De politiek van de raadsheren van Hanoch

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 27 / 187 »»
[1] Ik wil de mishandelingen die bij zo' n bouw plaatsvonden niet gedenken, maar Ik wil jullie naar de hoofdzaken leiden. - Toen nu de steden geheel gebouwd waren, gingen de tien vorsten naar Hanoch en zeiden: "Hanoch, gij grote verheven god van alle macht en kracht (N.B. ofschoon hij al zwakker was dan een mug en helemaal geen macht meer bezat) en allergrootste heer van alle gerechtigheid (N.B. waaraan niets anders dan diefstal, hoererij, bedrog, al het boze, gevoelloosheid, slangenbroedsel, wreedheid, leugens, vleierij en allerlei soorten misdrijven ten grondslag lagen)! Zie, onder de meest wijze leiding van uw grenzeloze, onbegrijpelijke en onnaspeurbare gerechtigheid is uw volk groot geworden (N.B. Het was waarlijk een grenzeloze, voor hen geheel onbegrijpelijke en meer nog, geheel onnaspeurbare gerechtigheid) en heeft zich verspreid over heel het wijdse land van uw goddelijke heerlijkheid en is daarom niet meer te overzien vanuit uw hoge huis en als wij ze niet in het oog houden, dan zullen ze doen wat ze willen; ja, zij kunnen zelfs zo ver afdwalen, dat zij in plaats van u, aan wie alleen toch alle aanbidding toekomt, weer de oude God van Kaïn beginnen aan te roepen en te aanbidden en het zou diezelfde oude God toch weer eens te binnen kunnen schieten, iemand van hen te verhoren en hem met een onoverwinnelijke macht toe te rusten, waarna hij dan een groot volk om zich heen zou kunnen verzamelen, ons overvallen en ons tenslotte allemaal vernietigen. (N.B. Zulke zorgen passen heel goed bij zo'n machtige god!)
[2] Uiteindelijk zouden wij ook niet genoeg goede dienaren hebben om overal heen te gaan ten einde de vruchten af te nemen en hiernaartoe te brengen; en tenslotte zouden deze dienaren ons onderweg te slim af zijn en zouden uiteindelijk zelf alles verbruiken, wat slechts voor u, o grote god, door de aarde gehoorzaam werd voortgebracht!" (N.B. Dus uit angst te verhongeren, begon de grote god zich zorgen te maken?!)
[3] En zie, toen kwam Hanoch in grote verlegenheid en wist niet wat te doen, omdat hij nooit eerder vernomen had hoe zeer zijn volk zich vermeerderd had. Tenslotte stond hij op en zei met krijsende stem vol angst: "Hoe zou het zijn, als wij hen die teveel zijn geleidelijk aan ombrachten en doodden en ze terugbrachten tot het oorspronkelijke aantal zwakken en moedelozen?! Wat vinden jullie daarvan, mijn getrouwen?" (N.B. Een prachtig voornemen van de goddelijke gerechtigheid!)
[4] En zie, toen zeiden de tien: "O allerrechtvaardigste god, overweeg wat mogelijk en wat onmogelijk is! (N.B. De meest wijze, machtigste en rechtvaardigste god moest zich dus ook door zijn dienaren over het mogelijke en het onmogelijke laten voorlichten!) Want zie, ten eerste zou den zij u en ons in enorme aantallen overvallen en ons allemaal vernietigen als wij er maar één zouden doodslaan, en ten tweede, denk aan het vat boven de sterren waarvan Kaïn ons vaak verteld heeft en wat er gebeuren zal als wij zouden beginnen met het bedrijven van gruwelijkheden!" (N.B. Dus had de grote machtige god toch nog angst voor de oude God?!)
[5] En zie, toen zei Hanoch tegen hen: "Luister en verneem mijn wil, die krachtig klinkt: ieder van jullie, mijn tien trouwste dienaren, betrekt een van de tien steden en heerst daar en regeert daar uit mijn naam en geeft wetten volgens het juiste inzicht en besef en zorgt ervoor dat die nauwkeurig en streng opgevolgd worden! Als een van jullie ooit in ijver zou verslappen, dan zal ik de trouwste en ijverigste uit jullie midden boven hem plaatsen. Ik zal jullie beoordelen naar de inbreng van de vruchten! De eerste die de aan mijn heilige verhevenheid verschuldigde gaven zal brengen, zal ook de lof van de gerechtigheid als eerste oogsten en ik zal het weinige van hem aannemen als ware het veel; maar zij die later komen moeten veel brengen en ik zal het aannemen als ware het slechts weinig, omdat ik daaruit hun laksheid zal afmeten en hen voor hun handelwijze een terechte lof of een terechte berisping zal doen toekomen; en de laatste zal overgeleverd worden aan de eerste, opdat zijn inzet en nauwgezetheid in alle rechtvaardige zaken zal toenemen. Want de strenge rechtvaardigheid is de enige grondslag van het rijk dat we hebben en zelf helemaal bezitten.
[6] Dat is mijn rechtvaardige en gestrenge wil, omdat jullie en alle vrije en dienstbare onderdanen geen andere kunnen hebben en ook niet zullen hebben, want ik ben jullie god en heer. Eens is er wel de een of andere oude God geweest, die ook zeer machtig was zolang Hij rechtvaardig was; maar Hij zou toen Zijn rechtvaardigheid hebben laten vallen en was even goed voor de boosdoeners als voor de rechtvaardigen vanwege een zekere liefde, die overeenkomt met onze geestdrift voor mooie vrouwen en Hij heeft zich daardoor geheel te gronde gericht en is nu niet meer.
[7] Vandaar dat ik nu zijn plaats inneem, zoals jullie mij hier zien; daarom zal het aanroepen van de oude God weinig baten, omdat hij nergens en niets meer is. Vandaar dat je je in alle aangelegenheden tot mij, die nu alle macht en gezag in zich heeft, moet wenden! Amen."
[8] (N.B. Dergelijke en nog veel slechtere afschilderingen van Mij moet Ik heden ten dage horen uit de mond van vele honderdduizenden, die hun volslagen onbegrip vanwege hun geheel verduisterde verstand een vermogen dat alle dieren door middel van hun scherpe zintuigen hebben - op Mijn troon zetten en zichzelf tegenwoordig geen 'goden' meer noemen - omdat deze naam zo gewoon en kinderlijk nederig klinkt -, maar zich 'filosofen' of 'wereldwijzen' en verder nog 'geleerden' of allerlei soort 'doktoren' noemen. Dit verduisterde slag mensen wil Mij zelfs dwingen eerst bij hen in de leer te gaan, als Ik een God zou willen zijn in deze zeer verlichte tijd van de supergeleerden; Ik beweer echter dat een regenworm verstandiger is dan zij, ofschoon die slechts één zintuig heeft. Ik zeg jullie dat deze heren spoedig zeer grote ogen zullen opzetten en toch niet meer zullen zien dan een woelmuis in de aarde, en met gespitste en zeer lange oren niet meer zullen horen dan een vis in het water, omdat die geen stem en ook geen gehoor heeft.)
[9] En zie, dat was voor de tien vorsten nu juist een goede, onuitputtelijke hoeveelheid koren op hun molens; want Hanoch was aan hun stille wensen tegemoet gekomen en gaf hun een streng gebod, dat hun juist goed van pas kwam. Want nu pas waren zij als het ware gerechtigd ieder denkbare wandaad te bedrijven en het volk en hun domme god te bedriegen. (15 mei 1840)
[10] En zie nu: toen dus de god Hanoch zijn rede had beëindigd, stuurde hij zijn tien dienaren weg. Deze gingen heen, naar hun uiterlijk te oordelen diep geroerd door zo'n geweldige toespraak; maar in hun hart waren zij buitengewoon vrolijk over de grote dwaasheid van Hanoch, die uit vrees en door allerlei zorgen hun eigen wil tot enige wet gemaakt had en er op het einde zelf van overtuigd begon te raken dat hij een god was. Maar wat het laatste punt betrof vergisten zij zich deerlijk; want Hanoch wist voor zichzelf heel goed dat hij geen god was, omdat zijn zwakheid en algehele uitputting maar al te duidelijk aantoonden hoe het er met zijn goddelijkheid voorstond!
[11] Maar hij wilde slechts de anderen in hun grove blindheid laten en die versterken en god zijn ter wille van het gewin en hij dacht: "Voor de blinden is het goed prediken; want die kunnen zwart niet van wit onderscheiden en houden de dag voor een nacht en omgekeerd!" Maar hierin vergiste óók hij zich. En zo heerste er tussen hen een rare verhouding, waarbij de ene de andere steeds voor de dommere en zichzelf voor de grotere hield.
[12] En toen ze nu weer in hun verblijven tezamen kwamen, begon Kad met een redevoering die tot hen allen was gericht en zei: "Nu mijn broeders, wij die Kaïn nog als vader hebben en de aartsvader Adam hebben gezien en de aartsmoeder Eva, die niet gekend en gezien is door Hanoch, die evenmin ooit Adam zal zien. Zie, Kaïn, onze vader was een boosdoener zoals geen van ons het ooit was en nooit zal zijn, en omdat hij zich tot de God van Adam wendde, gaf die hem wat hij wilde.
[13] Nu, wat hebben wij dan nog meer nodig?! Wij weten en zijn oog en oorgetuigen van Zijn grote daden; eveneens weten wij, waar de grote Machthebber woont! Laten wij doen wat Kaïn in zijn nood en ook in tijden van overvloed deed, - en wees ervan verzekerd dat spoedig bewezen en aangetoond wordt, wie de eigenlijke heer in het land van de diepte is! Laat daarom ieder van ons voor deze God een altaar oprichten en Hem de vruchten van het land offeren en de zeggenschap zal dientengevolge niet achterwege blijven; en dan zal de dwaas Hanoch wel heel lang kunnen wachten op de majesteitelijke schatting van zijn ingebeelde heiligheid van ons, wij, die Adam en Eva nog gezien hebben!"
[14] En zie, toen Kad zijn toespraak had beëindigd, verhief Kahrak zich en zei: "Broeders, als het zo ligt, dan staan wij voor een gewonnen zaak! Zie, wat mij betreft ben ik het volkomen met Kad eens; we zouden toch wel grotere dwazen zijn dan de hele Hanoch, als wij, die machtiger zijn, hem voor niets anders zouden voeden dan om zijn dwaasheid te versterken en hem daarenboven ook nog zouden vetmesten, zodat hij er nog meer naar zou haken om onze mooiste vrouwen te beslapen? Wij moeten, zoals jullie allemaal weten, het ook nog als een uitzonderlijke genade beschouwen, wanneer hij er een voor ons overlaat als ze hem niet meer bevallen! Daarom geloof ik, dat wij de mooiste voor onszelf moeten houden! De minder mooie geven wij aan onze dienaren; de overigen moeten eigendom zijn van onze onderdanen en Hanoch kan daardoor een bloedschender worden van zijn eigen dochters en nu door eigen toedoen de schande ondervinden en mager worden als het been van een bok en met de kalveren eten en met de vogels drinken! En waarom zouden wij niet hetzelfde doen als hij met onze vader deed?! Vader Kaïn vergat ook een voorbehoud te maken voor bepaalde dingen en moest vluchten, terwijl hij toch evengoed Hanochs vader was als de onze! En zie, voor ons is hij nu nog slechts een domme broer; wat zal ons nu verhinderen aan hem de vlucht van Kaïn te vergelden?! - Zie, dat is mijn mening, voordelig voor ieder van ons, terwijl ik op mijn beurt de oude God zal aanhangen, zoals Kad dat zeer wijs, juist en doeltreffend achtte!"
[15] Van alle kanten klonk nu instemming met de rede van Kahrak, waarop Nohad opstond en begon te spreken, zeggende: "Jullie kennen mijn ambt en handwerk, dat ik volgens de wil van Hanoch heb uitgeoefend met de grootste trouw, vlijt en ijver! Toch vraag ik aan jullie allen wat ik er gedurende die lange tijd bij gewonnen heb, en je zult mij zeker als antwoord geven: niets meer en niets minder dan niets! Dat betekent: ik hielp de grote bedrieger met bedriegen en was bijgevolg zelf een bedrogen bedrieger; ik moest vanwege zijn bedrieglijke huichelarij tegenover de menigte een slecht leven leiden en mij openlijk - alleen maar omwille van een domme schijnheilige opvatting als zeer strenge dienaar van het recht, van ieder opwindend genot onthouden om daarvoor heimelijk de meest krachtige verwijten en allerlei bedreigingen te incasseren, in plaats van lof en een niet zichtbare schadeloosstelling en vergoeding voor krenking in het openbaar, tengevolge van zijn onbegrijpelijke dwaasheid. Jullie hebben het allemaal gemakkelijker gehad en konden voor je genoegen veel doen wat voor mij onmogelijk was, omdat ik precies aan de spits van zijn gerechtelijke verdwazing stond en zijn gekste en meest afschuwwekkende wensen nauwgezet uit moest voeren, waardoor deze door mijn gedwongen huichelarij, waar ik wel mee overweg kon - of eigenlijk mee overweg moest kunnen, het een of andere wettelijke tintje kregen, waardoor ik dan vanwege de volledige deugdelijkheid van mijn bedrog als rechtmatig bedrieger mij wederom heb moeten laten bedriegen en dat in drievoud: ten eerste door Hanoch vanwege het recht, ten tweede door mijzelf vanwege het volk en ten derde door het volk en jullie allen vanwege Hanoch. Ik geloof voldoende redenen voor mijn volslagen ontevredenheid aan het licht gebracht te hebben en daardoor ook mijn imago van bedrieger aan jullie voeten gelegd te hebben. En oordeel nu zelf of ik ongelijk heb, als ik uit dankbaarheid voor die erkenning het drievoudige bedrog van mij zal afschudden en dat met alle kracht naar Hanochs hoofd zal slingeren, daar ik hem voor het volk zal ontmaskeren. En hierna moet hij dan maar zien waarheen zijn goddelijkheid hem zal leiden en hij zal die als een hinkend hert achterna rennen. En dus zal ook ik doen wat Kad goed achtte en ik zal Kahraks raad nauwkeurig ten uitvoer brengen en mijn afgiften zullen zijn ogen niet schaden en het gedraaf van mijn kamelen zal zijn oor niet hinderen. En hiermee neem ik bezit van de stad die mijn naam draagt."
[16] En zie, hierop zeiden de overigen: "Nohad heeft uitstekend gesproken en hij handelt ook rechtschapen en goed."
[17] Daarna stond Huïd op en liet de stem vanuit zijn borst als een bliksemslag klinken in de bijeenkomst van boze mannen en sprak heftiger dan de overigen, zeggende: "Luister goed naar mij, broeders en zonen van Kaïn, de vogelvrij-verklaarde, en begrijp al mijn woorden, want die zijn van zeer groot belang!
[18] Wie zou in staat zijn alle bloeddruppels te tellen die mijn sterke handen hebben doen vloeien uit de ruggen en lendenen van het arme en zwakke volk tengevolge van de vonnissen van Nohad. Terwijl het net zo goed als Hanoch en wij, nakomelingen van Kaïn zijn. Bloed dat gevloeid is, niet door de overtreding van een bepaald gebod of door een of andere luiheid of vanwege de kleinste schijnbaar strafbare aanleiding, maar enkel en alleen, zoals jullie allemaal weten, louter voor zijn genoegen en tijdverdrijf, om maar niet te denken aan die mishandelingen bij de bouw van al die steden, - zo erg zelfs dat het voor mij volkomen onbegrijpelijk is, hoe deze armen de al zo lang durende martelgang hebben overleefd. Hij wist ons wel bij iedere tegenwerping de breekbaarheid van het bewuste vat boven de sterren voor te houden en vergat geheel en al dat onder de aarde!
[19] Maar ik vraag jullie allen naar recht en billijkheid of het het volk niet beter zou vergaan onder de brokstukken van het vat, dan onder onze voortdurende slagen met taaie roeden, harde knuppels en stevige stokken! En zeg me, wat heeft hij dan voor het vat van de liefde onder de aarde gedaan? Ik geloof dat afgezien van de talloze bloeddruppels van onze broeders er zich zeer weinig in zal bevinden! En hadden wij de regering niet op een listige wijze naar ons toe getrokken, - zou hij dan ook niet als god van alle gruwelijkheden beslist begonnen zijn de een na de ander te laten doden?.
[20] Wij zelf moesten onmenselijk zijn om hem voor iedere verdenking te behoeden, omdat wij nog zijn dienaren waren. Maar de steden zijn nu gebouwd, het volk is verdeeld, de macht is aan ons, evenals de nieuwe waardering van de oude God en het geprezen offer; wat hebben wij nog meer nodig? Aangezien het volk ons gehoorzaamde toen wij het mishandelden, zal het ons zeker niet ontrouw worden als wij in plaats van deze wrede onmenselijkheid de geslagen wonden willen en zullen helen door wijzere en mildere wetten. Zie, men noemde mij boosaardig; maar hierbij zou ik een groot vraagteken willen zetten: wie is er eigenlijk boosaardig, ik, of Hanoch, of de slang van Kaïn! Ik geloof dat Hanoch een meester in al het boze is en de slang moet al haar gebroed in zijn hart hebben gelegd, anders waren zulke onmenselijkheden van één broeder ten opzichte van zijn broeders door zijn broeders en de broeders van zijn broeders, niet voor te stellen!
[21] Daarom geloof ik, dat wij hem aan onszelf ondergeschikt en dienstbaar moeten maken en het volk steeds meer voor zijn onmenselijkheid schadeloos stellen in plaats van zijn majesteitelijke schatting; aldus kan hij de rechtmatige heffing op zijn eigen rug nemen en die dragen waarheen hij wil."
[22] "Jouw toespraak is juist en wijs, broeder Huïd", zeiden de verzamelden, "en laat Hanoch overkomen hetgeen je zei in je rede, die ons allen midden in ons oog trof dat te vaak zijn grote misdaden heeft gezien!"
[23] En zie, toen stond Hlad op en zei kort en bondig: "Broeders, jullie weten hoe gevoelloos ik ten opzichte van alles moest zijn om zo te zeggen het strenge recht te personifiëren ofwel om de willekeurige onmenselijkheid van Hanoch als het onverbiddelijk recht uit te beelden, en ik moest bovendien zijn boze spelletjes uitvoeren met een gezicht alsof ik het er mee eens was. Hoewel ik niet de beul zelf was, was ik daarbij toch de opziener en moest de slagen van Huïd en al zijn handlangers tellen en die altijd vol erkenning aan Hanoch overbrengen. Zie, toentertijd moest ik gevoelloos schijnen, terwijl ik dat niet in het minst was; nu wil ik mij bekeren, zoals je ziet! Tegenover Hanoch wil ik degene zijn die ik zo dikwijls moest schijnen voor het volk, onze broeders; en voor de broeders wil ik warm van hart zijn en ik zal Hanoch laten boeten voor het onrecht dat hij hen aandeed. Laat mijn trouw aan hem een koude vergelding zijn en mijn ijver zal mij tot de eerste onder jullie maken en de stem die hem looft zal in gehuil en gebrul veranderd worden, en dat zal tot een feest worden voor de oren van hen die zo dikwijls mishandeld zijn; en hun bleke wangen zullen rood gekleurd worden met de bloeddruppels van zijn rug!
[24] Omdat ik het volledig met jullie eens ben, geloof ik dat mijn oordeel niet onterecht is als ik te werk ga volgens mijn gevoel, dat lang genoeg als verstard al de gruwelen en misdaden van Hanoch aan moest zien. Want wie gevoel heeft en ontvankelijk is voor pijn en kwelling, die heeft het zeker ook voor weldadigheid; dat heb ik talloze malen gezien. Laten wij daarom in de toekomst regeren door weldaden te bewijzen. Diegene die toen het kwade deed, hem geschiede volgens de maatstaf van zijn daad, daarbij in het oog houdend dat hij ook een broeder is; laat het goede echter tienvoudig over de gehoorzamen en de weldoeners komen. En dan zal aan de oude God een waardig offer worden gebracht, dat Hem beslist zal bevallen als wij aan Hem datgene weer terugbrengen wat Kaïn en Hanoch zo misdadig lichtzinnig voor ons allen hebben verloren doen gaan."
[25] En zie, toen verhieven allen zich en bogen voor Hlad en zeiden: "O broeder! Van al onze oordelen is het jouwe het meest juiste; jij komt de kinderen van Adam het meest nabij. Daarom zul je ons tot voorbeeld zijn, waarnaar wij al onze beschikkingen zullen regelen en richten en wij zijn ook vast van plan dat te doen.
[26] Het warme bloed van de arme broeders heeft het ijs om je hart gesmolten en nu komt daaruit een overvloedige warmte vrij; handel daarom vanuit deze warmte en verwarm ons allen vanuit jouw overvloed!"
[27] En zie, toen verhief Uvrak zich ook en zei: "Broeders, zie en luister! Al jullie oordelen zijn juist, waar en terecht; maar dat van Hlad is, volgens mijn scherpe vermogen tot oordelen, duidelijk het meest juiste. En zodoende ben ik het op één ding na geheel met hem eens en dit ene punt is van zeer groot belang en luidt: grote, voorzichtige sluwheid bij alles wat wij ook maar ondernemen. Want zie: recht doen wedervaren, weldoen, juist en rechtvaardig oordelen, de juiste vergelding, een zekere orde, - dat zijn dingen die van groot openbaar belang zijn, zowel voor het volk als ook voor ons allen; en al deze dingen zijn toereikend als het gaat tussen ons en het volk. Maar nu weten ook alle vrije burgers van de stad Hanoch, dat wij voor deze domkoppen vorsten zijn en Hanoch werkelijk een god is en dat zal niet een van hen zich laten afnemen, zelfs niet na duizend stokslagen; en nog meer dan alle vrijen houdt het hele volk aan deze waan vast.
[28] Maar als wij Hanoch nu meteen iets aandoen, zullen wij hen juist daardoor allemaal tegen ons opzetten; en als Hanoch in hun midden zou treden en hun duidelijk zou maken dat wij hem de handen gebonden hebben, zodat hij de mishandelingen die wij hen lieten ondergaan, niet had kunnen afweren, - als dit gebeurt komt het volk over ons en gaan wij tengevolge van het gewicht van de massa ten onder.
[29] Daarom zijn list en grote, voorzichtige sluwheid absoluut noodzakelijk indien wij onze plannen ten uitvoer willen brengen, zodat de zaak ons tot voordeel kan strekken. Omdat ik in alle zaken zijn meest geheime raadsman was, weet ik ook het best hoe de zaken ervoor staan. Daarom ben ik vast overtuigd van het volgende: om de schijn op te houden moeten wij Hanoch minstens drie jaar lang de geëiste schatting betalen, het volk ondertussen goed verzorgen, opdat het ons toegedaan zal worden en dan de meer geschikten onderrichten over de onbeduidendheid van het wezen van Hanoch en over al zijn bedrog en zijn zeer grove aanmatiging. We moeten hun sporen van de oude God wijzen en daarenboven nog duidelijk maken hoe alles wat wij deden, hoe hard het ook mocht zijn, er slechts op gericht was om hen uiteindelijk als broeders te redden van het harde en zware juk van Hanoch, en dat dit nu heeft moeten gebeuren omdat zij anders allen tezamen omgebracht waren.
[30] Ik geef je de volledige verzekering: als wij het volk zo inlichten en het volgens Hlads opvatting behandelen, verkeren wij in een onberekenbaar voordelige positie en ik geloof dat zelfs de oude God ons de heerschappij niet zal bestrijden als wij Hem op de koop toe nog een offer willen brengen. Pas dan ben ook ik er zeker van, dat Hanoch van het volk zal vernemen wat de vorige verstandige en zeer ervaren sprekers Huïd en Hlad reeds zeer wijs vermeld hebben.
[31] Neem mijn toespraak goed ter harte, mijn broeders en verheven zonen van Kaïn!" En zie, allen bogen en zeiden: "Amen, zo zal het gebeuren, zodat elk van de toespraken rechtsgeldig wordt ten opzichte van Hanoch, de laaghartige verdrijver van onze vader en de schandelijke misdadiger tegenover de oude, machtige God."
[32] Toen gingen de anderen weer zitten; maar Farak bleef staan en keek eerst ernstig om zich heen, alsof hij wilde zien of er niet bij een van de redenaars nog iets verborgen gebleven was waarmee hij niet openlijk voor de dag kwam; en wat hij met zijn ogen zocht, vond zijn verstand snel en gemakkelijk. Nu begon hij zeer krachtig te spreken en zijn toespraak ontzag niemand, net als een zwaard op het slagveld en hij zei:
[33] "Broeders - als jullie deze erenaam nog waard zijn -, Ik heb je toespraken aangehoord, waarin jullie je gedachten hardop uitgesproken hebben, maar achterbaks verzwegen jullie je wensen tegenover elkaar en hebben jullie elkaar aangelogen met je plannen en zijn daardoor elkaars wederzijdse muiters geworden. Ieder van jullie was van plan zich heimelijk uit de voeten te maken om Hanoch aan te tonen dat hij uit volledige trouw aan hem, vóór de belangrijke aanvaarding van de regering volgens zijn aanwijzingen, een bijeenkomst van de vorsten zoals die hier nu plaatsvindt, heeft belegd en dat hij geprobeerd heeft hen allen over te halen een schandelijk oordeel af te geven over Hanoch, opdat het aan Hanoch dan duidelijk zou worden in welke handen hij de tien regeringen heeft gelegd. Als gevolg hiervan zou Hanoch hem dan met alle macht toerusten en hem aan willen stellen als enige heerser over ons allen; de overigen konden dan tengevolge van de lichtgelovigheid van Hanoch het lot van Kaïn onder elkaar verdelen.
[34] O jullie schurken, jullie uitbraaksel van al het boze! Vraag jezelf af of er ooit een eerlijke karaktertrek in je was die iets tot stand gebracht heeft! Want alles wat ik ben en wat jullie zijn, is je gelukt door list, sluwheid, bedrog, vleierij en huichelarij. Heeft het arme volk nog niet genoeg geleden? Is het niet toch al zo ellendig geworden dat het bijna niet meer op een mens gelijkt? Heeft het zonder dat al niet nagenoeg de laatste druppel bloed onder jullie slagen vergoten? En wat hebben wij ooit voor goeds gesteld tegenover het feit dat het ons zo lang gewillig voor niets gevoed heeft, dan alle mishandelingen die je maar bedenken kunt?! Hebben zij, die je diermensen noemde, niet hetzelfde recht op alles wat de aarde voortbrengt? Maar het was hun verboden van al de vruchten die rijp geworden waren te eten, behalve alleen van de bedorvenen! En jullie zijn daarmee niet tevreden, maar willen het nog duizendmaal ongelukkiger maken dan het zonder dat al is?!
[35] Daardoor bewogen zeg ik zonder schroom tegen jullie: jullie zijn het niet waard dat het arme volk je broeder is, maar als jullie over hen willen regeren, laat dan alle boosheid en sluwheid achterwege en leid hen voor het aangezicht van de ware en oude God en wees een ware broeder voor Hanoch en geen bedriegers vanwege eigen voordeel, en maak dat jullie door waarachtige trouw waardig bevonden worden voor dat wat je door list en bedrog geworden bent, anders zal de oude God je offer niet aanzien en zal Hij de zwakken tegen jullie helpen en Hij zal jullie tot slaven maken van de beesten, die jullie de naam gaven die uit jullie breinen ontsproten is! Denk goed na over de rede van de gruwelijke. Amen."
[36] Zie, toen Farak zijn toespraak beëindigd had, bleven de anderen als versteend zitten en wisten ook niet één woord ter verontschuldiging over hun lippen te brengen, en de meesten dachten bij zichzelf: "Die is ons stiekem voor geweest bij de oude God; want hoe kon hij anders ons zo haarfijn doorhebben?! En omdat het nu eenmaal zo is, wie zal het aan zijn zijde overleven?! Indien hij te vernietigen was, dan zou het gemakkelijk zijn; maar nu - wie zou zich tegen zijn macht kunnen verzetten? Nog voor wij een hand kunnen opheffen, zal de zijne ons reeds vernietigend treffen; daarom zullen wij rustig afwachten wat voor keer de zaken nemen en dan zal het wel duidelijk worden, wat er verder te doen zal zijn."
[37] En zie, toen niemand meer durfde te spreken, trad Farak nog een keer naar voren en vroeg hun: "Hoe is het jullie te moede? Heeft niemand dan meer de moed als spreker op te staan en mij te antwoorden? Waar is nu je list, je bedrog, je sluwheid, je gevlei, je gehuichel, waar je leugens, waar je macht, waar je vorstendom en waar je bedrogen god Hanoch?
[38] Ja, ik zeg jullie dat je stomme gedachtentaal niet aan mijn oren is ontgaan en hoe de zaken zich ook mogen keren, jullie zullen heel precies doen wat er naar recht en billijkheid te doen valt; en wie van jullie zich daar niet nauwkeurig aan houdt, zal vogelvrij verklaard worden net als Kaïn, waarvan jullie zeggen dat hij je vader is, terwijl hij toch rechtvaardig handelde, - alleen te blind en streng, waardoor hij zichzelf daarin verstrikte en voor zijn eigen werken moest vluchten. Waarheen, dat weet niemand behalve de oude God; en als Hij het aan iemand zou bekendmaken, dan zou die het weten. Maar dat is niet Zijn wil. Zie, zijn rechtvaardigheid kwam voort uit angst voor het gericht van de Oude en daardoor mislukte alles wat hij deed omdat hij het niet uit liefde deed, wat hem toch boven alles door de oude God geboden was.
[39] Bij jullie heeft zelfs alle rechtvaardigheid het veld moeten ruimen en daarvoor in de plaats zijn list, bedrog, sluwheid, leugen en nog veel meer andere schandelijkheden erbij gekomen, die vanwege hun laagheid geen naam hebben en jullie geloven dat de oude God je meteen allerbereidwilligst zal ondersteunen in al je gemeenheden, wier aantal geen einde kent, als jullie Hem met slechts het een of andere onzichtbare vuur als offer om de tuin willen leiden. 0, jullie vergissen je geweldig; deze Oude heeft scherpe ogen en weet heel precies hoe het van begin tot einde met je wezen gesteld is. Daarom is Zijn oor ver van jullie verwijderd en zal Hij je in je laaghartigheid nooit meer verhoren, ook al zouden jullie de gehele aarde als offer voor Hem aansteken, als jullie niet tevoren je harten reinigen met het vuur van een onbegrensde liefde ten opzichte van de door jullie verzwakte broeders en ongelukkige zusters en jullie je onthouden van allerlei hoererij, die bij tweehonderd jaar oude mannen die het vorstenambt bekleden, onvoorstelbaar slecht past.
[40] Beantwoord nu mijn vragen, als jullie dat kunnen, of zeg me recht in mijn gezicht, zoals ik het jullie ook zonder schroom gezegd heb, wat je nu besloten hebt te doen, als je dat tenminste durft; want ik streef niet naar heerschappij, noch, zoals jullie, naar het een of andere vorstendom, maar alleen naar het nauwkeurig vervullen van de door mijn ambt opgelegde plichten en naar het welbehagen van de Oude, - daarom beging ik ook nooit een onrecht, noch heb ik ooit een vrouw geschonden, noch een maagd en nog veel minder meisjes van twaalf jaar of jonger, zoals jullie; daarom ook hebben jullie mij de gruwelijke genoemd, omdat ik geen luie schurk wilde zijn zoals jullie!
[41] Dit zullen mijn laatste woorden zijn, opdat jullie weten wie je voor je hebt, namelijk mij, de gruwelijke, die je echter nooit nader zult kennen dan slechts voorzover de hoogste noodzaak, zoals de huidige, dat vereist, opdat niet alles voor eeuwig - ja, ik zeg voor eeuwig - te gronde zou gaan door de weer gewekte toorn van de oude, eeuwige God! Laat daarom nooit iemand mij nadere inlichtingen vragen over het waarom en het waardoor! Amen."
«« 27 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.