[2] 'Luistert: we zullen moeten verwachten dat we overal een dergelijk onthaal zullen krijgen. ..
[3] We moesten ons maar niet langer afgeven met het bezoeken van vroegere vrienden, kennissen en familieleden;
[4] bij Dumas heb ik nu wel voldoende duidelijk ingezien, waartoe de mensen in staat zijn als je hen ook maar iets te na komt.
[5] Ik voel er dus meer voor om naar huis terug te gaan. ..Zeg jij eens hoe jij erover denkt, dierbare wederhelft?'
[6] Maria antwoordde: ' Jozef, mijn geliefde gemaal, je weet, dat ik tegenover jou geen eigen wil heb, omdat jouw wil steeds ook de mijne is, zoals dat trouwens volgens de heilige orde des Heren ook behoort te zijn!
[7] Maar ik vind wel dat we, nu de Heer Zelf persoonlijk in ons midden is, Hem hierover ook dienen te raadplegen!'
[8] En Jozef nu: 'Maria, dierbare echtgenote, daar heb je volkomen gelijk in;
[9] en dus zal ik dat dan ook onmiddellijk doen, dan zullen we precies te horen krijgen wat het beste zal zijn!'
[10] En spontaan zei het Kindje nu: 'Hoewel het overal goed zal zijn, toch zou het nog beter zijn om thuis te zijn.
[11] Want jullie moeten wel weten dat Mijn Tijd nog lang niet is aangebroken; maar als Ik dan al met jullie ergens heen ga, dan kan Ik mijn Godheid in al Zijn Volheid toch niet steeds zodanig verhullen, dat Die door de omstanders niet ervaren wordt.
[12] Daarom is het voor Mij nu thuis het beste,. want daar valt het het minst op wat er in Mij huist.
[13] Jozef, als u in de toekomst zakelijk ergens heen zult moeten gaan, ga dan dus maar liever met uw andere kinderen;
[14] en laat Mij maar mooi thuis; dan zult u door Mij het minste last ondervinden
[15] Dus begaf Jozef zich nu weer op weg naar huis. Maar daar aangekomen, vond hij tot zijn niet geringe verbazing zijn vier zoons die thuisgebleven waren in hevige woordenstrijd gewikkeld met een paar inspecteurs van Archelaüs.
[16] Deze aasvliegen hadden kennelijk al geroken, dat hier iemand zijn intrek had genomen;
[17] waardoor zij dan ook dadelijk bij de hand waren om de belasting af te persen.
[18] Toen Jozefs zonen hen echter wezen op het Romeinse vrijdomsbordje op de deur, werden zij kwaad en wilden het van de deur afrukken.
[19] Maar juist voor dat zou plaats vinden kwam Jozef, die de rovers meteen de vraag stelde, met welk recht zij dat wilden doen.
[20] Zij gaven ten antwoord: 'Wij zijn ambtenaren van de koning en doen dit naar 's konings recht!'
[21] Maar Jozef zei: 'En ik ben ambtsdrager van de Almachtige God, en naar Diens Recht: maakt dat je wegkomt!' Een hevige schrik greep nu die snoodaards aan, zodat ze ijlings de vlucht namen. Nadien werd hun huis door dergelijke boeven met rust gelaten.
«« 278 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.