[2] 'Maar mijn beste, al te goede Heer, in wiens huis mij reeds zo'n wondergrote genade mocht deelachtig worden. .., wat bedoelt U met Uw gezegde, dat mij volgens U hier de méérvoudige terugvinding van mijn ouders zal ten deel vallen?'
[3] Jozef gaf haar ten antwoord: 'Ik beloof je plechtig dat je in mijn huis voor de rest van je leven als gelijke van mijn eigen kinderen zult worden geacht!
[4] Je zult hier bij mij tevens de enige ware God Ieren kennen, Die Dezelfde is als Degene, Die jou heeft geschapen en Die je nu het licht in je ogen geschonken heeft!
[5] Ja werkelijk, je zult je God en Heer waarlijk Ieren kennen, en door Hemzelf zul je onderwezen worden!
[6] En ook zul je in ditzelfde huis van mij spoedig een hooggeplaatste Romein ontmoeten, die jouw belangen te Rome zal behartigen.
[7] Die Romein heet Cyrenius, hij is een broer van Augustus.
[8] Hij zal jouw ouders ongetwijfeld gekend hebben en op mijn aanbeveling zal hij vast en zeker de zaken van je ouders voor jou regelen. En dat betekent dan toch dat dit meervoudige, zowel geestelijke als lichamelijke, compensatie van je ouders is?!
[9] Stel nu eens dat je ouders nog hoe dan ook zouden leven, zouden die dan soms meer voor jou hebben kunnen doen?!
[10] Zouden die je het licht van je ogen hebben kunnen teruggeven? Zouden die in staat zijn geweest je in contact te brengen met de Ene, Eeuwige, Ware God?!
[11] Je aardse ouders zouden je wel tijdelijk verzorgd hebben, maar hier zul je voor eeuwig verzorgd worden, mits je die verzorging althans wilt aanvaarden.
[12] En zeg eens eerlijk, wat is nu belangrijker, je lichamelijke ouders, die door de zee verzwolgen zijn, of je huidige ouders, aan wie die zee in de naam van de Ene God heeft te gehoorzamen?'
[13] De vrouw was met stomheid geslagen uit ontzag en liefde voor Jozef.
[14] Ze meende zich nu te herinneren hier en daar wel eens te hebben horen fluisteren dat Zeus in de buurt van Ostracine moest wonen, en nu dacht ze dus in diens persoonlijke tegenwoordigheid te verkeren.
[15] Jozef bemerkte al gauw deze waanvoorstelling van de vrouw, en dus zei hij:
[16] 'Zeg meisje, dochter nu, je houdt mij niet voor meer dan ik in feite ben, hoor je! En allerminst voor iets wat in feite niets is!
[17] Ik ben een mens, net als jij; Iaat dat voorlopig genoeg zijn. Mettertijd zul je alles wel beter gaan begrijpen. Voor vandaag genoeg dus!
[18] Dien nu het eten maar op. Daarna kunnen we verder praten! Doe dat dus maar!'
«« 96 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.