[2] 'Broeder, ik kan me nog goed herinneren dat je de Griekse wijsgeren bestudeerde; vaak heb je mij wijze uitspraken van Socrates geciteerd.
[3] Een van die uitspraken was bijvoorbeeld: een mens behoeft niets te Ieren, hij behoeft slechts zijn geest op te wekken om zich alles te herinneren.
[4] Zo zou hij dan alles ter beschikking hebben wat hij nodig heeft"voor heel de eeuwigheid.
[5] Weet je nog dat je mij dat, als een wijze leraar van de jeugd, vaak hebt voorgehouden?!
[6] En, als jouw beginsel ongetwijfeld juist is, wat zou er dan nog verder nodig kunnen zijn?!
[7] Wat wij hier zien is dus niets anders dan een levende bevestiging van jouw stelling van Socrates.
[8] In dit Kind van mij is de geest al zeer vroegtijdig opgewekt, door een bijzonder proces in zijn natuur, waardoor dit Mensenkind nu reeds genoeg ter beschikking blijkt te hebben voor heel de eeuwigheid,
[9] zodat wij Hem derhalve dan ook niet meer hoeven te geven dan wat Hij van Zichzelf al heeft.
[10] Dit lijkt mij evenzeer juist als dat een en een samen twee zijn, vind je niet?'
[11] Nu greep Dumas zich naar het voorhoofd, en met zekere pathos zei hij:
[12] 'Ja, zó is het; en ik ben dus degene, die de joodse domkoppen een snuifje heb aangereikt van deze echtewijsheid!
[13] Waarbij ik jou uiteraard niet insluit; want jij bent juist zowat de enige, met wie ik over die goddelijke Socrates, Aristoteles, Plato en anderen heb kunnen praten!
[14] Ook wij hebben weliswaar enkele zeer grote figuren, zoals bijvoorbeeld de profeten en de eerste grote koningen van ons volk,
[15] maar voor toepassing in de praktijk zijn die niet zo goed bruikbaar als de Griekse wijzen van de Oudheid.
[16] Onze profeten bezigen namelijk steeds een spreekwijze, die zij zelf wellicht even moeizaam begrepen als wij het nu doen.
[17] Neen, dan zijn die oude Grieken heel wat anders:
[18] die zeggen tenminste helder en duidelijk waar het over gaat, waardoor zij dan ook, vooral voor de man van de praktijk, uitermate nuttig zijn.
[19] Waarschijnlijk komt dat voornamelijk daardoor, dat zij net als ik -leraren van het volk waren.'
[20] Nu moest Jozef toch wel even glimlachen, want hij zag nog heel precies die oude vereerder van de Grieken voor zich, maar tegelijk ook de zelfvoldane man, die op eigen roem uit was;
[21] maar, om zijn Kind je niet onder verdenking te brengen, liet hij het maar zo.
[22] Maar nu liep het Kindje Zelf naar Dumas toe en zei tegen hem:
[23] 'Maar beste vriend, ge zijt toch wel erg nevelig en ook dom als ge de joodse wijzen ten achter stelt bij de Griekse filosofen.
[24] Want die eersten spraken uit God, ...terwijl die anderen redeneerden vanuit de wereld.
[25] Doordat gij nog zo volledig vol bent van de geest van de wereld, en tegelijk zo leeg aan de Geest Gods, komt het, dat ge meer begrip hebt voor wereldse dan voor goddelijke zaken!'
[26] Dit betekende voor Dumas een geweldige opstopper. Hij nam zijn toevlucht tot een geleerde geeuwen zei slechts in het Latijn tegen Jozef: ' Dixit puer ille! Ergo autem intelligo eius ironiam quam acerbam. Dixi!'* (* Het is nog maar een knaap die dit zegt. Daarom vind ik zijn spot werkelijk wat scherp) Vervolgens maakte hij zich uit de voeten en liet Jozef aan diens lot over; voor deze reden genoeg om verder te gaan.
«« 277 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.