Jozef overweegt naar huis terug te keren. Edele woorden van Maria als Jozefs echtgenote. Goede raad van het Kindje. Jozef keert terug. Strijd met Archelaüs tolgaarders

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 278 / 302 »»
[1] Eenmaal vertrokken uit het huis van Dumas, zei Jozef tot zijn reisgenoten:
[2] 'Luistert: we zullen moeten verwachten dat we overal een der­gelijk onthaal zullen krijgen. ..
[3] We moesten ons maar niet langer afgeven met het bezoeken van vroegere vrienden, kennissen en familieleden;
[4] bij Dumas heb ik nu wel vol­doende duidelijk ingezien, waar­toe de mensen in staat zijn als je hen ook maar iets te na komt.
[5] Ik voel er dus meer voor om naar huis terug te gaan. ..Zeg jij eens hoe jij erover denkt, dierba­re wederhelft?'
[6] Maria antwoordde: ' Jozef, mijn geliefde gemaal, je weet, dat ik tegenover jou geen eigen wil heb, omdat jouw wil steeds ook de mijne is, zoals dat trouwens vol­gens de heilige orde des Heren ook behoort te zijn!
[7] Maar ik vind wel dat we, nu de Heer Zelf persoonlijk in ons midden is, Hem hierover ook die­nen te raadplegen!'
[8] En Jozef nu: 'Maria, dierba­re echtgenote, daar heb je volko­men gelijk in;
[9] en dus zal ik dat dan ook onmiddellijk doen, dan zullen we precies te horen krijgen wat het beste zal zijn!'
[10] En spontaan zei het Kindje nu: 'Hoewel het overal goed zal zijn, toch zou het nog beter zijn om thuis te zijn.
[11] Want jullie moeten wel we­ten dat Mijn Tijd nog lang niet is aangebroken; maar als Ik dan al met jullie ergens heen ga, dan kan Ik mijn Godheid in al Zijn Vol­heid toch niet steeds zodanig ver­hullen, dat Die door de omstan­ders niet ervaren wordt.
[12] Daarom is het voor Mij nu thuis het beste,. want daar valt het het minst op wat er in Mij huist.
[13] Jozef, als u in de toekomst zakelijk ergens heen zult moeten gaan, ga dan dus maar liever met uw andere kinderen;
[14] en laat Mij maar mooi thuis; dan zult u door Mij het min­ste last ondervinden
[15] Dus begaf Jozef zich nu weer op weg naar huis. Maar daar aangekomen, vond hij tot zijn niet geringe verbazing zijn vier zoons die thuisgebleven waren in hevige woordenstrijd gewikkeld met een paar inspecteurs van Archelaüs.
[16] Deze aasvliegen hadden kennelijk al geroken, dat hier ie­mand zijn intrek had genomen;
[17] waardoor zij dan ook dade­lijk bij de hand waren om de be­lasting af te persen.
[18] Toen Jozefs zonen hen ech­ter wezen op het Romeinse vrij­domsbordje op de deur, werden zij kwaad en wilden het van de deur afrukken.
[19] Maar juist voor dat zou plaats vinden kwam Jozef, die de rovers meteen de vraag stelde, met welk recht zij dat wilden doen.
[20] Zij gaven ten antwoord: 'Wij zijn ambtenaren van de ko­ning en doen dit naar 's konings recht!'
[21] Maar Jozef zei: 'En ik ben ambtsdrager van de Almachtige God, en naar Diens Recht: maakt dat je wegkomt!' Een hevige schrik greep nu die snoodaards aan, zodat ze ijlings de vlucht na­men. Nadien werd hun huis door dergelijke boeven met rust gela­ten.
«« 278 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.