[2] Maar, omdat ik niettemin in jou Gods Wijsheid onderkende
[3] en omdat wij allen ten slot te toch nog een heerlijke en in alle opzichten smakelijk klaargemaakte vis kregen voorgeschoteld,
[4] zou ik toch graag ook dat nog door jou verduidelijkt willen zien, wat die fijne goed smakende vis als afsluiting verzinnebeeldt.
[5] De Heer zal jou zeker ook wel onthullen wat er goed was aan die maaltijd,
[6] waar Hij je ook al onthuld heeft wat er slecht aan was, en wat voor heel de wereld slecht zal zijn.'
[7] Jacob antwoordde: 'Lieve Vader Jozef, dat hangt niet van mij af, maar van de Heer alleen!
[8] Ik ben slechts een zwak werktuig des Heren, en ik kan pas spreken, als de Heer mijn tong daartoe in staat stelt.
[9] U moet dan ook niet van mij vragen wat mij niet ter beschikking staat en dus ook niet kan geven.
[10] Wend u daarover dus liever tot de Heer; als Hij het mij verleent, dan zult ook u het onverwijld en onvervalst vernemen!'
[11] Op dit moment wendde Jozef zich heimelijk tot het Kind je en zei:
[12] ' Jezu-mijn, Iaat mij ook mogen horen, wat de betekenis is van de goede vis!'
[13] Maar het Kindje antwoordde: ' Jozef, ge ziet toch wel dat Ik met Mijn vis nog niet helemaal gereed ben; wacht dus nog eventjes!
[14] Cyrenius is immers met zijn maaltijd ook nog lang niet klaar; we hebben dus nog zeker een half uurtje de tijd.
[15] In die tijd kan er nog van alles worden afgerond, beraden en besloten.'
[16] Vervolgens wendde het Kindje Zich echter tot Jacob en zei tegen hem:
[17] 'Jacob, terwijl Ik dit stukje vis opeet, mag jij best alvast zeggen, wat je op de tong zal worden gelegd.
[18] Het Kindje begon dus weer van Zijn stukje te eten, en Jacob ving aan als volgt te spreken:
[19] 'Deze laatste, goede vis verzinnebeeldt de liefde des Heren en Diens grote genade, die Hij de mensen ter beschikking zal stellen in de tijden, waarin alles en iedereen zich, boven de afgronden van de eeuwige dood zal bevinden.
[20] Maar de koks zullen voordien nog ernstig terecht moeten staan.
[21] Pas na dat gerechtelijk vonnis zal de tijd aanbreken, waarover de profeet Jesaja zijn voorspellingen deed.
[22] En dan zal die tijd op de aarde bestendigd worden zonder haar ooit weer ontnomen te worden. Dan zal de aarde ook een worden met de zon.
[23] Haar bewoners zullen dan in de van zonnelicht doorstroomde landouwen der zon wonen en even veel licht verspreiden als zij.
[24] De Heer zal dan de enige heerser zijn en al die van licht vervulde bewoners zullen samen een kudde uitmaken!
[25] Zo zal de aarde dan eeuwig voortbestaan, en eeuwig zullen haar bewoners zijn en eeuwig zal de Heer dan onder hen verblijf houden: een vader, Die voor altijd bij Zijn Kinderen blijven zal!
[26] Dan zal er geen dood meer zijn; wie dan zal leven, die zal eeuwig leven, nooit zal hij de dood meer ontmoeten! Amen!'
[27] Nu zweeg Jacob weer; heel het aanwezige gezelschap was echter stom van verbazing en bewondering over Jacobs grote wijsheid. Alleen het Kindje zei nog tot besluit: 'Nu ben Ik ook klaar met Mijn vis; ook daarom dus: Amen!'
«« 239 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.