[2] In de eerste hoofdstukken, waarin van Jozefs vertrek van Bethlehem naar Egypte sprake was, is verteld, hoe Jozef de rijke Salome te Bethlehem had gevraagd om de pacht van zijn hoeve bij Nazareth voor hem te verlengen.
[3] Heeft Salome dat gedaan? Ja, dat had zij gedaan; maar zij deed niet slechts wat Jozef wilde, maar zij heeft die pachthoeve zelfs aangekocht, en wel met een tweeledige bedoeling:
[4] ten eerste om, ingeval Jozef, of een van diens kinderen ooit zou terugkeren, die dan in het vrije bezit daarvan te stellen,
[5] of anders deze voor haar zo heilige hoeve als een aandenken aan de Heilige Familie zelf te behouden.
[6] Zij hield deze hof namelijk voor een zo voornaam heiligdom, dat zij zichzelf niet waardig achtte daarin te gaan wonen of nog minder er huurders in te nemen.
[7] Maar om niettemin in de nabijheid van deze bezitting te kunnen leven, kocht zij er een belendende akker bij, waarop zij een aardig huisje liet bouwen, waarin zij zelf met haar bedienden ging wonen, en waar zij ook meermalen door Cornelius werd bezocht.
[8] Nu wilde het toeval dat Cornelius op de terugtocht van een dienstreis Salome een bezoek bracht, juist op de dag dat Jozef in Nazareth terugkeerde!
[9] Het was een heerlijke avond met volle maan, en er was geen wolkje aan de lucht.
[10] Omdat het zo'n mooie avond was begaf Salome zich met Cornelius op het dakterras van haar mooie huisje, dat vrij dicht aan de hoofdweg was gelegen, en dat, op een afstand van ongeveer 140 meter in oostelijke richting, uitzicht bood op Jozefs hof.
[11] Herhaaldelijk wierpen zij beiden een blik op de voormalige woning van de Heilige Familie, en Cornelius zei dikwijls:
[12] 'Salome, ik zie die verschijning in Bethlehem nog steeds levendig voor me, als in een verrukkelijke uiterst verheven droom, en deze hof herinnert mij daar voortdurend aan.
[13] Maar, die verschijning te Bethlehem was tegelijk van een zo wonderlijke grootsheid, dat ik er steeds minder van begrijp naargelang ik er meer over nadenk.
[14] En Salome zei dan op haar beurt: ' Ja vriend Cornelius, ook ik kan maar niet begrijpen dat ik bij de grootte van deze gebeurtenissen zelf nog in leven kon blijven!
[15] En dan is er tussen jou en mij ook nog dit verschil, dat ik, zonder er iets tegen te kunnen doen, voortdurend dat Kind in mijn hart moet aanbidden! ...,
[16] terwijl jij die hele geschiedenis alleen maar kunt zien als een buitengewoon verheven gebeurtenis.
[17] Ik heb dan ook al vaker het idee gehad dat als die familie hier ooit nog eens zou terugkeren, ik het van pure zaligheid zou besterven!
[18] Stel toch eens, dat zij daar tegenover mij zouden wonen, in die hof. ..mijn God, wat voor gevoelens zou dat in mij losmaken!
[19] Werkelijk voor mij zou dat dan op dit dakterras de hemel der hemelen betekenen. ,
[20] En Cornelius zei: ' Ja, je hebt gelijk, ook voor mij zou dat een ideaal zijn!
[21] Maar, stel nu eens het geval, dat die allerverhevenste godenfamilie hierheen zou komen, en wij hen uit de verte reeds zouden herkennen, wat zouden we dan nu moeten doen?'
[22] Salome sprak: '0 zeg dat niet vriend; ik zou sterven van geluk!,
[23] Terwijl die twee zich op deze, Gode welgevallige wijze daar op dat dakterras bezighielden, het was inmiddels al tamelijk laat geworden,
[24] bemerkte Cornelius op een afstand van zo'n vierhonderd meter een stel reizigers -je zou het een kleine karavaan kunnen noemen en zei tegen Salome:
[25] 'Kijk daar eens, zo laat op de avond nog, een groep trekkende reizigers. Zouden het Grieken zijn, of joden misschien?
[26] Salome, wat zou jij nu doen als dat nu eens die heilige familie zou zijn?'
[27] Salome schrok van die vraag en zei: 'Ik smeek je: spreek niet steeds over dat onderwerp; je moet in mij niet alsmaar wensen oproepen, die toch niet kunnen worden vervuld!
[28] Wat zou jijzelf wel doen op zo'n toppunt van zaligheid?'
[29] Cornelius antwoordde: 'Nu, eerlijk gezegd zou ik er dan ook slecht aan toe zijn! Maar kijk eens, de karavaan houdt stil en ik zie een van hun mensen regelrecht op ons afkomen! Kom, laten we gaan kijken wie dat is!'
[30] Ze gingen die man dus tegemoet. Nu was die man een van Jozefs zonen, die met een kruik naar hun huis toekwam om water te vragen.
[31] Zij herkenden hem echter beiden niet; dat wilde de Heer namelijk zo omwille van hun welzijn.
«« 259 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.