[2] En zie nu verder wat daar gebeurd is! Adam liep op de dag des Heren over een stuk land. Er was hem al door de eeuwige Liefde Zelf in zijn hart en daarna ook meermalen door de engel bevolen om deze dag als rustdag te houden ter gedachtenis van de grote daden van de zich erbarmende Liefde en ter eerbiedige beschouwing van de onmetelijke heiligheid van God, de goede Vader. Hij wilde de mooie omgeving bekijken en de wereld beviel hem buitengewoon goed, zodat zijn gedachten geheel van God afdwaalden.
[3] En gedurende deze overwegingen kwam hij aan de oever van een grote rivier, genaamd 'Eheura' of 'gedenk de tijd van Jehova!', - want dat riep de luid kabbelende stroom -; maar Adam, verdiept in wereldse gedachten, merkte en verstond ook niet de zin van deze woorden van de kabbelende golven van de rivier.
[4] En toen hij nu in deze geestestoestand langs de oever liep, bleef hij opeens met zijn linkervoet achter een plant haken, die eerst een eind over de grond lag en zich tenslotte om een grote boom slingerde. En hij viel hard op de grond en zijn lichaam was zeer pijnlijk en dat was voor hem een nieuwe ervaring; hij was kwaad op de plant en keek er boos naar en riep hem ter verantwoording en vroeg of hij zijn heer niet kende.
[5] En de plant antwoordde: "Nee, ik ken je niet!"
[6] Toen bekeek Adam de plant nauwkeuriger en kende de plant niet. Toen vroeg hij nogmaals aan de plant: "Wat is je naam en waartoe deug je?"
[7] En zie, een zuchtje ruiste door de bladeren en het zachte suizen werd voor hem verstaanbaar en klonk als volgt: "Pluk de bessen van mijn twijgen en pers het sap uit en drink ervan, dan zullen mijn naam en mijn bruikbaarheid aan je bekend gemaakt worden!"
[8] En zie, Adam deed, verblind door zijn wereldse gedachten wat het kronkelende gewas hem aanraadde omdat hij de dag des Heren was vergeten en nam enige bessen, proefde ze en zij smaakten zeer zoet; en hij verheugde zich over deze nieuwe kennismaking en hij mokte over de engel, dat die hem deze zo bijzonder lekker smakende plant niet ook gewezen had.
[9] En hij plukte een grote hoeveelheid bessen af en droeg die naar huis en kwam daar aan toen de zon juist onderging.
[10] En Eva kwam hem, begeleid door Kaïn, als enige tegemoet. Zij hadden zich de hele dag zorgen gemaakt omdat zij niet wisten waar Adam naartoe gegaan was - want alle overigen wisten het wel en maakten zich op de dag des Heren geen zorgen over Adam, de vader van hun lichaam, omdat zij gezegende kinderen waren en ze op deze dag diep in gedachten waren over God en Zijn eeuwige liefde. Eva en Kaïn namen een groot deel van zijn last over. En hij vertelde hen over deze nieuwe kennismaking; en Eva was daarover in hoge mate verheugd en behandelde de bessen zoals Adam dat aangaf.
[11] Toen nam Adam het uitgeperste sap en zei: "Laat ons de naam en het nut ervan onderzoeken!"
[12] En zie, hij dronk met grote teugen van het sap en gaf het toen aan Eva en aan Kaïn en tenslotte aan allen om het te proeven op Abel na, die nog niet aanwezig was, omdat het vuur nog nagloeide op het altaar dat hij opgericht had om aan de heiligheid en de liefde van Jehova te offeren wat de Heer welgevallig was.
[13] En Adam en Eva en alle anderen die van het sap geproefd hadden, werden bedwelmd; en onder invloed van deze bedwelming welde er in Adam en Eva en in allen die van Adam en Eva afstamden, een ongebreidelde vleselijke begeerte op en zij bedreven benevens Adam en Eva ontucht en hoererij gedurende dezelfde tijd dat Abel bij het altaar van Jehova bad.
[14] En toen zij uitgehoereerd waren onder invloed van de roes, waarbij zij God en het aanbevolen en verschuldigde offeren van hun hart, dat zij altijd van tevoren moesten verrichten, vergeten waren, verscheen de engel met het vlammende zwaard in zijn rechterhand het eerst bij Abel en zei vriendelijk tegen hem:
[15] "Jouw offer was Jehova hoogst welgevallig, zo zelfs, dat Hij je tot redder van je ouders en je broers en zusters heeft uitverkoren; zonder dat waren zij nu al verloren geweest op de dag van de Heer, waarop zij Hem vergaten en hun gemoederen tot de aarde keerden en geen deel konden hebben aan de zegen, die altijd volgens de vastgelegde ordening op deze dag van boven uitgaat naar alle ruimten van de oneindigheden!
[16] Daarom ben ik zichtbaar weergekeerd, ten eerste om jouw offer te vergaren in dit vat van de erbarmende genade, die de eeuwige Zoon in de Vader is, en het te brengen voor Zijn allerheiligste aangezicht, de oogappel van de eeuwige Vader. Maar eerst moet ik nog de overtreders van de wet van de liefde en het gebod van de heilige genade tuchtigen en een groot deel van de geschenken van hen afnemen, hen met blindheid slaan en ze uit het paradijs verdrijven.
[17] En verlaat nu je offeraltaar en plaats je aan mijn linkerzijde, zodat mijn rechterzijde vrij blijft om de overtreders te tuchtigen en volg mij in de woning van de zonde! En als ik de slapende zondaars gewekt zal hebben uit de duizeling van de hoererij en zij door grote vrees bevangen zullen vluchten voor het zwaard van de gerechtigheid, volg hen dan als een medevluchteling en draag je ouders een klein deel van het verloren geschenk achterna en geef het hun om hen te versterken, daar waar zij afgemat en uitgeput op de aarde neer zullen zinken in een land hier ver vandaan, dat 'Ehuehil' of 'land van de toevlucht' heet. En in dat land richt je precies zo'n offeraltaar op als dit hier, dat voortaan zal branden, ook onder de wateren die eens over de hele aarde zullen komen, en het zal tot een berg worden, die door geen sterfelijke voet bestegen kan worden tot aan de grote tijd der tijden. Dan zal hij zijn top neigen naar de vlakte, die 'Bethlehem' zal heten of de kleine stad van de grote Koning, die eens de grootste wordt op aarde; want haar licht zal meer glanzen dan het licht van de geesten der geesten van alle zonnen. En op dit nieuwe altaar moet jij in dit land van de vlucht dankoffers aan de Heer brengen uit alle rijken der aarde, zodat dat land dragelijk wordt voor de zondaars en het de rouwenden zal sterken en de treurenden zal troosten!"
[18] En toen de engel zijn toespraak tot Abel had beëindigd, stonden zij op en liepen ernstig naar de woning van Adam, die door zijn macht en kracht rond en zeer ruim gevormd was en bestond uit dicht op elkaar staande, vrij uit de aarde opgegroeide, zeer hoge ceders - de vorm was gelijk aan de tempel van Salomo. - Deze woning stond niet ver van de grot van de rouwen het doornbosje van de treurnis en had twee ingangen, een smalle naar de morgen gericht en een brede naar de avond. * (* Morgen = oost; avond = west; middag = zuid; middernacht = noord)
[19] En zie, het was omstreeks middernacht - en het mocht niet vroeger zijn vanwege de dag des Heren, - dat de engel van de Heer met Abel over de drempel aan de morgenkant stapte.
[20] Toen Abel de drempel overschreed begon hij te wenen over het grote ongeluk dat de zijnen nu moest en zou treffen.
[21] Toen zei de engel op zachte toon tegen hem: "Ween niet Abel, jij van zegen vervulde zoon van de genade en doe wat ik je uit naam van de eeuwige Liefde, die door mijn mond spreekt, bevolen heb. En schrik niet over de donderende woorden die zich nu over deze slapende zondaars zullen uitstorten!"
[22] En Abel deed zoals de engel hem had bevolen; en toen hij bij de zijnen was aangekomen, donderde de engel vreselijk ernstig woorden van verschrikking en van grote angst over de nu ontwaakte zondaars en riep met grote kracht en zeer luid:
[23] "Adam, sta op, denk aan je schuld en vlucht van hier; want jij kunt hier voortaan niet meer blijven! Want tot aan de grote tijd der tijden hebben jij en al je nakomelingen door jouw schuld het paradijs en een groot deel van de geschenken verloren, omdat je de dag des Heren bent vergeten en je hebt bedwelmd met het sap van een plant, die een meesterstuk van de slang was, en was uitgedacht om je je vrijheid te ontnemen, je voeten te verstrikken en je zinnen in de war te brengen, om God te vergeten en je te doen inslapen in de grove zonde.
[24] Dus vlucht uit het aangezicht van de Liefde waarheen je wilt! En overal waarheen je zult vluchten, zal de gerechte toorn van God je in hoge mate treffen; maar het aandeel van de Liefde zal je karig toegemeten worden!"
[25] En zie, toen stond Adam op van de grond met Eva en al de overigen die geslapen hadden tengevolge van de verdovende drank uit de plant van de slang, waardoor allen verloren waren behalve Abel, die nuchter was gebleven omdat hij niet van de bedwelmende drank gedronken had en de dag des Heren indachtig gebleven was (N.B. zoals ook jullie als ware kinderen van zo' n heilige en goede Vader als Ik ben, voortdurend moeten denken aan de heilige rust van de sabbat als de ware dag van de Heer, die Ik ben en jullie moeten op zondag doen wat je is geboden).
[26] En toen Adam de engel in het oog kreeg, schrokken hij en al zijn familieleden zo hevig, dat hij zelfs niet één woord ter verontschuldiging kon uiten en hij verstijfd was van ontzetting; want nu eerst begon hij te beseffen wat hij en al de zijnen voor het aangezicht van Jehova hadden gedaan.
[27] Toen wierp hij zich op zijn gelaat neer voor de engel des Heren en weende en smeekte luid om erbarmen; want het vlammende zwaard had hem de ogen geopend en hij zag in dit ijzingwekkende licht van de bestraffende gerechtigheid het gehele gewicht en de grootte van het onnoemelijke ongeluk, waarin hij zichzelf en al de zijnen door zijn lichtzinnigheid had gestort.
[28] Maar de engel stond met verbonden ogen en dichtgestopte oren, zoals de liefde van de Vader hem bevolen had, en sprak luider dan alle donderslagen uit de macht en de kracht van Jehova:
[29] "In de gerechtigheid is geen genade en in het gericht geen vrijheid; vlucht daarom, gedreven door de bestraffende gerechtigheid, opdat jouw talmende voeten niet ingehaald worden door het gericht van Jehova! Want de straf is het loon van de gerechtigheid. Wie die aanvaardt zoals hij die verdiend heeft, kan nog op erbarmen rekenen; wie echter de gerechtigheid en haar gevolgen weerstreeft, is een verrader van de onaantastbare heiligheid van God en zal toevallen aan Diens gericht, omdat er geen vrijheid meer is, maar de eeuwige gevangenneming in de toorn van de Godheid.
[30] Daarom, vlucht, ween en smeek daar, waarheen je voeten je zullen dragen; en blijf daar, waar zij je de dienst zullen weigeren en ween, smeek en bid, opdat jij en Eva en alle anderen niet door jou te gronde gaan!"
[31] En zie, toen verhief Adam zich weer en wilde vluchten op bevel van God, die door de engel sprak; maar zie, hij kon niet, want zijn voeten waren als verlamd. En hij begon te sidderen en te beven over zijn hele lichaam, want de grote vrees voor het gericht van God, waarmee de engel van de Heer hem had gedreigd, was een waarschuwing voor hem.
[32] Toen viel Adam wederom neer op zijn aangezicht en weende en riep luid: "Heer, Gij almachtige, grote God in Uw grote glorie van alle heiligheid, sluit niet Uw hele hart met Uw onbegrensde liefde en barmhartigheid voor mij zwakkeling, die voor U ligt en verleen mij slechts zoveel kracht, dat ik, nietswaardige, in staat ben te vluchten voor Uw gerichten volgens Uw allerheiligste wil, waaraan alle schepselen ondergeschikt zijn, zoals ik het van mijn hoofd tot de voeten ben. Heer, verhoor mijn smeekbede!"
[33] En zie, toen sprak de eeuwige Liefde door de mond van de engel net zoals Ik nu door jouw onreine mond spreek - tegen Abel:
[34] "Abel, ziedaar jouw lijfelijke vader; ondersteun hem! En ziedaar zijn vrouw Eva, je lijfelijke moeder, smachtend op de grond; richt hen op, zodat zij beiden en al de overigen door jou gesterkt worden voor de vlucht en de goede, heilige Vader plezier aan je beleeft omdat je liefde betoont aan je vader met zijn zwakke lichaam, alsook aan je wankelende moeder en ook aan al je broers en zusters, of zij nu wel of niet gezegend zijn; want jouw kracht zal hen sterken en de overvloed aan zegen in jou zal hen verkwikken! En leid ze aldus met de hand van de kinderliefde en met de hand van de broederliefde met alle geduld en liefde tot aan de plek die je zult kennen doordat zij daar allen uitgeput neer zullen zijgen!
[35] Laat de vermoeiden daar blijven en uitrusten; en keer daar tot jezelf in en treed voor Mij, zodat Ik je een grote hoeveelheid kracht kan verlenen om je ouders te sterken naarmate zij dat nodig hebben en er toe in staat zijn die op te nemen en om je broers en zusters te verkwikken naar de mate van hun behoefte en hun vermogen die op te nemen. En doe nu wat Ik je bevolen heb uit liefde voor hen en uit gehoorzaamheid aan Mij!"
[36] En zie, toen werd de vrome Abel met een grote erbarmende liefde vervuld, hij knielde neer en dankte badend in tranen God uit de diepste grond van zijn hart en greep toen, gesterkt vanuit de hoge, de handen van zijn zwakke ouders en deed uit grote liefde wat de Heer hem had bevolen.
[37] En toen Adam bemerkte dat zijn zoon hem en ook zijn moeder hielp, net als alle overigen, sprak Adam ontroerd: "O mijn lieve zoon, omdat jij mij te hulp kwam in onze grote nood, ontvang dan ook al mijn zegen als dank en als troost van je zwakke vader en je zwakke moeder!
[38] En dank de Heer, daar jij de liefde van de heilige Vader nog waardig bent in mijn en ons aller plaats, omdat wij ons onwaardig gemaakt hebben om Zijn allerheiligste naam nog uit te kunnen spreken!
[39] En laat ons dan volgens de wil van de Heer vluchten!"
[40] En zie, toen zwaaide de engel met het zwaard van de gerechtigheid en ze vluchtten gezamenlijk met haastige pas dag en nacht verder en verder, zonder ook maar een ogenblik te rusten.
[41] En zo kwamen zij in het reeds genoemde land aan, waar de zon recht boven hun hoofd stond en hevig brandde; en rondom tot in de verste verte was er op de grond geen gras te bekennen en ook geen boom of struik. En zie, toen zonken Adam en Eva met de overigen doodmoe en volledig uitgeput op de aarde neer en sloten hun ogen, gedwongen door de macht van de verdovende slaap en sliepen als waren zij bewusteloos, geboeid door de strikken van de zwakte uit de ongenade.
[42] En zie, toen trad de engel van de Heer, die hen tot hiertoe zichtbaar vervolgd had, op Abel toe, die daar volkomen fris stond door de macht en de kracht van boven, en sprak:
[43] "Abel, zie, van alle offers die jij in alle reinheid van je gemoed aan de Heer van de heiligheid opgedragen hebt, was er niet één groter dan dit en geen een Hem zo welgevallig! Neem daarom volgens de wil van boven dit zwaard van de gerechtigheid uit de hand van je broeder van boven - want zie, wij zijn kinderen van een en dezelfde Vader -, beschik erover en gebruik het volgens de macht der wijsheid en naar de kracht van de liefde tot heil van de jouwen en breng hun zwak geworden levenskracht tot ontbranding, en laat de liefde tot de Liefde van de heilige Vader in hen opnieuw ontsteken en wakker de vlam van de terechte vreze Gods in hun harten aan! Maar Ik zal je niet verlaten, maar onzichtbaar en als je het wilt ook zichtbaar, aan jouw mij zeer geliefde broederzijde staan, altijd bereid je te dienen volgens de wil van de Heer.
[44] Want zie, de overdracht van het zwaard betekent jouw volkomen vrijheid net als de mijne, en zo is de wil van de Heer de jouwe geworden en heeft je boven de wet gesteld en heeft jou de geboden in eigendom gegeven en nu ben jij net als ik een onsterfelijke zoon van de liefde van de heilige Vader in het reine rijk van het licht van de vrije geesten!
[45] En handel nu in liefde en in wijsheid voor je lijfelijke ouders, broers en zusters!"
«« 13 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.