[2] Ook wees hij deze daklozen plaatsen aan, waar zij de nacht konden doorbrengen.
[3] Er waren er namelijk maar weinigen, die in de stad durfden overnachten, deels vanwege de verschrikkelijke brandlucht,
[4] deels echter ook uit angst voor het gevaar, dat er nog steeds bestond voor de nog niet aangetaste huizen.
[5] Toen Jozef zijn karwei aldus had verricht, vroeg hij stilletjes aan het Kindje, of het nu eigenlijk wel veilig was het huis in de steek te laten en zich naar Jonatha te begeven.
[6] Het Kindje antwoordde: 'Waarom zou je je zorgen maken over het huis en de inboedel?
[7] Het is immers niet van ons, maar van degene die het heeft gekocht, en dat geldt ook voor de inboedel, die ook aan de koper toebehoort.
[8] Laten we dus alstublieft naar Jonatha gaan. Die heeft vast wel een goede portie vis voor ons klaarstaan! ,
[9] Jozef zei: 'Daar kun je wel gelijk in hebben, maar
[10] je zoudt ook kunnen bedenken, dat wij een kist vol goud en zilver achterlaten, en bovendien onze koeien en geiten en ezels,
[11] zou dat alles niet ten prooi vallen aan deze vele gasten?'
[12] Maar nu zei het Kindje: Jozef, dit gaat mijn verstand te boven,
[13] bespreek dat maar liever met Jacob, die begrijpt deze dingen beter nu dan Ik.'
[14] Jozef stelde dezelfde vraag aan Jacob.
[15] En Jacob gaf ten antwoord: 'Vader, als we nu eens alles zouden verliezen, maar we zouden daarbij de Heer behouden, wat zouden we dan nog helemaal verloren hebben?
[16] De Heer gaat immers met ons mee naar Jonatha, dan hebben we hier in het huis van de landvoogd toch niets te verliezen?!
[17] Laat de hele wereld je gestolen worden, maar behoud de Heer, dan bezit je meer dan wanneer alle werelden en heel het heelal je rechtmatig eigendom zouden zijn!
[18] Rechtschapen man, ga zonder enige vrees en zonder zorgen met de Heer naar Jonatha, om u daar dan ervan te overtuigen, dat wij hier niets zullen verliezen. ,
[19] Deze woorden des Heren, door Jacobs mond gesproken, brachten Jozef zozeer tot rust, dat hij nu ogenblikkelijk met heel zijn familie opbrak en zich naar Jonatha begaf.
[20] Daar zagen allen al met groot verlangen naar de komst van Jozef uit.
[21] Toen ze hem dan ook eindelijk in zicht kregen, liepen ze hem allemaal, Cyrenius incluis, als kinderen hun vader, tegemoet.
[22] Aldus trad Jozef, begeleid door de zijnen het huis van Jonatha binnen, waar deze onmiddellijk een heerlijk visgerecht liet opdienen, dat daartoe al gereed was gemaakt: allen namen ze nu het avondmaal.
«« 244 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.