[2] Hierop vergaf Jozef het hun en nam hij zijn veroordeling terug.
[3] Maar daarna zei hij tot het viertal: 'Weliswaar heb ik het jullie nu vergeven,
[4] maar ik was dan ook degene die door jullie het minst beledigd was.
[5] Maar hier is ook het Kindje, van Wie jullie tot mijn grote ergernis zeiden,
[6] dat Het erg verwend zou zijn, waardoor het uitermate grillig zou zijn en dat er voor Hem niets goed genoeg was.
[7] Jullie hebben Hem daardoor grof beledigd!
[8] Ga dus naar Hem toe en vraag Hem op de eerste plaats om vergeving, anders kon het jullie wel eens slecht vergaan!'
[9] Gevieren gingen zij naar het Kindje toe en zeiden tot Hem:
[10] 'Lief Broertje van ons! Ten onrechte hebben we Jou ten overstaan van onze vader zwart gemaakt,
[11] waardoor wij hem zo hevig kwaad hebben gemaakt, dat hij ons bijna vervloekte.
[12] Tegenover Jou en tegenover onze goede vader hebben wij zwaar gezondigd.
[13] Zul Jij, Broertje lief ons deze grove zonde ooit kunnen vergeven?'
[14] Nu glimlachte het Kindje de vier smekelingen heel vriendelijk toe, strekte Zijn kleine armpjes naar hen uit, en sprak met tranen in Zijn goddelijke ogen:
[15] 'Sta toch op, lieve broers, en kom hier bij Me, dan kan Ik jullie kussen en zegenen!
[16] Want waarlijk, als iemand tot Mij komt zoals jullie dat doen, dan zal hem alles vergeven worden, al had hij dan ook meer zonden gedaan dan er zandkorrels zijn in de zee en grassprieten op het land!
[17] Ik bezweer jullie: nog voor dat deze aarde werd gegrondvest, heb ik deze zonde al bij jullie gezien, en lang voordat jullie bestonden, heb Ik ze jullie ook vergeven.
[18] O lieve broers, jullie mogen voor Mij beslist geen angst hebben, want zozeer heb Ik jullie lief, dat Ik uit Liefde tot jullie allen zelfs nog eenmaal lijfelijk sterven zal !
[19] Weest dus maar niet bang voor Mij, want echt, zelfs al zouden jullie Mij vervloekt hebben, dan nog zou Ik jullie niet veroordeeld hebben, maar Ik zou veeleer hebben geweend om de hardheid van jullie harten!
[20] Kom dus bij Mij, lieve broers, opdat Ik jullie kan zegenen, omdat jullie Mij een beetje hebben beschimpt!
[21] Deze grenzeloze goedheid van het Kindje brak het viertal hun hart, zodat ze als kleine kinderen begonnen te huilen.
[22] En ook de disgenoten werden hierdoor zozeer ontroerd, dat ook zij hun tranen niet konden bedwingen.
[23] Nu kwam het Kindje overeind, en ging Zelf op het viertal toe; Het zegende en kuste hen en zei ten slotte nog:
[24] 'Nu zullen jullie, broeders lief toch zeker wel hebben begrepen, dat Ik jullie alles vergeven heb.
[25] Maar nu vraag Ik jullie dan ook: Gaat naar de keuken en breng een betere vis voor ons allemaal!
[26] Want Ik heb echt nog flinke honger en desondanks kan Ik deze vis, die jullie eerst voor ons hadden klaargemaakt, beslist niet eten!
[27] Het viertal stond nu vlug op en, na het lieve Kindje te hebben gekust, snelden zij naar de keuken om in de kortst mogelijke tijd een uitstekende vis voor Jozefs tafel toe te bereiden.
«« 237 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.