Lamechs grote liefde voor Emmanuël

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 139 / 187 »»
[1] Na deze verklaring van Emmanuël dankten, door de grootste liefde gegrepen, alle kinderen tezamen met de door wroeging verteerde Adam, de Abba in Emmanuël en allen richtten nu hun blik op Hem en konden daar maar niet genoeg van krijgen, hoewel Hij aan Zijn vorige Asmahaël-gestalte geen haar veranderd had. En iedereen, zelfs Henoch niet uitgezonderd, zei vervuld van grote vreugde bij zichzelf: "Daar is Hij dan, van Wie al zo dikwijls werd gezegd dat Hij God de eeuwige is, de oneindig machtige, de Schepper van hemel en aarde en alle dingen op haar en dat alleen Hij de ware Vader is van alle mensen en vervuld van de grootste liefde en erbarming voor hen en overvloeiend van de meest hoge, oneindige wijsheid!
[2] Als Hij het wilde, vergingen dan niet ogenblikkelijk wij en alle dingen, alsof zij er nooit geweest waren?!
[3] En deze almachtige God is nu in ons midden, de oneindige, de eeuwige God! Zo waarachtig is nu Emmanuël!"
[4] "Ja, ja," zei de jonge Lamech hardop tegen Methusalah: "Hij is het heel beslist; ik zou op dit moment kunnen vergaan van liefde! Wat ziet Hij er toch onbegrijpelijk lief, mild en zacht, goed en daarbij toch zo vol van grote ernst uit!
[5] O vader! Als ik het zou durven, dan zou ik nu voor Hem willen neervallen en Hem dan uit louter liefde zo tegen mij aan drukken en Hem mijn hele leven lang ook niet meer loslaten, dat ik daarna zou kunnen en willen sterven!
[6] Denk je vader, dat als ik zoiets zou doen, dat dan een zonde zou zijn of op zijn minst een grove onhebbelijkheid?
[7] Ach, kijk hoe Hij zich nu eens met de een en dan weer met de ander zo buitengewoon liefdevol onderhoudt! O wat is Hij toch oneindig lief!
[8] Neen, vader Methusalah, nu houd ik het niet meer uit; ik moet, moet naar Hem toe!
[9] Zie, Hij helpt Henoch zelfs de stenen die wij zojuist hierheen hebben gebracht, op de mooiste manier samen te voegen!
[10] O vader, kijk, kijk: Hij, die eertijds door Zijn machtige woord hemel en aarde en alle dingen daarop heeft geschapen, Hij - 0 welk een aanblik! - Hij helpt nu Henoch dit kleine offeraltaar te bouwen!
[11] O God, mijn God, mijn lieve Vader, wat bent U buitengewoon goed; wat bent U een goede Vader!
[12] O durfde ik toch maar! Maar Hij komt mij toch te heilig voor! Ja, heilig is Hij, uitzonderlijk heilig! Maar mijn liefde is te sterk om mij vanwege Zijn heiligheid nu nog langer van Hem af te kunnen houden!
[13] Wie weet hoe lang Hij nog bij ons zal blijven; daarom moedig er op af!"
[14] Met deze woorden wilde Lamech ook op Emmanuël toe hollen; maar Methusalah hield hem tegen door hem bij zijn kleed vast te pakken en zei met zachte stem tegen hem:
[15] "Wat doe jij, ontembaar jong! Bedenk toch eens wie Emmanuël is! Mijn hart is toch immers ook vervuld van brandende liefde voor Hem! Maar men moet God niet zo liefhebben als men zijnsgelijke liefheeft; maar met de allergrootste hoogachting, alleen biddend in de stilte van zijn hart, moet men God beminnen, maar niet op zo'n onbedwingbare manier!
[16] Heb jij daarstraks dan niet gehoord hoe Hij Zelf gezegd heeft dat Hij alleen naar het hart kijkt en naar niets anders?! Doe dan ook hetgeen volgens Zijn eigen wil het juiste is en vergeet de grote, heilige achting niet, die wij allen, naast de grootste, innerlijke liefde, God verschuldigd zijn, ja voor eeuwig verschuldigd zijn! Amen!"
[17] En Lamech antwoordde Methusalah: "Vader, je mag dat amen nog duizend keer achter elkaar uitspreken, maar dat helpt ditmaal nagenoeg niets om de liefde voor Asmahaël in mij te stillen! Lamech, je zoon, is je nog nooit ongehoorzaam geweest, maar deze keer zal hij zijn gehoorzaamheid opzeggen en hij zal zijn liefde nooit temperen, maar doen wat zijn hart ingeeft; want waarlijk, voor slechts één blik van liefde van Emmanuël verkoop ik duizend vaders zoals jij!
[18] Laat mij daarom begaan en houd mij niet tegen op weg naar mijn God en jouw God en naar mijn Vader en jouw Vader! - En nu zeg ik Amen!"
[19] En meteen rukte Lamech zich los en in grote haast rende hij weg en ging naar Emmanuël toe.
[20] Maar toen hij Emmanuël heel dicht was genaderd, deed Emmanuël alsof Hij Lamech niet opmerkte. En angst, vermengd met de grootste liefde, greep Lamech aan, zodat hij toch de moed niet had om Emmanuël aan te raken en hij begon bij zichzelf te denken of het misschien toch fout geweest was om zijn vader Methusalah niet te gehoorzamen.
[21] Maar opnieuw bedacht hij: "De liefde, de zuivere, rechtschapen, zonder enig eigenbelang in het hart tot God opgebloeide en geweldig sterk geworden liefde, is zij niet vrij en hoger en heiliger en meer, veel meer dan alle menselijke opvattingen en de daaruit voortkomende eisen?!
[22] Ja, zij moet meer zijn, ja oneindig meer, omdat het voorwerp dat zij omvat heeft, ook oneindig maal meer is dan alle mensen en menselijke vaders op deze hele wereld! Daarom -"
[23] Bij deze woorden keek Emmanuël om en Lamech verstomde, wenend van liefde.
[24] Maar met grote zachtmoedigheid vroeg Emmanuël aan Lamech: "Mijn geliefde Lamech, wat scheelt eraan, dat je daar nu staat en huilt?"
[25] En verrast antwoordde Lamech: "0 Emmanuël Abba, hoe kunt U mij dat vragen, - U, aan wie de meest verborgen gedachte reeds een eeuwigheid eerder bekend is, nog voordat deze door een van de geschapenen gedacht werd!
[26] O Emmanuël Abba! U die de behoefte van al het gras, van ieder zonnestofje kent, U zult toch immers ook de grote, zoete nood van mijn hart zeker niet over het hoofd zien! O Emmanuël Abba! Vergeef mij indien U mijn bandeloze liefde tot U zou mishagen!"
[27] En daarop zei Emmanuël tegen Lamech: "Mijn geliefde Lamech, zie, je vader is treurig omwille van jouw ongehoorzaamheid! Zeg me eens, is het juist, je vader te krenken?"
[28] En Lamech antwoordde: "0 Emmanuël Abba, ik zou willen zeggen: vervloekt zij het kind dat zijn vader enig leed aandoet! En zoals U weet, heb ik deze vloek nooit verdiend; maar nu, omdat U, onze ware, eeuwige, heilige Vader in ons midden bent, liet mijn hart zich niet meer beteugelen door de te machtige, vrije liefde tot U en zo werd ik vanuit mijn boven alles uitstijgende heilige liefde tot U voor de eerste maal ongehoorzaam aan mijn vader en dat wel in de zekere hoop dat U mij deze fout niet te hoog aan zou rekenen en deze bij mijn vader weer goed maken zou!"
[29] En Emmanuël zei wederom tegen Lamech: "Lamech! Wat zou jij nu doen, wanneer Ik je deze fout toch zeer hoog zou aanrekenen, zo zelfs dat je daarom verstoken zou blijven van Mij en Mijn liefde en genade?"
[30] En Lamech werd daarop treurig en antwoordde op een weemoedige toon: "O Emmanuël! Slechts U alleen ziet en kunt rechtvaardig en juist beoordelen hoe het er in ons hart uitziet! Ik kan hebben gefaald; maar ik ben blind en zie mijn fout niet in zij het dan dat ik uit liefde tot U, zoals ik die nu overduidelijk onderga, niet alleen mijn aardse vader Methusalah, maar, zoals gezegd, duizend vaders tezamen met de gehele wereld zou willen verlaten!
[31] U kunt mij ook bestraffen; dan zal mijn liefde tot U toch in haar kracht in mij niet eerder vergaan dan tot ikzelf voor U zal vergaan, U heilige Vader!
[32] O Emmanuël, zie, ik wens immers niets anders van U, dan dat U Zich door mij zou willen laten liefhebben! U hebt Henoch voor zijn liefde onsterfelijk gemaakt. Zie, ik verlang een dergelijke genade niet van U en ben die ook niet waard; laat mij daarom sterven, - maar toch zo dat ik al stervend U beminnen mag.
[33] O Emmanuël, vergeef mij mijn woorden, omdat ik er niets aan doen kan dat mijn nog levend hart mijn tong dwingt zoiets te zeggen! Uw heilige wil geschiede! Amen."
[34] Hier werd Emmanuël bewogen en Zijn gezicht ging stralen als de zon, zodat allen ter aarde vielen; en nu sloeg Hij zijn ogen op naar de hemel en zei:
[35] "O liefde, zuivere, heilige, eeuwige liefde, jij hebt overwonnen en eeuwig zul je de overwinnares blijven! Hemel, zon, aarde, jullie zullen vergaan en er zal geen spoor meer van je overblijven, ja alle majesteit, pracht en heerlijkheid zullen vergaan; maar jij, heilige liefde, jij zult bestaan en nimmer vergaan!
[36] Sta op, Lamech, je hebt gewonnen; ja Ik zeg je, jij hebt een grote overwinning bevochten! Zie, Mij, jouw God en Vader, heb je overwonnen! Nu eerst bezit je Mij, nu mag en kun je Mij vanuit al je krachten liefhebben; want je hebt met je vader en met Mij om Mij geworsteld en omwille van Mijn liefde wilde je sterven en vergaan. Zie, nu ben Ik jouw pand van overwinning; omarm Mij nu zoveel als je maar wilt!"
[37] Nu omklemde Lamech Emmanuëls voeten en zei: "0 Emmanuël Abba! Laat mij nu sterven, want mijn liefde is beloond; want mijn hart verlangde niets anders dan dat. Uw heilige wil geschiede! Amen."
[38] En Emmanuël tilde Lamech op en drukte hem aan Zijn heilige Vaderhart en zei: " Lamech, denk je dat je zou kunnen sterven, terwijl je Mij zozeer liefhebt?! Waarlijk, hemel en aarde zullen vergaan, maar een dergelijke liefde nooit ofte nimmer; want het is het eeuwige, onvergankelijke leven, indien iemand Mij zo bemint als jij doet!
[39] Jou zegen Ik nu, zodat Henoch en allen kunnen zien, hoe getrouw Ik in al Mijn beloften ben.
[40] Eens zal Ik je een zoon geven; deze zal een redder van het volk worden en de dieren die hij zal aanzien, zullen verschoond blijven van Mijn toorn; en hij zal dit altaar, dat Henoch nu voor Mij gebouwd heeft, weer voor Mij oprichten.
[41] Maar omdat je uit liefde voor Mij wilde sterven, zie, hetzelfde zal Ik eens uit liefde voor jouw geslacht doen en voor alle schepselen, opdat zij allen gewonnen zullen worden voor het eeuwige leven!
[42] O jij Mijn Lamech; jij blijft nu bij Mij en Ik bij jou voor eeuwig! Amen."
«« 139 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.