[2] Hijzelf hielp zijn knechten om de overige vissen ten dele in vaatjes te doen, ten dele in de rookkasten te bergen.
[3] In een kwartiertje waren de vissen toebereid, zodat alle leden van Jozefs gezelschap konden ontbijten.
[4] Toen het ontbijt verorberd was, liep het alweer tegen de middag, zodat Jozef zei:
[5] 'Het is de hoogste tijd nu om naar huis te gaan.
[6] Jij, broeder Jonatha, wilt mi j wel begeleiden en dan vandaag nog bij mij blijven!'
[7] Jonatha antwoordde vol vreugde:
[8] 'Best broeder, dat doe ik het allerliefste; je weet trouwens best, dat ik je zo bijzonder graag mag!'
[9] Vervolgens pakte Jonatha drie flinke vaten vol met de fijnste vis, en uitgelaten trok hij met Jozef en diens gezin naar de villa.
[10] Toen ze daar aankwamen, zagen ze tot hun verbazing niemand van de brandslachtoffers meer.
[11] Het huis stond daar helemaal leeg, en alle deuren stonden open.
[12] Toen Jozef zijn huis zo zag, zei hij: 'Dat voorspelt niet veel goeds!
[13] Hier schijnen dieven op bezoek te zijn geweest. Dergelijke lieden maken zich uit de voeten als ze een huis hebben beroofd; een eerlijk mens blijft!
[14] Jongens, gaan jullie eens binnen kijken of er in het huis nog iets is overgebleven en komt mij dat dan vertellen!'
[15] De vier oudere zoons gingen nu het huis binnen, doorzochten het, en bevonden, dat het met uitzondering van het vee in de stallen volledig was leeggeplunderd.
[16] Ook de provisiekamer was leeg en in de geldkist was geen cent meer te vinden.
[17] Toen Jozefs vier jongens dit alles zo aantroffen, waren zij verslagen. Ze gingen terug naar Jozef en vertelden hem de hele toestand.
[18] Nu werd Jozef kwaad over zoveel slechtheid onder de mensen; dat zij degenen, die hen weldeden op deze manier bedankten!
[19] En, in hevige toorn ontstoken, zei hij: 'Werkelijk, als het in mijn macht zou liggen om dergelijk gespuis afdoende te straffen, dan zou ik op de hoofden van dat dieventuig onmiddellijk vuur uit de hemel laten regenen!'
[20] Maar nu stapte het Kindje op Jozef toe en zei: 'Hé hé, vader Jozef, nu doet u toch wel erg lelijk!
[21] Mij hebben die dieven u toch nog laten behouden; hoe kunt u dan zo boos op hen zijn?
[22] Die dieven hebben uw huis alleen maar een grote weldaad bewezen, door het zo drastisch te reinigen!
[23] Want voorwaar. ..als in de toekomst een huis (dat wil zeggen een mensenhart) niet zo drastisch gereinigd zal zijn, dan zal Ik daar niet binnentreden!
[24] Dit huis is nu van alle wereldse sintels volledig gezuiverd, en Mij bevalt het best zo!
[25] Want ten eerste staat het nu werkelijk open in al zijn ruimten en alle kamers,
[26] en ten tweede is het zo ook helemaal schoon, en dus helemaal geschikt gemaakt voor Mijn intocht; ga dus niet tegen die dieven tekeer: u zoudt daardoor hun schuld alleen maar groter maken!
[27] Jozef en alle anderen probeerden deze woorden in hun hart te verwerken, en het Kindje zei tot besluit:
[28] 'Weten jullie wel dat alle mensen Mij net zo plegen te bejegenen als deze slachtoffers van de brand het dit huis hebben gedaan, en toch laat Ik geen vuur uit de hemel regenen!
[29] Ook jullie moeten dus degenen, die goed met kwaad vergelden, niet vervloeken, pas dan zullen jullie echt kinderen van de Ene Vader in de Hemel zijn!' ... Door deze woorden volledig gekalmeerd ging Jozef nu welgemoed zijn huis binnen.
«« 250 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.