[2] De hoofdman kwam inderdaad binnen, groette Jozef en begon toen: 'Hooggeachte man!
[3] Door een wondere samenloop van omstandigheden zijn die nu ongeduldig buiten wachtende mannen toch tot hier doorgedrongen. Ik heb hen scherp verhoord, maar niets kwaads in hen gevonden.
[4] Door hun God daartoe aangezet wensen zij het Kindje hun hulde te betuigen. Als het je past kun je hen volgens mij zonder de minste vrees binnen laten komen. ,
[5] Jozef zei daarop: 'Als dat echt zo is, dan wil ik mijn God loven en prijzen; want Hij heeft opnieuw een gloeiende steen van mijn hart weggenomen!
[6] Maar, Maria is erg geschrokken toen de Perzen hun tenten rondom de grot opsloegen; ik moet dus eerst even zien hoe het met haar is, opdat niet een onvoorbereid binnenkomen van die gasten haar nog meer verschrikke!'
[7] Vanzelfsprekend was de hoofdman het met de voorzorg van Jozef eens, en dus ging Jozef naar Maria en vertelde haar alles wat hij van de hoofdman had gehoord.
[8] Maria, nu weer helemaal opgewekt, zei: 'Vrede op aarde aan alle mensen die van goeden wille zijn en die zich door God laten leiden!
[9] Als de Geest des Heren zulks als Zijn Wil te kennen geeft, Iaat hen dan komen, en Iaat hun de zegen oogsten, die hun trouw toekomt. Ik voor mij, ik ben helemaal niet bang meer .
[10] Alleen dit: Als ze binnenkomen moet jij wel dicht bij me staan; het lijkt me minder geschikt hen in mijn tent alleen te ontvangen.'
[11] Jozef nu weer: 'Maria, als je je ertoe in staat voelt, sta dan liever met het Kindje op; neem het kribje en leg het Kindje erin aan je voeten. En Iaat dan de bezoekers binnenkomen om het Kindje te huldigen.'
[12] Maria voldeed meteen aan Jozefs wens, en Jozef zei nu tot de hoofdman:
[13] 'Wij zijn gereed. Als het drietal binnen wil komen, dan kunnen wij hen doen blijken, dat wij - onze armoede in aanmerking genomen - geheel op hun ontvangst zijn voorbereid.'
[14] Nu ging de hoofdman naar buiten en deelde zulks aan de drie mee. Eerst wierpen die zich gedrieën ter aarde, God voor deze toestemming lovend, vervolgens namen zij hun goud geborduurde zakken op, en begaven zich met grote eerbied naar de grot.
[15] De hoofdman deed de deur open en zij traden hoogst eerbiedig binnen, en zagen een machtig Licht dat op dat moment van het Kind je straalde .
[16] Toen de drie het kribje, waarin het Kindje lag, tot op enkele schreden waren genaderd, wierpen zij zich languit met hun aangezicht ter aarde en aanbaden in die houding het Kind je. ..
[17] Wel een uur lang lagen ze zo -van grote schroom vervuld voor het Kind je ter aarde; daarna richtten zij zich langzaam op en knielend hieven zij hun gezichten, nat van tranen, omhoog, hun blikken op de Heer slaand, op de Schepper van de oneindige eeuwigheid
[18] De namen van de drie waren: Caspar, Melchior en Balthazar.
[19] De eerste, die door Adams Geest geleid werd, sprak: 'God zij geëerd, aan Hem zij lof gebracht; Hij zij geprezen, Hosannah, Hosannah voor God, de Drie-enige van eeuwigheid tot eeuwigheid Amen.'
[20] Nu pakte hij de met gouddraad bestikte zak op, met daarin drie en dertig pond van de fijnste wierook, en gaf die onder veel eerbetoon aan Maria, zeggende:
[21] 'Aanvaard, Moeder, zonder schroom, dit nietig getuigenis van datgene, waarvan ik met heel mijn wezen voor eeuwig vervuld zal zijn! Aanvaard dit als een simpele uiterlijke aflossing van wat elk denkend wezen, uit de grond van zijn hart, eeuwig verschuldigd is aan zijn almachtige Schepper!'
[22] Maria nam de zware buidel aan en gaf hem aan Jozef. De schenker ervan richtte zich nu op, begaf zich naar de deur, en knielde daar nogmaals neer om in het Kindje de Heer te aanbidden.
[23] Terstond nam nu de Tweede, die een Moor was en door de Geest van Kaïn werd geleid, een ietwat kleinere zak op, die niettemin hetzelfde gewicht had en die met zuiver goud gevuld was. Hij reikte die aan Maria over met de woorden:
[24] 'Aan U, Heer der eeuwige Heerlijkheid, breng ik een nietig offer, iets wat de Koning der Geesten rechtens toekomt van de mensen op aarde! Aanvaard het, o Moeder, Gij, die hebt gebaard Degene, wiens Naam in der eeuwigheid geen engelentong in staat zal zijn uit te spreken!'
[25] Maria nam nu die tweede buidel aan en gaf hem aan Jozef. De offerende Wijze richtte zich op, voegde zich bij de eerste, en deed wat die gedaan had.
[26] Vervolgens richtte de derde zich op, nam zijn buidel, die gevuld was met goud myrrhe, een toentertijd zeer kostbare specerij, en gaf die aan Maria, zeggende:
[27] 'In mijn gezelschap is Abrahams Geest. Hij ziet nu de dag des Heren, waarop hij zich zozeer verheugd had.
[28] Ik heet Balthazar en bied U hierbij aan wat het Kindje der kinderen toekomt. Aanvaard het, Moeder van alle genaden. Een beter en waardiger offer is geborgen in mijn hart: het is mijn liefde, die voor eeuwig een waarachtig offer aan dit Kindje zal zijn!'
[29] Maria nam nu ook deze, eveneens drie en dertig pond wegende buidel aan, en gaf die aan Jozef. Nu ging ook deze Wijze weer staan en voegde zich bij de twee anderen, en nadat ook hij het Kindje aanbeden had, ging hij met de eerste twee naar buiten, waar hun tenten stonden.
«« 30 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.