Jozefs huisvaderlijke voorzorg. Het Kindje heeft plezier met Jacob. Wien Ik liefheb, die plaag Ik ook; die knijp Ik bij de neus. Benijdenswaardig gelukkig makende opdracht aan Jacob

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 80 / 302 »»
[1] Na aankomst in de villa, ging Jozef onmiddellijk naar zijn zoons, die al begonnen waren met het toebereiden van een middag­maal. Hij zei:
[2] 'Uitstekend jongens; jullie voorkomen mijn wens. Maar van­daag hebben we er nog drie gasten bij, namelijk de drie priesters die vanmorgen van de doodstraf vrij kwamen.
[3] Die drie moeten we goed verwennen, zodat ze onze vrien­den worden en dan ook met ons de Vader erkennen in de hemel.
[4] Hem, Die ons tot Zijn kin­deren heeft willen maken, door het verbond, dat Hij met onze voorvaderen heeft gesloten.
[5] En Jacob, ga jij nu onmid­dellijk naar buiten en neem het Kindje over van Zijn moeder, die erg moe geworden is.
[6] Je moet Het zo vlug moge­lijk in bed stoppen, want Het is ook heel duidelijk moe zodat Het naar Zijn wiegje verlangt.'
[7] Dadelijk liep Jacob nu naar buiten en naar Maria, die juist uit de draagstoel stapte. Hij nam Het Kindje liefdevol en blijmoedig uit haar arm over.
[8] Het Kindje bleek wederke­rig daarmee ook blij te zijn, want Het wipte op zijn arm op en neer. Het lachte, kneep hem en nam hem bij de neus en porde hem overal, waar Het hem maar raken kon.
[9] De drie priesters, die voor het Kindje een mateloos respect hadden, koesterden hierover ver­wonderd binnenpretjes, vanwege het feit, dat zij nu aan het Kindje toch ook echte kinderlijkheid ont­dekten.
[10] En een van hen, die goed Hebreeuws kende, ging naar Ja­cob toe en vroeg hem:
[11] 'Zeg, is dit wonderlijkste van alle wonderkinderen altijd zo opgewekt, om niet te zeggen een beetje baldadig? Kinderen van normale aanleg zijn dat meestal pas op twee­ of drie jarige leeftijd!
[12] En het Kindje gaf, in Jacobs plaats, aanstonds Zelf antwoord:
[13] 'Ja zeker beste vriend: van Wien Ik houd, dien plaag Ik ook; die knijp Ik en neem Ik bij de neus, maar dat gebeurt alleen bij degenen, die zoveel van Mij hou­den als Jacob hier, en die Ik lief­heb, zoals Ik het Jacob doe!
[14] Maar Ik doe je er geen pijn mee, he Jacob; het doet geen pijn als ik je plaag en knijp?'
[15] Jacob, die zijn tranen meestal vlug bij de hand had, zei: 'Wel nee, mijn liefste goddelijke Broertje! Hoe zou Jij mij nu pijn kunnen doen?!'
[16] Nu antwoordde het Kindje: ' Jacob, broeder, jij houdt echt van Mij!
[17] Maar Ik heb jou ook zozeer lief, dat je in alle eeuwigheid niet zult kunnen begrijpen, hoezeer Ik jou liefheb!
[18] Weet je, lief broertje Ja­cob, de hemelen zijn wijd en ein­deloos groot; ontelbare stralende werelden van licht zweven erin rond, zoveel als er druppels dauw op aarde zijn!
[19] En al die werelden zijn be­volkt door talloze gelukkige we­zens zoals jij; maar van hen is er niemand zo gelukkig als jij nu, broertje lief! Nu begrijp je dat nog wel niet, maar na verloop van tijd zul je Mij nog heel goed leren be­grijpen! Zolang er mensen rond­om Mij waken, mag ook Ik nog niet slapen! Ik wil nu best bij jou blijven!'
[20] Opnieuw brak deze toe­spraak Jacobs hart, zodat hij van liefdesgeluk moest huilen. De priester die de vraag gesteld had zonk bijna in de aarde uit louter ontzag en hoogachting voor dit Kindje!
«« 80 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.