[2] Alleen allicht te kunnen voortbrengen door een 'Er zij licht' en dan nog een licht dat alle hoeken even sterk verlichtte en nergens een schaduw wierp, dat was Seth nog nooit overkomen; maar hij durfde niemand er naar te vragen.
[3] Adam nu merkte al spoedig Seths zoeken en vroeg hem: "Mijn zoon, Abel-Seth, waar zoek je naar of wat valt je op? Of ontdek je hier in huis iets dat je vreemd voorkomt?"
[4] En Seth antwoordde vol eerbied: "Geliefde vader, zie, het is wel zonderling om het te zeggen, maar het is nu eenmaal bij mij zo: ik zoek het licht in het licht en kan het niet vinden! Buiten bliksemt wel een geweldige onweersbui die uit de richting van de morgen opkomt en naar ons toe trekt; maar ten eerste is die nog wat te ver verwijderd om met zijn onophoudelijke bliksemflitsen deze woning zo te verlichten en ten tweede is het dak van de woning zo goed, dat, al zou de onweersbui pal boven ons zijn, een heldere bliksemstraal daar dan toch niet zo makkelijk doorheen zou kunnen dringen.
[5] En zou die er al toe in staat zijn, moest er dan met zijn lichten ook niet tegelijkertijd de schaduw van de verlichte voorwerpen ontstaan?!
[6] Zie, geliefde vader, dat is alles wat ik zoek; zonderling weliswaar, maar waar, het licht in het licht!"
[7] En Adam antwoordde Seth: "Ja, werkelijk zonderling! Maar, zie, het komt mij nog zonderlinger voor dat je tevergeefs zoekt, terwijl je toch de Kunstenaar in ons midden ziet! Zoek Die en je zult het licht in het licht spoedig ontdekken!
[8] Als je een lichtende steen ziet, dan pieker je en vraagt jezelf af: 'Vanwaar dat licht?'. Maar je kunt aan niemand vragen waar dat schijnsel vandaan komt en hoe het veroorzaakt wordt; want de grote, machtige Kunstenaar is heilig en geeft geen antwoord aan diegene die onrein voor Hem is, en het is moeilijk om duidelijkheid te verkrijgen aangaande het schijnsel van de steen.
[9] Je ziet 's nachts zowel als overdag de meest verschillende soorten lichtbronnen; als zij jouw verwondering zouden opwekken, aan wie kun je dan naar hun wezen vragen?!
[10] Maar hier zijn het licht en de Kunstenaar tegelijkertijd aanwezig en jij zoekt dat wat ons allen zo nabij is, het licht in het licht?! - Zou je ook niet eens willen proberen om de dag in de dag te zoeken?"
[11] Deze woorden van Adam aan Seth waren vervuld van de schitterendste waarheid; maar zoals Seth zocht naar datgene wat zijn hart niet begreep, zo sprak ook Adam hier woorden die hij niet in het minst begreep.
[12] Maar na Adam's woorden werd Seth toch nog naar Abedam gedreven om bij Hem inlichtingen in te winnen, hoe Hij dan wel dit heerlijke licht tot stand gebracht had.
[13] Abedam heette Seth welkom en antwoordde hem nog voordat de nu enigszins bevreesde Seth met een passende vraag naar voren kwam, als volgt:
[14] "Seth, zou jij ook niet op die manier licht willen kunnen maken? Ja, ja, dat wil je wel en Ik zeg je dat zoiets niet eens zo moeilijk is als je het je voorstelt en het middel daartoe is zeer eenvoudig! En zoals je aan Mij gemerkt zult hebben, bestaat het enkel en alleen uit niets anders dan slechts een ernstig en gelovig 'Er zij licht', en het zal daar licht worden waar anders de duisternis heerst!
[15] Zie, nu heb je alles, het hele geheim en daarmee jouw licht in het licht, en de toekomst zal je leren dat je nu heel stellig het licht, ja het ware licht in het ware licht beslist gevonden hebt!
[16] Maar je trekt nog altijd een vragend gezicht! Is het dan niet genoeg dat Ik je alles over Mijn kunst meegedeeld heb?!
[17] Ga naar je donkere woonstee en doe in het volste vertrouwen wat je Mij zag doen, en je kunt je er dan geheel van overtuigen hoe het zit met deze kunst!"
[18] En Seth ging dadelijk van Adam's woning naar de zijne, waar de zijnen in het duister bijeen waren en vreesden voor het steeds dichterbij komende onweer, dat er vreselijk dreigend uitzag. En toen hij binnenkwam sprak hij meteen: "Er zij licht!" - en zie, er was ogenblikkelijk licht!
[19] Maar nu pas na dit wonderbaarlijke welslagen, waarover ook al zijn kinderen ontsteld waren en bijna geheel verstarden van verwondering, was Seth helemaal beduusd!
[20] Hij vatte nu meer moed, stelde allereerst de zijnen op hun gemak en ging toen onmiddellijk weer terug naar Adam's woning, dankte eerst de onbekende Abedam voor het hem bekend maken met zo'n wonderbaarlijke kunst en begon toen geleidelijk alles te vertellen, hetgeen hem bij het wonderbaarlijke welslagen van dit zonderlinge licht maken helemaal opnieuw in beslag nam.
[21] En Abedam antwoordde, hem zachtaardig terechtwijzend: "Seth, zie nu toch hoezeer je nog alleen op het uiterlijk bent gericht, nadat je in de avond toch ook een van diegenen was wiens innerlijk licht Asmahaël het eerst heeft herkend en je was daarna getuige van al Zijn wonderdaden!
[22] Waarlijk, destijds rezen er niet zoveel vragen vol twijfel bij je op als nu! Heb je dan de woorden van Emmanuël niet gehoord die Hij tot Adam sprak, toen deze Hem verzocht na Henochs offerande jullie allen toch niet meteen weer te willen verlaten?!
[23] Meen je dan dat Emmanuëls kracht tijdens Zijn zichtbaar zijn meer aanwezig is dan tijdens Zijn onzichtbaarheid?!
[24] Zie, daarin schuilt alles wat je nog gevangen houdt! Kun jij wat voor werkende kracht dan ook ooit met je lichamelijke ogen zien, of heb jij ooit kunnen zien wat jouw ledematen volgens jouw willekeur doet bewegen en wat zonder jouw toedoen je bloed voortstuwt door al je aderen en wat je haar doet groeien en je nagels en je huid en wat de spijzen verdeelt in je maag en nog talloze andere dingen?!
[25] Of heb je ooit de wind gezien en hoe zijn gedaante is, of de drijvende kracht in de kiem, of de kracht welke de zon leidt van zonsopgang tot aan zonsondergang en ook de sterren en de maan?! Of met welk oog heb jij ooit de kracht gezien die alle beken, rivieren en stromen naar de zee toe drijft?!
[26] Zie dus in hoe dwaas je nog bent gebleven! Luister dan en neem er goede nota van: iedere kracht die in wat dan ook of waar dan ook of hoe dan ook werkt, is uit God als de oerbron van alle machten en krachten. God kan echter als God nimmer in Zijn oerwezen door een door Hem geschapen wezen worden gezien en begrepen; want degene die God zou willen zien, zou niet kunnen leven, want God is oneindig, maar ieder wezen is eindig. Hoe zou het eindige ooit het oneindige kunnen aanschouwen en begrijpen?!
[27] Of denk je soms dat het voor jou mogelijk zou zijn tot in het oneindige uitgerekt te worden en daarbij nog je levensvonkje te behouden?!
[28] Zie, als je Mij in je hart ook met de wedervraag antwoordt: 'Wat en wie was dan eigenlijk de Emmanuël, die werd gezien?'
[29] dan zeg Ik je nu: God kan Zich overal als een liefhebbende Vader van een schijnbaar lichaam voorzien en daardoor werken; maar dan is niet dat wat je ziet de Vader, maar dat wat werkt door hetgeen je ziet!
[30] Dat moet je echter begrijpen opdat je liefde niet aan iets blijft hangen wat niet het eigenlijk ware is!
[31] En heb dan ook kennis van het licht in het licht: indien je oog niet licht en zonnig zou zijn, zou het dan ooit de zon en haar licht gewaar kunnen worden?! Evenzo, als in jou niet de kracht Gods zou zijn, zou jij dan iets van het goddelijke kunnen begrijpen?! Daar je dat echter wel kunt, is immers ook Gods kracht in jou; kan deze kracht alleen zichzelf begrijpen, of kan zij wellicht ook iets meer?!
[32] Zie, hoe duister het nog in je is; zorg er daarom voor dat het ook eens bij jou licht wordt! Amen."
«« 151 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.