het maakt Me dan ook helemaal niets uit, als in zo'n geval Mijn moeder wat opspeelt.
[19] Het is trouwens ook helemaal niet nodig nu nog een stukje vis te eten, Ik wil Mezelf dus best verloochenen, zodat moeder Mij niets zal kunnen verwijten als jij straks weg zult zijn.'
[20] Met een hart vol liefdevolle bewondering vroeg Cyrenius nu:
[21] ' Ja maar, Leven van me, als Je dan zo'n respect hebt voor Je aardse moeder, waarom heb Je Je dan zojuist niet door haar laten aankleden?
[22] Zal zij Je dan daarom niet uitfoeteren zodra ik weg zal zijn?'
[23] ' Ja reken maar, zei het Kindje, 'maar dáárvan zal Ik me dan ook niet al te veel aantrekken!
[24] Ik heb je toch al gezegd, dat Ik soms doe wat Ik wil, zonder te vragen of Mijn moeder dat goed vindt of niet...
[25] Op haar beurt mag Mijn moeder dan ook best tegen Mij foeteren, omdat zij het goed bedoelt en van goeden wille is. ,
[26] Maria moest nu even lachen en zij zei op schertsende toon: 'Wacht jij maar eens tot we straks alleen zijn!
[27] dan zal ik Je wel weer eens goed onder handen nemen, omdat Je Je nu over mij zo bij Cyrenius beklaagt!'
[28] Maar het Kindje glimlachte en zei: 'Neen, dat meent u niet! Ik kan het heel goed aan u zien, als u echt boos bent, want dan bent u helemaal rood; maar nu bent u prachtig blank, net als Ik, en zo bent u nooit boos!'
[29] Over deze opmerking moesten ze allemaal lachen, het Kindje ook. En Maria, gevolg gevend aan een hevige aandrang, nam het Kind je om Het inniger dan ooit aan haar hart te drukken!
«« 230 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.