[2] Je mag namelijk best weten, dat deze vis Mij helemaal niet smaakt!
[3] Ten eerste is hij taai en ten tweede zo droog als stro.
[4] Werkelijk, dit kan geen goede soort zijn, hetgeen je trouwens wel zien kunt aan het grote aantal hinderlijke graten!'
[5] Jonatha gaf toe: ' Ja mijn Heer en mijn God, dit is inderdaad de minste soort!
[6] Had Jozef mij maar eerder gewaarschuwd, dan was ik graag tienmaal in plaats van eenmaal heen en weer gelopen, en dan had ik voor U de allerbeste vis gehaald!
[7] Nu werd Jozef zelf toch óók wel wat boos over het feit dat zijn zoons de tafel van hun vader zo slecht hadden verzorgd.
[8] Maar het Kindje zei nu weer: 'Echt boos worden moeten we nu over zoiets ook weer niet;
[9] maar het is wel wonderlijk van mijn broers, dat zij voor zichzelf steeds het beste in de keuken houden, terwijl zij ons uitgerekend het slechtste voorzetten!
[10] Mijnentwege moge het hun allemaal goed bekomen, maar fraai en prijzenswaardig is het niet van hen!
[11] Want al hebt u Mij van die vis dan nog het beste stuk gegeven, toch kan Ik het niet weg krijgen, hoewel Ik nog flinke trek heb. ..
[12] en dat moet toch zeker een duidelijk teken zijn dat die vis slecht is!
[13] Hier, proef dit stukje nu eens, dat zal u ervan overtuigen dat Ik gelijk heb. ,
[14] Nu proefde Jozef inderdaad de vis en bevond dat het oordeel van het Kindje helemaal juist was.
[15] En zo stond hij dan ook terstond van tafel op en ging de keuken binnen, waar hij zijn vier zonen van een juweel van een tonijn zag smullen.
[16] Nu was bij Jozef de boot dan ook wel aan, zodat hij de vier koks stevig de mantel uitveegde.
[17] Maar die zeiden: 'Luistert u nu eens vader, al het zware werk moeten wij hier opknappen, mogen wij dan ook niet af en toe eens een beter stukje nuttigen dan degenen, die niet werken?!
[18] En overigens is de vis, die wij op uw tafel hebben opgediend nu ook weer niet slecht te noemen!
[19] Maar het Kindje, dat jullie zo vertroetelen, zit nu eenmaal vol grillen; logisch dat dan voor Hem niets goed genoeg is!'
[20] Maar nu werd Jozef pas echt kwaad, hij zei: 'Goed, goed, als jullie vindt, dat je mij op die manier kunt toespreken, dan hoeven jullie voor mijn tafel nooit meer iets klaar te maken !
[21] Van nu af aan zal Maria mijn kok zijn, en koken jullie dan maar voor jezelf wat je wilt, maar aan mijn tafel wil ik geen van jullie ooit meer zien!'
[22] Hevig opgewonden verliet Jozef nu de vier koks en via een zijdeurtje kwam. hij bij zijn tafelgezelschap terug.
[23] Toen werd het Kindje bedroefd; Het begon te huilen en hevig te snikken.
[24] Dadelijk vroegen Maria, Jozef en Jacob angstig wat eraan scheelde en of Het soms ergens pi jn had. ..
[25] of wat anders de reden kon zijn van dit plotselinge verdriet.
[26] Nu slaakte het Kindje een diepe zucht en op weemoedige toon zei Het tegen Jozef:
[27] 'Maar Jozef, wat kan er nu zo fijn zijn arme zwakke mensen je gezag te tonen, en voor zon gering vergrijp zo volledig te veroordelen?
[28] Neem Mij nu eens: wat heb Ik niet een massa vreselijk slechte koks op deze wereld! Ze zouden Mij, de Vader van alle vaders allang hebben laten verhongeren als zoiets Mij zou kunnen gebeuren!
[29] Koks zeg Ik je, die van Mij niets weten, en ook niets meer willen weten noch horen!
[30] En toch ga Ik niet even weg om hen in terechte toorn de les te lezen!
[31] Is het dan zo geweldig fijn de baas te spelen? De enige echte Baas van het hele Heelal ben Ik! Behalve Mij is er géén, in der eeuwigheid niet!
[32] En niettemin was Ik, Die dus jullie aller Schepper en Vader ben, bereid Mijn eeuwige en oneindige Goddelijke heerlijkheid veronachtzamend ten behoeve van jullie een zwak mensenkind te worden,
[33] opdat jullie door dit alles overtreffende voorbeeld van deemoed een grondige afkeer zoudt krijgen van jullie oude heersersgeest!
[34] Maar néé hoor. Juist in deze tijd aller tijden, waarin de Heer van alle Heerlijkheid Zich temidden van alle mensen heeft vernederd om hen allen door die nederigheid te winnen, juist nu willen de mensen de baas zijn en heersen!
[35] Ik besef heel goed, dat u uw vier zonen voornamelijk Mijnentwege de les hebt willen lezen;
[36] maar als u Mij dan al als de Heer erkent, waarom hebt u Mij dan, Die de Heer ben, vóór willen zijn?
[37] Omdat we nu een magere vis kregen voorgeschoteld, daarom zijn wij allen toch zeker nog niet ongelukkig; want we kunnen onszelf immers onmiddellijk een betere laten toebereiden.
[38] Maar die vier broers, die zijn nu de ongelukkigste schepselen op deze aarde, omdat u, hun vader, hen op deze manier hebt veroordeeld;
[39] en voor zo'n gering vergrijp is dat geen juiste straf! ...
[40] Wat zou er van jullie mensen moeten terecht komen, als Ik jullie nu eens zo ging behandelen als jullie het elkaar doet? ! Als Ik net zo kortaangebonden en ongeduldig zou zijn als jullie?!
[41] U weet niet waarom wij dit maal zo karig werden bediend; maar Ik weet het wel!
[42] En daarom zeg ik u: Ga naar hen terug en herroep uw vonnis, waarna Jacob u de diepere reden van deze slechte maaltijd uit de doeken zal doen!'
[43] Nu ging Jozef inderdaad naar zijn vier zoons terug en hij nodigde hen uit om hun fout tegenover hem toe te geven, zodat hij hun die dan zou kunnen vergeven.
«« 236 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.