De vermoedens van Salome en Cornelius over de kleine karavaan. Salome door de hernieuwde kennismaking overrompeld

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 261 / 302 »»
[1] Salome en Cornelius begonnen nu echter koortsachtig na te den­ken over dit uit Egypte afkomstige reisgezelschap.
[2] Cornelius zei: 'Deze vier mannen zien er nog niet oud uit, en, als ik het goed heb gezien, lij­ken ze veel op de zoons van die wonderbaarlijke man, met wie wij in Bethlehem beiden van doen hadden.
[3] Ook hun uitspraak is typisch Nazareens!
[4] Zeg, geachte vriendin, die wonderbaarlijke man­ hij heette Jozef -is immers naar alle waar­schijnlijkheid ook naar Egypte geëmigreerd; dat heb ik althans uit de brief van mijn broer uit Tyrus begrepen.
[5] Stel nu eens dat dit dezelfde Jozef zou zijn?
[6] Moeten we eigenlijk niet eens naar die lieden toegaan om ze eens goed te bekijken! Het zou toch kunnen, dat het de bewuste mensen zijn!
[7] Moeten wij hen in dat geval niet onmiddellijk zo gastvrij mo­gelijk ontvangen?'
[8] Toen Salome deze veronder­stelling beluisterde, viel zij bijna flauw van verrukking en zei:
[9] ' Ja vriend, je zult wel gelijk hebben, het zal wel zo zijn; dat is ongetwijfeld die heilige familie!
[10] Mijn personeel moet on­middellijk opstaan en met ons mee naar hun rustplaats gaan!'
[11] Salome ging dus haar per­soneel wekken.
[12] Een half uur later was in Salome's huis iedereen in actie.
[13] Toen dan alles klaar was zei Cornelius tegen Salome:
[14] 'Laten we nu maar gaan zien wie er achter deze familie schuilgaat!'
[15] Salome riep nu iedereen in huis bij elkaar en heel dat gezel­schap trok dus naar de plek, waar Jozef en de zijnen bij een getem­perd vuurtje lagen te rusten.
[16] Toen zij daar aankwamen merkte Cornelius op:
[17] 'Salome, kijk eens naast het vuur, is dat niet de jeugdige Maria, Jozefs vrouw met haar kindje?
[18] En die oude man daar, zeg eens, is dat niet Jozef, die won­derbaarlijke man, die we in Beth­lehem hebben leren kennen?!'
[19] Nu sperde Salome haar ogen wijd open en staarde aan­dachtig in die richting, en de een na de ander herkende zij degenen, die Cornelius haar aanwees. ..
[20] Maar nu was het dan ook gebeurd met Salome! Ze viel in onmacht; Cornelius had de groot­ste moeite om zijn gezellin weer bij te brengen.
«« 261 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.