[2] Het was Jacob, die dit aan Jozef en Maria mededeelde.
[3] Maar Jozef zei tegen Jacob: 'Niet dat wij je niet zouden geloven, maar wat voor veranderingen moet dat voor mij meebrengen?'
[4] 'Dat laatste, vader, heeft de Heer mij niet opgedragen u mede te delen;
[5] maar, zoals de Heer nog steeds tot u gesproken heeft door de mond van een engel, zo zal Hij dat ook ditmaal doen.
[6] Want zou het niet in strijd zijn met de goddelijke orde, indien een zoon aan zijn vader zou wijzen welke weg te gaan!?'
[7] Jozef zei nu: 'Dus jij denkt dat de Heer dat zal doen?'
[8] Jacob antwoordde: 'Vader, .zo heb ik het zojuist in mijn binnenste vernomen:
[9] "Deze nacht nog zal Ik je in een heldere droom Mijn Engel zenden; hij zal je Mijn wil bekend maken...
[10] en zoals die het je zal aanzeggen, zo moet je overeenkomstig diens woorden dan direct handelen"!'
[11] Toen Jozef dit van Jacob vernomen had, ging hij naar buiten om tot God te bidden, waarbij hij Hem dankte voor deze mededeling vooraf door de mond van zijn zoon Jacob.
[12] Jozefbad langdurig en volhardend; pas na drie uren ging hij terug naar huis om te rusten.
[13] Toen hij nu zo op zijn bed lag te slapen en zijn vermoeide ledematen rust gunde, verscheen hem in een droom de Engel des Heren, die tot hem zei:
[14] 'Sta op, neem het Kind en Zijn moeder mee, en trek met hen naar het land Israël; want zij, die het Kind naar het leven stonden, zijn gestorven!'
[15] Toen Jozef dit vernomen had, stond hij dadelijk op en stelde hij Maria ervan op de hoogte.
[16] Deze zei: 'De wil des Heren geschiede altijd en in eeuwigheid!
[17] Maar je spreekt slechts over ons drieën? Moeten jouw kinderen hier achterblijven?'
[18] Jozef sprak: 'Wel nee, volstrekt niet; wat de engel tegen mij zei, geldt uiteraard voor heel mijn gezin!
[19] Op deze wijze sprak de Heer immers vaak tot de profeten, als ging het uitsluitend over hen.
[20] niettemin ging het in die toespraken van de Heer altijd over heel het Volk!'
[21] Dit werd door iedereen begrepen, zodat de zonen vlug naar buiten gingen om alles voor het vertrek klaar te maken.
[22] Stomverbaasd kwamen zij echter weer terug; want alles stond al voor het vertrek gereed: er stond voor ieder afzonderlijk een ezel klaar, bepakt met alles, wat je op reis maar kunt nodig hebben.
[23] Jozef droeg alle staande en onroerende zaken over aan Jonatha, die daar die nacht logeerde, hij zegende hem en bezwoer hem over een jaar naar Nazareth te komen.
[24] Ook het Kindje zegende hem en kuste hem. Jonatha weende vanwege dit plotselinge vertrek.
[25] De zon was nog lang niet opgegaan, toen Jozef en de zijnen de lastdieren bestegen en landinwaarts wegtrokken.
«« 257 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.