[2] En zo begaf zich dan dit kleine leger mannen naar Hanoch en vervoegde zich bij Lamech, waar uit naam van allen één het woord voerde en zei: "Waar is dan dat woud waar zoiets gebeurd is met de jonge koning en zijn wijze broer Johred? Laat ons de plaats van de afschuwelijke misdaad afzoeken om mogelijkerwijs nog enige treurige resten te vinden of misschien toch nog andere sporen die ons overtuigen kunnen van de waarheid van deze boodschap. Wij kunnen daar dan dit grote ongeluk oprecht betreuren en daarna de hyena's opzoeken, want die zullen beslist nog bloed aan hun snuit hebben, en ze dan met al hun soortgenoten wurgen en doden met onze knotsen en steenslingers, ter verzoening van hun schuld aan wat Johred en Haïl overkomen is . ". (3 Juni 1840)
[3] "Ja", zei Lamech, "Jullie hebben de juiste beslissing genomen; ik als je huidige rechtmatige koning (eigenlijk 'kan ik' of het verouderde 'kun ig') zal te midden van jullie hetzelfde doen en mijn eerste dienaar Tatahar zal onze gids zijn tezamen met zijn goed bewapende gezellen!"
[4] En zie, dit snelle, gepaste besluit van Lamech beviel het volk en men zei: "Zie, zie en luister! Huhuhorah (dat betekent: er is nog een rechtvaardige koning!); ook is hij verstandig, laat hem onze koning zijn!"
[5] En daarop stonden allen op en gingen, geleid door Lamech naar het tijger - en hyenawoud en vonden daar ook spoedig de nog met bloed bevlekte gruwelijke plek en ze treurden en weenden daar en raapten de verstrooide resten van de kleren bijeen uit bedroefde eerbied.
[6] En toen zij daar hun ijdele rouwdienst verricht en de waardeloze relikwieën van Johred en Haïl verzameld hadden, verlieten zij de gruwelijke plek en trokken vol bittere wrok in groepen van honderd man, elk op een kleine afstand van dertig uitgestrekte handen van elkaar, het woud in om de snode hyena's te zoeken. En zie, ook niet één enkel dier wilde zich laten zien, laat staan een hyena. Toen zeiden zij: "Het laaghartige dier is beslist naar de bergen gevlucht! Houd moed! Hoewel geen sterveling sedert Kaïn het ook maar gewaagd heeft één voet op een berg te zetten, zullen wij dat nu voor de eerste keer doorbreken; want wij hebben een goede reden hiervoor en geen God is in staat deze stap af te keuren, omdat wij een rechtvaardige zaak tegen deze snode, vraatzuchtige beesten hebben. Daarom nog eens: houd moed, - ook al zouden wij met zijn allen te gronde gaan!"
[7] En zie, Lamech antwoordde daarop: "Jullie stem is naar mijn wil en voor jullie een gebod. Ga daarom en doe wat je je hebt voorgenomen; ik zal hier aan het hoofd van Tatahars groep op jullie wachten en een waakzaam oog houden op het een of ander beest aller beesten, dat aan je harde slagen ontkomen is."
[8] Daarmee waren de drieduizend tevreden en ze liepen onwennig met aarzelende schreden en durfden nauwelijks om te kijken van duizeligheid bij de aanblik van de door hen beklommen hoogten en de diepten die ze achter zich gelaten hadden. En zie, drie dagen lang zochten zij naar de hyena's, maar geen enkele wilde zich laten zien; toen kregen zij er genoeg van en sloegen met hun knotsen tegen een meer dan twaalf klafter* (* 1 klafter = 1,90m) hoge, zeer steile rotswand, die hen het voortgaan verhinderde en zij vervloekten de wouden en de bergen, omdat die onderdak verschaften aan allerlei monsters, en zij riepen de bomen, rotsen en rotswanden ter verantwoording en spuugden op de aarde om de schande van het bloed dat zij dronk en vervloekten haar tot in de grond en vervloekten de zon, omdat die zo' n gruweldaad verlicht had en ook alle sterren en de maan die zo' n ongehoord laaghartige daad aan hadden kunnen zien. En een van hen was de grootste en de sterkste en heette Meduhed (dat betekent 'de sterkste'). Deze keerde zich om en richtte enige korte, maar zeer passende woorden tot de in woede ontstoken menigte en zei:
[9] "Wat hebben jullie voor met deze onzin? Zie, jullie breken en versplinteren je knotsen op deze dode, harde, onoverwinnelijke rotswand en maken de terugweg glibberig met je gekwijl! Als wij nu zouden terugkeren en er zouden hyena's, tijgers, leeuwen, beren of grote slangen ons de weg versperren, hoe denken jullie je dan te verdedigen! De oude God heeft ons hier al een niet te overwinnen grens aan onze blinde, vruchteloze wraak gesteld; hoe gemakkelijk kan Hij een nog veel verschrikkelijkere op de terugweg opstellen! Bedenk daarbij, dat het slecht strijden is tegen de Oude" daar Hij zelfs bomen en stenen levend zou kunnen maken als Hij te weinig dieren zou hebben om ons allen te verslaan en te doden vanwege onze dwaasheid en onze ongehoorzaamheid. Wij hebben de bergen betreden ondanks het strenge gebod van de wijste en rechtvaardigste mannen, Kaïn, Hanoch en Farak. En wie weet, wonen er boven deze wand hogere wezens, waarover onder het volk nog steeds vage geruchten de ronde doen; want deze bergen zijn hier niet voor niets! En al zou slechts een van die wezens ons in het oog krijgen, wat zou ons povere aantal voorstellen ten opzichte van één zo'n reus van God?! Laat ons daarom in alle bescheidenheid omkeren nu het nog dag is, opdat wij niet te gronde gaan onder de vervloeking van de nacht, die van oudsher reeds een grote vijand van ons was - zoals de dag een plaag, die echter niet zo nauw verbonden is met zulke grote gevaren als de nacht. Laten wij daarom deze weloverwogen raad opvolgen. Amen."
[10] En zie, toen deze toespraak hen tot bezinning had gebracht en zij weer moed hadden gevat en zich op de terugweg wilden begeven, kreeg Meduhed een grote man in het oog, die op een vooruitstekende punt van de wand stond; en deze man, een zoon van Adam en plaatsvervanger voor Abel, was Seth, die later van Mij door middel van de engel Abel, zijn broer, de opdracht kreeg met Adam en Eva naar het beloofde land te trekken en in de bergen te gaan wonen met het uitzicht op het ver verwijderde vroegere paradijs, waarover Ik later nog iets uitvoeriger zal spreken.
[11] En zie, deze Seth sprak hen met krachtige stem aan, omdat hij een van diegenen was die nog steeds de taal van alle schepselen sprak en zei: "Ruwe en God geheel vergeten hebbende kinderen van Kaïn, de broedermoordenaar! Welke gerechte straf van God, de Vader van mij en van de nog levende Adam, alsmede van al zijn kinderen die op de hoogten leven, heeft je hierheen, in de sterke armen van jullie ondergang gevoerd? O jullie slangengebroed, wat zien jullie er uit?! O jullie voer voor de hyena's, vertel me, wat wil je hier op deze heilige plaats! - Wat heb je te zoeken op de voor jullie zo streng verboden plek? Wijk van hier en val allen tezamen in de gapende muil van de bij overtreding voor jullie gestelde straf, namelijk de dood brengende muil waaraan je niet zult ontkomen, tenzij deze rotswand je voor eeuwig zal begraven!"
[12] En zie, toen viel Meduhed neer op zijn knieën en riep luid om erbarmen en genade. Seth evenwel, die namens Mij sprak en zodoende ook des te meer vervuld was van Mijn liefde, liet zich spoedig vermurwen door Meduheds klagende stem en zei:
[13] "Meduhed, jij alleen mag naar mij opkijken, naar de grote nabijheid van God, omdat jij je broeders afhield van grote, moedwillige boosheid voor het alziende oog van God; daarom zal alleen jij weten waar en wie deze vraatzuchtige hyena is: zie, deze duizendvoudige hyena is beneden gebleven aan de slangentongenspits van de bende van Tatahar en heet Lamech!
[14] Maar laat niemand van jullie het wagen hem aan te raken! Zevenenzeventig maal wee over degene die zich aan hem zou vergrijpen, - omdat zo iemand vooruit zou lopen op Gods tijd, hetgeen echter het allerverschrikkelijkst zou zijn, omdat zo iemand de band van de goddelijke liefde zou verbreken en daardoor de brede, onmetelijke gordel van het scherpste gericht van de Godheid zou ontketenen, waardoor zich grote vuurkolommen over de hele aarde zouden uitstorten en zo de hele wereld door vuur vernietigen. En sta nu op met je bende en trek in vrede naar huis en let niet op Hanoch, maar op jezelf en op God, die een getrouwe Redder is van diegenen die altijd naar Hem opzien, - zowel in vreugde alsook in nood! Amen."
[15] En zie, toen werd Seth één lichtgloed; daar schrokken zij van en vluchtten weg uit zijn aangezicht over heg en steg en bereikten de vlakte voor zonsondergang en tegen middernacht ook hun huizen, die tien uur gaans van de bergen verwijderd waren.
«« 30 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.