[2] 'Uitstekend jongens; jullie voorkomen mijn wens. Maar vandaag hebben we er nog drie gasten bij, namelijk de drie priesters die vanmorgen van de doodstraf vrij kwamen.
[3] Die drie moeten we goed verwennen, zodat ze onze vrienden worden en dan ook met ons de Vader erkennen in de hemel.
[4] Hem, Die ons tot Zijn kinderen heeft willen maken, door het verbond, dat Hij met onze voorvaderen heeft gesloten.
[5] En Jacob, ga jij nu onmiddellijk naar buiten en neem het Kindje over van Zijn moeder, die erg moe geworden is.
[6] Je moet Het zo vlug mogelijk in bed stoppen, want Het is ook heel duidelijk moe zodat Het naar Zijn wiegje verlangt.'
[7] Dadelijk liep Jacob nu naar buiten en naar Maria, die juist uit de draagstoel stapte. Hij nam Het Kindje liefdevol en blijmoedig uit haar arm over.
[8] Het Kindje bleek wederkerig daarmee ook blij te zijn, want Het wipte op zijn arm op en neer. Het lachte, kneep hem en nam hem bij de neus en porde hem overal, waar Het hem maar raken kon.
[9] De drie priesters, die voor het Kindje een mateloos respect hadden, koesterden hierover verwonderd binnenpretjes, vanwege het feit, dat zij nu aan het Kindje toch ook echte kinderlijkheid ontdekten.
[10] En een van hen, die goed Hebreeuws kende, ging naar Jacob toe en vroeg hem:
[11] 'Zeg, is dit wonderlijkste van alle wonderkinderen altijd zo opgewekt, om niet te zeggen een beetje baldadig? Kinderen van normale aanleg zijn dat meestal pas op twee of drie jarige leeftijd!
[12] En het Kindje gaf, in Jacobs plaats, aanstonds Zelf antwoord:
[13] 'Ja zeker beste vriend: van Wien Ik houd, dien plaag Ik ook; die knijp Ik en neem Ik bij de neus, maar dat gebeurt alleen bij degenen, die zoveel van Mij houden als Jacob hier, en die Ik liefheb, zoals Ik het Jacob doe!
[14] Maar Ik doe je er geen pijn mee, he Jacob; het doet geen pijn als ik je plaag en knijp?'
[15] Jacob, die zijn tranen meestal vlug bij de hand had, zei: 'Wel nee, mijn liefste goddelijke Broertje! Hoe zou Jij mij nu pijn kunnen doen?!'
[16] Nu antwoordde het Kindje: ' Jacob, broeder, jij houdt echt van Mij!
[17] Maar Ik heb jou ook zozeer lief, dat je in alle eeuwigheid niet zult kunnen begrijpen, hoezeer Ik jou liefheb!
[18] Weet je, lief broertje Jacob, de hemelen zijn wijd en eindeloos groot; ontelbare stralende werelden van licht zweven erin rond, zoveel als er druppels dauw op aarde zijn!
[19] En al die werelden zijn bevolkt door talloze gelukkige wezens zoals jij; maar van hen is er niemand zo gelukkig als jij nu, broertje lief! Nu begrijp je dat nog wel niet, maar na verloop van tijd zul je Mij nog heel goed leren begrijpen! Zolang er mensen rondom Mij waken, mag ook Ik nog niet slapen! Ik wil nu best bij jou blijven!'
[20] Opnieuw brak deze toespraak Jacobs hart, zodat hij van liefdesgeluk moest huilen. De priester die de vraag gesteld had zonk bijna in de aarde uit louter ontzag en hoogachting voor dit Kindje!
«« 80 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.