Salome draagt huis en hof in uitstekende toestand aan Jozef over . Jozef in verlegenheid. Deemoed en liefde van Salome. Een heerlijk getuigenis over de Heer. Een woord van de Heer over de liefde

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 263 / 302 »»
[1] Het personeel van Salome en de staf van Cornelius samen met Sa­lome en Cornelius zelf, hielpen nu bij het overbrengen van alle ba­gage.
[2] Daarna leidde Salome het gezelschap binnen in de goed in­gerichte kamers van het huis.
[3] Jozef verwonderde zich over de zeer grote zindelijkheid die het huis vervulde.
[4] De bedden waren of nieuw of gereinigd, terwijl zelfs de stal zeer doelmatig was ingericht.
[5] Jozef stelde vast dat Salome werkelijk voortreffelijk voor hem had gezorgd.
[6] Maar daarna vroeg hij aan Salome: 'Lieve vriendin, je ziet toch wel dat ik arm ben en niet in het bezit van enig vermogen! Hoe zal ik je dit ooit kunnen vergoe­den?'
[7] Deze vraag van Jozef beant­woordde Salome met tranen in de ogen:
[8] 'Maar beste vriend, wat zou ik dan wel het mijne mogen noe­men op deze wereld, dat ik niet ontvangen zou hebben van Hem, Die nu op de arm van Zijn lieflijke moeder rust?
[9] Ik heb het toch onmisken­baar zeker van Hem ontvangen, Die zo wonderbaarlijk bij U ver­blijf houdt. Hoe zou ik dan iets het mijne kunnen noemen, dat al van alle eeuwigheid van Hem was, Die bij U is?
[10] O neen, de Heer, de Hei­lige van Eeuwigheid, kwam niet tot ons, arme zondaars, als kwam Hij in den vreemde,
[11] maar Hij kwam immers in Zijn eigendom van eeuwigheid; wij kunnen Hem dus niets geven!
[12] Wij kunnen Hem hoog­stens Zijn Eigendom aanreiken en dat dan nog slechts voor zover Hij ons daar de kracht voor geeft.
[13] Zo gezien is elke vermeen­de schuld van U aan mij dus een eeuwig misverstand, want ik ben reeds voor alle eeuwigheid be­loond, doordat ik voor U mag zorgen, de hoogst denkbare roe­ping!
[14] En dat nog te meer, omdat ik met alle kracht van mijn ver­mogen aanvoel, dat juist ik beslist de alleronwaardigste ben om deze roeping te mogen vervullen!'
[15] Op dit moment werd het Salome onmogelijk om verder te spreken; ze weende stilletjes van gelukzalige liefde.
[16] Maar nu werd het Kindje wakker en Het was dadelijk bij­zonder levendig.
[17] Toen Het Zich op de schoot van Maria helemaal over­eind had gewerkt, keek Het Salo­me en Cornelius allerliefst aan en zei:
[18] 'Salome-lief en ook jij, Cornelius, terwijl Ik sliep heeft jullie grote liefde Mij uit Mijn slaap gewekt.
[19] Werkelijk, dat is fijn en aangenaam; en zo moet het eeu­wig blijven!
[20] Van nu af wil Ik voor ieder­een slapen in Mijn oerwezen, maar zij, die tot Mij zullen komen met een liefde als die van jullie; zij zullen Mij voor zichzelf voor eeu­wig wakker houden!
[21] Ga nu gerust slapen Salo­me, als je Mij morgen maar een goed ontbijt brengt!'
[22] Salome was helemaal ver­rukt, toen zij de Heer voor het eerst zo hoorde spreken. Nu loof­den en prezen alle aanwezigen God, en gingen ter ruste.
«« 263 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.