[2] 'Wat ben Jij toch voor een uitzonderlijk Wonderkind?
[3] Ja, Jij bent hetzelfde lichtverspreidende Wonderkindje, waarvan ik zo verrukkelijk gedroomd heb dat Jouw moeder Je baadde en dat Jouw badwater mij deed zien.
[4] Ja, ja, Jij goddelijk Kindje, Jij hebt mij het licht in mijn ogen geschonken. Jij bent mijn Redder. Jij bent de echte Apollo van Delphi!
[5] Ja, in mijn gevoel ben Jij nu al meer dan alle goden van Rome, Griekenland en Egypte samen!
[6] Wat voor een verheven goddelijke Geest moet er wel in Jou wonen, dat die Jouw tong al zo vroeg bekwaam tot spreken maakte, en die zich nu reeds zo heilzaam en machtig manifesteerde!
[7] O, mensen van deze aarde, die net als ik, leeft in grote droefenis,
[8] heil zij U! Hier is de Zon der Hemelen, die jullie, die blind bent zoals ik was, het gezichtsvermogen zal teruggeven!
[9] Kijk hier, o Rome, machtige bedwinger dezer aarde, hier glimlacht tegen mij: Een Held, Die jou in een puinhoop zal veranderen!
[10] En terwijl jij ten grave daalt, zal Hij Zijn banier op jouw muren planten. Ja zoals kaf voor de wind verwaait, zo zult ook jij eens weggevaagd worden!'
[11] Nu strekte het Kindje Zijn Handjes naar het meisje uit. Het wilde bij haar zijn.
[12] Vol vreugde nam het meisje het Kindje op, liefkoosde Het en drukte Het aan haar hart!
[13] En het Kindje speelde met de lokkenweelde van het meisje, en heel zachtjes zei Het tegen haar:
[14] 'Mijn lief zusje, geloof je eigenlijk wel in de woorden, die je zojuist over Mij hebt gezegd, toen Ik nog op de arm van Mijn broer was?'
[15] En even zachtjes antwoordde het meisje:
[16] ' Ja mijn kleine Heiland, Licht van mijn ogen, eerste Dageraad! -nu, nu Je er mij om vraagt, geloof ik dat met nog meer zekerheid!'
[17] En het Kindje antwoordde: 'Mooi zo, dat je zo van harte gelooft wat je zei!
[18] Maar toch bezweer Ik je: Laat deze geloofsbelijdenis voorlopig jouw allergrootste geheim blijven, tegenover iedereen!
[19] Want de vijand van alle leven hield en houdt zijn oren nooit meer gespitst dan juist in deze tijd!
[20] Zwijg daarom over Mij en verraad mij niet, als je tenminste niet door deze vijand voor eeuwig gedood wilt worden!'
[21] Nu beloofde het meisje dit met grote stelligheid, en terwijl zij het Kind je streelde straalde er zo'n volmaakte jeugdige schoonheid van haar uit, dat dit een ieder begon te verbazen, terwijl het meisje zelf met zich geen raad wist, overstelpt als zij was van gelukzaligheid! Zozeer was zij in de wolken, dat ze begon te juichen en te kirren van plezier!
«« 98 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.