Maria 's kinderlijk-onschuldig gesprek met God, en het antwoord van boven

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 4 / 302 »»
[1] Toen de Engel nu verdwenen was, loofde en prees Maria God de Heer, terwijl ze bij zichzelve sprak:
[2] O, maar wat ben ik dan toch wel voor U, o Heer, dat U mij een dergelijke grote genade wilt be­wijzen?!
[3] Ik zal dus zwanger worden zonder ooit een man bij mij te hebben gehad; ik weet trouwens niet eens in hoeverre een man an­ders is dan ikzelf ben!
[4] En, weet ik dan eigenlijk wel precies wat het betekent: zwanger te zijn? ° Heer, U weet dat ik het niet weet, zelfs dat niet.
[5] En zou ik dan wel weten wat het betekent als men zegt 'dat een vrouw baart'? ° Heer, genade alstublieft, ik ben pas een meisje van veertien, en ik weet over die dingen alleen maar wat van horen zeggen; feitelijk weet ik immers niets!
[6] Ach, hoe zal het mij arme stumper dan vergaan, als ik zwan­ger zal zijn, terwijl ik niet eens weet wat zo'n toestand allemaal inhoudt?
[7] Wat zal vader Jozef wel zeg­gen, als ik hem vertel, of als hij zelf bemerkt, dat ik zwanger zou kunnen zijn?
[8] Iets ergs kan trouwens zwan­ger ook niet zijn, en zeker niet als een maagd door de Heer Zelf daartoe wordt uitverkoren, zoals indertijd ook Sara.
[9] Ik heb immers vaak genoeg in de Tempel gehoord hoe blij vrouwen zijn om hun zwanger­schap.
[10] Het zwanger-zijn moet dus wel iets heel goeds zijn, iets dat gelukkig maakt, ik zal dus vast en zeker ook wel blij zijn, als het mij door God vergund wordt zwanger te zijn.
[11] Maar wanneer zal het ge­beuren, o wanneer, en hoe? Of zou het al gebeurd zijn? Ben ik nu al zwanger, of moet ik het nog worden?
[12] O Heer, Gij eeuwig Heili­ge van Israël, geef mij, Uw arme maagd, toch alstublieft een teken als het gebeuren gaat, dan zal ik U tenminste kunnen loven en prij­zen.
[13] Toen zij deze woorden vormde, voelde Maria zich zachtjes gestreeld door een lichte ademtocht, terwijl een uiterst tede­re Stem zachtjes tot haar sprak: (zie noot 11)
[14] Maria, maak je geen onno­dige zorgen; je hebt ontvangen, en de Heer is met je. Ga maar weer rustig aan je werk en maak het af, want zoiets zal er in de toekomst voor de Tempel nooit meer gemaakt worden.
[15] Nu viel Maria op haar knieën, bad tot God en loofde en prees Hem voor deze zo bijzonde­re Genade. En na aldus haar Heer te hebben geprezen, stond zij op en nam ze haar werk opnieuw ter hand.
«« 4 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.