[2] Toen hij zo voort werkte, zie, daar stapten weldra enige aanwezigen uit de middag op hem af en vroegen hem wat het te betekenen had, dat het hout nu reeds op het altaar gelegd werd, terwijl het toch gebruikelijk was dat alleen 's avonds te doen.
[3] En Henoch antwoordde, eveneens vragend: "Waarom hindert je dat? Doe ik dat wat ik doe dan op eigen gezag?!
[4] Of is mijn handeling voor jullie een leugen geworden, omdat je haar niet begrijpt?
[5] Ja, ja, voor blinden is zeer veel een leugen; want alles wat men hen zegt is voor hen op zijn minst zoiets als een leugen, omdat zij blind zijn.
[6] Wat baat een blinde het stralende licht van de zon?! Waartoe dient het hem het licht van de zon begrijpelijk te willen maken, waartoe hem iets voor te liegen?! Want de zon van de blinde is immers zwart; daar houdt hij zich aan. Om deze reden is een stralende zon voor hem immers een leugen; want als aan iemands schat iets vreemds wordt toegevoegd, wat betekent dit vreemde dan voor de eigen schat? Niets dan een leugen, omdat het niet identiek is met de eigen schat, ofschoon het ermee te maken heeft, maar als iets vreemds of iets dat voor hem zo goed als niet bestaat en voor hem niet de zichtbare tekenen van de hem kenmerkende eigenschap in zich draagt.
[7] Daarom vraag je mij ook vergeefs; want vandaag ben ik wel allerminst geneigd om jullie iets voor te liegen! Want wie in de waarheid is, voor hem zijn alle leugens in het eeuwige niets verzonken; maar wat zou de eigenlijke heilige waarheid betekenen voor iemand bij wie de leugen nog volledig in zijn hart heerst en die haar voor waar houdt? Niets dan een leugen!
[8] Wat betekent het innerlijke licht van de geest voor diegene die het licht van de wereld zoekt? Niets dan een leugen, een barre duisternis! Want als iemand verder grijpt dan hij ziet, hoe moet dat dan voor hem een licht zijn?!
[9] Laat mij daarom ook met rust! De wegen van de Heer kunnen jullie nog niet begrijpen; want deze nacht heeft jullie harten met duisternis geslagen, vandaar dat je ook niet meer weet, dat de ware liefde tot God aan geen regel gebonden is, maar volkomen vrij is en het offer dat de liefde Hem brengt dus ook. Als jullie je vrouwen reeds vrij beminnen en je niet bindt aan tijd en uur, - waarom moet dan de liefde tot God bemeten zijn?!
[10] Houd daarom op en verzin wat beters! Amen." (I1 dec. 1841)
[11] Toen de nieuwsgierigen uit de middag op deze voor hen zo passende wijze door Henoch werden afgescheept, begonnen zij onder elkaar te morren; want het ontstemde hen geweldig dat Henoch hun op hun vragen zo'n zonderling antwoord gaf, terwijl zij het, voor hun eigen gevoel, met de vraag immers niet zo slecht bedoeld hadden.
[12] Een van hen zei tegen de overigen: "Luister, broeders, ik ken Henoch heel goed en voorzover ik het gisteren op een afstand heb opgemerkt, geloof ik dat de vaderen de aangelegenheid van het offeren aan hem overgedragen hebben; en zoals hij altijd al in zijn spreken en handelen een zonderling was, zo zal hij dat in dit geval ook wel zijn!
[13] Ik ben echter van mening dat men de traditionele, vrome wijze van offeren op de manier waarop Abel dat deed en die God behaagde, niet zo licht aan de willekeur van een enkeling over moet laten, maar dat indien er een verandering moet worden doorgevoerd, dat in een bijeengeroepen raad van alle kinderen zou moeten gebeuren. Maar wanneer dat niet zo is, waar blijven wij dan als mensen van gelijke rang?!
[14] Indien het offer ook voor ons en vanuit ons als geldig moet worden beschouwd, moet het immers ook iets van onze raad in zich hebben en dragen; maar zo draagt het niets in zich dan alleen onze tegenzin en heeft bijgevolg voor ons ook geen uitwerking.
[15] Hoe kunnen, hoe moeten wij dat goedkeuren, waar nog bijkomt dat wij toch voorheen bij het beraad over zuiver goddelijke dingen altijd betrokken werden?!
[16] Daarom geloof ik dat Sethlahem als oudste en met de meeste ervaring van ons allemaal nog een keer naar Henoch moet gaan en hem zeer nadrukkelijk en ernstig moet vragen wat er aan de hand is met dat vroegtijdige opleggen van het hout!"
[17] Maar Sethlahem, die zich ook onder deze vragers bevond, antwoordde degene die zich ergerde: "Luister, daar heb ik helemaal geen zin in; want ik heb Henoch gisteren leren kennen op een manier, - ik zeg je, op een zeer buitengewone manier!
[18] Ik zag hem met een macht toegerust, waarvoor ik nog heden, als ik daaraan denk, van kop tot teen huiver!
[19] De afgelopen nacht was ijzingwekkend! De elementen woedden zo verschrikkelijk dat, zoals jullie allen weten, wij daarvoor op de hoogte vluchtten en zolang de storm duurde, in grote angst op de bevende aarde lagen; maar hoe groot deze angst ook was, toch kon hij niet de aanblik en het gehoorde van wat ik gisteren bij Henoch heb ontdekt uit mijn hart verdrijven!
[20] Jullie weten allemaal dat toen enigen van ons de lust bekroop om af te dalen in de diepte, hen een machtige tijger in de weg trad en door de uitingen van zijn kracht bij het aan stukken scheuren van een reuzenstier hen tot een haastige terugtocht dwong.
[21] Luister, diezelfde tijger, die ik zeer goed herkende, was gisteren als een lam aan Henoch onderdanig en gehoorzaamde iedere wenk van hem! Maar het was nog niet genoeg dat dit ongedierte Henoch de grootste gehoorzaamheid bewees, maar - wat tot de meest ongehoorde dingen behoort - het moest zelfs spreken en sprak voor ieder van ons goed verstaanbare woorden vol van wijs inzicht!
[22] Dat hebben jullie weliswaar niet op kunnen merken omdat jullie ver op de achtergrond bij je woningen op de grond lagen, maar ik die helemaal vooraan was, heb dat onvergetelijke schouwspel gezien en gehoord.
[23] Dat ik mij daardoor zeer tot Henoch aangetrokken voelde, kun je je wel voorstellen, daarom heb ik dan ook zo gauw de eerste gelegenheid zich voordeed vooral geprobeerd met hem in gesprek te komen.
[24] Maar toen ik met hem aan het praten kwam en zelfs een leerling van hem wilde worden, zie, toen gaf hij mij een gelijkenis over het aanschouwen van een ver gelegen gebergte en maakte mij het onderscheid tussen horen zeggen en het zelf aanschouwen zo duidelijk dat het mij tijdens zijn uitleg, met al mijn wijsheid ten opzichte van hem niet anders voorkwam als was ik pas nauwelijks uit het moederlichaam ter wereld gekomen!
[25] En naar het mij voorkwam, waren alle vaderen - zelfs Adam niet uitgezonderd - hem ondergeschikt wat het woord betreft en was hij geheel alleen de woordvoerder voor hen allen.
[26] Daarom zeg ik je: wie van jullie nog zin heeft om met nog een nieuwe en nog meer ongelegen vraag bij hem te komen na door hem afgescheept te zijn vanwege onze ongelegen nieuwsgierigheid, die mag mijnentwege die poging wagen; maar laat mij daarbuiten!
[27] Maar ik denk dat ook voor jullie de strijd met hem ontzettend belachelijk uit zal pakken, - niet veel anders dan die tussen een muis en een leeuw! Wie bij een dergelijke strijd met de overwinning zal gaan strijken - ik geloof, dat er om dat vooruit te bepalen, geen grote profeet aan te pas hoeft te komen!
[28] Hebben jullie desondanks nog lust om je serieuze vraag tot hem te richten, dan wens ik je veel geluk en een helder licht bovendien! Slechts zoveel wil ik naast al hetgeen reeds is gezegd, nog tegen jullie allen opmerken, dat met degenen die in een bepaalde vaste verbinding met God staan nooit te spotten valt. Hetgeen zij doen, moeten wij liever ernstig in ons opnemen nemen dan er in ernst vragen over te stellen; want de wegen van de grote God zijn ondoorgrondelijk en Zijn raadsbesluiten onnaspeurbaar!
[29] Overdenk dit van tevoren heel goed, voordat je ook maar een stap waagt te zetten!"
[30] Toen zij die zich hadden geƫrgerd dat van Sethlahem gehoord hadden, stapten zij dadelijk van hun voornemen af en berustten in Sethlahems wijze raad.
[31] Maar Henoch riep, aan een innerlijke aansporing gehoor gevend, Sethlahem bij zich terug en zei het volgende tegen hem:
[32] "Sethlahem, ik prijs je! Zie, nu heb je waarachtig wijs gehandeld, omdat je deze zwakken hebt opgeholpen die zonder jouw hulp onvermijdelijk in een diepe afgrond gestort zouden zijn omdat zij blind zijn en daarom niet zien hoe het met de grond onder hun voeten is gesteld!
[33] Jij moet echter van nu af aan niet meer van mijn zijde wijken, tot ook jij zult zien wat je sterfelijke ogen nog niet gezien hebben en zult horen wat je sterfelijke oren nog niet gehoord hebben!
[34] Is jou de huidige, zo buitengewoon heldere en aangename dag dan niet opgevallen, die gevolgd is op deze nacht van verschrikkingen?!
[35] En als je het verloop van de storm en diens plotselinge afloop hebt gadegeslagen, zeg me, is je daarbij niets opgevallen?"
[36] En Sethlahem antwoordde hem: "O Henoch, wie zou dat niet opvallen?! Maar wat baat het mensen zoals wij?! Want ik begrijp met en zonder al dat opvallen niets van dit alles en om mijzelf gerust te stellen, denk ik alleen maar:
[37] De Heer Jehova zal wel heel goed en zeker weten waarom dit en waarom dat gebeurt! Hier zullen diegenen voor wie Jehova meer nabij is dan voor mij, wel meer over kunnen zeggen; maar aan Hem zij alle dank dat Hij mij de vrede schonk! Daarmee ben ik dan ook volslagen tevreden!
[38] Wat denk jij, Henoch: zou het zo in orde zijn?"
[39] En Henoch antwoordde hem: "O Sethlahem, jij hebt een goede bodem! Als het zaad in jouw aardbodem zal vallen, zal het je duizendvoudig vrucht brengen!
[40] Luister, heden zul je een vreemdeling in ons midden zien; ga naar deze vreemdeling toe, Hij zal je met enige woorden meer zeggen dan ik in duizend jaren! Ja, ik zeg je, Hij zal je door en door levend maken!
[41] Maar nu verder niets meer; want ik zie Hem al aankomen!"
«« 171 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.