[2] Toen hij de kamer betrad overviel hem een grote angst, waardoor hij geen woord over zijn lippen kon krijgen.
[3] Jozef ging naar hem toe en zei: 'Vriend, ik bezit geen geld; neem dus iets van mijn bezit dat U een drachme waard is als tegenwaarde.'
[4] Nu kwam de Israëliet een beetje bij en zei met trillende stem: 'Man van Nazareth, nu herken ik je pas: jij bent Jozef, de timmerman. Jij bent dezelfde, aan wie negen maanden geleden een maagd des Heren, Maria geheten, door het lot in de Tempel werd toegewezen!
[5] Dit is datzelfde meisje! Nou, jij hebt goed op haar gepast zeg, dat ze nu al moeder moest worden! Wat is er gebeurd?
[6] Ik ben er wel zeker van dat u niet de vader bent, want mannen van Uw leeftijd en van Uw godsvrucht -wat bekend is in heel Israël doen zoiets nooit!
[7] Maar U hebt volwassen zoons. Kunt U voor hun onschuld instaan? Hebt U steeds op ze gelet? Al hun denken en handelen, doen en laten in de gaten gehouden?'
[8] Jozef wierp hem nu tegen: Ja, nu herken ik jou ook; jij bent Nicodemus, een zoon van Benjamin, van de stam Levi. Hoe haal jij het in je hoofd mij uit te horen? Dat komt jou helemaal niet toe! De Heer Zelf heeft mij onderzocht, zowel in de Tempel als op de Berg der Vervloeking! Hij heeft mij voor de Hoge Raad onschuldig bevonden; wat zoek jij mij en mijn zoons dan nog te beschuldigen?
[9] Ga maar naar de Tempel op doe daar navraag bij de Hoge Raad, dan zul je over mijn huis een juist getuigenis krijgen!'
[10] Door deze woorden werd de jonge rijkaard zeer getroffen; hij zei: 'Maar om Gods Wil, als dat zo is, vertel me dan alsjeblieft, hoe het komt dat dit meisje heeft gebaard. Was het een wonder, of is het op natuurlijke wijze toe gegaan?'
[11] Nu deed de ook aanwezige vroedvrouwen stapje naar voren tot Nicodemus en zei: 'Beste man, hier, pak aan je overnachtingsgeld: een drachme, dik betaald, het zeer karige onderkomen in aanmerking genomen! En houd ons nu niet langer op, want we moeten vandaag nog in Bethlehem zijn!
[12] Maar weet wel, dat Wat vannacht zo armetierig in jouw herberg heeft gelogeerd voor één drachme, dat Daarvoor je allermooiste kamer, gesierd met edelstenen en goud, nog veel te min zou zijn! In dit kamertje, dat hoogstens goed genoeg mag heten voor een dwangarbeider, heeft Gods Heerlijkheid Zelf verblijf gehouden!
[13] Ga naar dat Kindje, raak het aan, dan zullen die dikke schillen van je ogen vallen; dan zul je zien, Wie bij je op bezoek is geweest ...! Als vroedvrouw heb ik volgens oude gewoonte het recht jou toe te staan het Kindje aan te raken.
[14] Nu ging Nicodemus naar het Kindje toe en raakte Het metterdaad aan; en toen hij Het had aangeraakt, ging hem een innerlijk Licht op, waardoor hij althans voor een kort ogenblik Gods Heerlijkheid vermocht waar te nemen.
[15] Onmiddellijk viel hij voor het Kindje op zijn knieën, aanbad Het en zei: 'O God, dat Gij Uw volk in deze gestalte en op deze wijze bezoekt! ...Hoe groot moet Uw genade met hen zijn en Uw erbarmen jegens hen! ...
[16] Maar, wat staat mij nu met dit-mijn-huis te doen? En wat staat mijzelf te wachten, nu ik Gods Heerlijkheid zo heb miskend?'
[17] De vroedvrouw antwoordde hem en zei: ' Je blijft maar precies zoals je bent; maar bewaar wel over hetgeen je gezien hebt het diepste stilzwijgen, anders zul je Gods straf kunnen verwachten!. ..' Nicodemus gaf nu de drachme weer terug en ging onder tranen naar buiten. Het desbetreffende kamertje liet hij later inderdaad rijk met goud en edelstenen verfraaien. Jozef echter is direct afgereisd.
«« 26 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.