[2] Zij braken in tranen uit en snikkend zei Maria tegen Jozef:
[3] 'Kijk nu toch eens, zelfs mijn tempelgewaden zijn door die slechte mensen geroofd!
[4] Dat doet werkelijk pijn en treft mij diep in mijn hart!
[5] Op het gebied van kleding stonden wij er toch altijd al zo behoeftig voor; nu moesten we perse ook nog het allernoodzakelijkste erbij inschieten!
[6] Ik wil dit alles weliswaar graag offeren voor de Heer, maar toch heb ik er verdriet van, omdat het precies het enige was, dat ik voor noodzakelijke omwisseling over had!
[7] Dit vind ik nu echt vreselijk! Maar nog meer verdriet heb ik erover, dat die lelijke dieven ook het linnengoed van het Kindje hebben meegepakt.
[8] Dat bezit nu nog alleen het hemdje dat Het aanheeft. Hoe kom ik nu voor Hem aan een tweede?
[9] O Jij arm Kleintje, nu zal ik Je niet meer dagelijks een schoon hemdje kunnen aantrekken, terwijl Je dat juist altijd zo fijn vond!'
[10] Diep ontroerd trad nu Jonatha naar voren en zei: 'O meest verhevene en geheiligde moeder van mijn Heer, treur toch niet langer; ik bezit nu immers ook goud en zilver .
[11] Met het grootste plezier geef ik het tot en met de laatste stuiver aan u om naar behoefte te gebruiken.
[12] Weliswaar weet ik best dat de Heer aller Heerlijkheden mijn goud en zilver niet nodig heeft, want Hij, Die alle dieren, alle bomen en planten, ja heel de wereld zo meesterlijk heeft gekleed, Hij zal zeker ook het lichaam van Zijn moeder niet aan naaktheid blootstellen.
[13] Maar desondanks zou ik toch bijzonder graag terwille van mijn zaligheid, al mijn schatten aan u willen afstaan.
[14] O moeder, neem ze aan, ik schenk ze u van harte!'
[15] De blik in Maria's ogen drukte diepe genegenheid uit, toen zij tot Jonatha zei:
[16] 'O Jonatha, wat ben jij toch nobel en grootmoedig; jouw bedoeling alleen is mij eigenlijk al genoeg!
[17] Maar als het de Heer beha gen zou, dan zou ik voor het Kindje wel om een beetje steun durven vragen.
[18] Mocht het echter de Heer niet aangenaam zijn, dan heb ik je hartelijke aanbod toch van harte gewaardeerd, en zal ik je daarvoor altijd dankbaar blijven!'
[19] Hier kwam het Kindje Zelf toegelopen en Het zei tegen Jonatha: 'Jonatha doe gerust wat moeder van je verlangt, eens zul je daarvoor een grotere beloning verwerven!
[20] Want wij zijn nu echt arm. en dat te meer, omdat Ik terwille van het Heil van de mensen geen wonder mag verrichten!'
[21] Nu rende Jonatha uiterst verheugd naar zijn huis, en in de kortst mogelijke tijd had hij al zijn goud en zilver gehaald en aan Maria 's voeten gelegd.
[22] Toen zij zoveel toewijding en offerbereidheid zagen, konden Maria en Jozef hun tranen niet langer bedwingen.
[23] Van vreugde huilde Jonatha mee, en hij hield niet op God te danken, dat hij een dergelijke genade was waardig bevonden als die van bijstand aan Maria te mogen verlenen!
[24] Het Kindje zegende nu Jonatha en Het zei tegen Maria: 'Kijk kijk, dat zal ons wel weer een schoon hemd je opleveren; alle reden om nu weer blij te zijn!' ...En inderdaad voelde ieder van hen zich nu weer opgewekt en blij.
«« 251 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.