[2] Hij keek hen verbaasd aan en wist nauwelijks dat hij over iets gesproken had en vroeg daarentegen aan hen, wat hij dan eigenlijk gezegd had.
[3] Seth zei daarop: "O vader, zie, je hebt ons jouw wonderbaarlijke wording vanaf de aanvang van alle wezenlijkheid onthuld en ons de onbegrijpelijke leiding van de eeuwige Liefde getoond. Wij begrepen het niet en wilden je om een nadere uitleg vragen; vergeef ons daarom de misstap van onze nieuwsgierigheid! Wie zou ook niet stomverbaasd zijn over zulke dingen, die zojuist vanuit jouw mond tot onze oren doordrongen?!"
[4] Adam kwam overeind en zei opgewonden: "Als jullie wonderbaarlijke zaken vernomen hebben, denk er dan aan, dat zij van de Heer stammen en niet vanuit mij voortkomen, en dan weten jullie ook Wie dank en eer toekomt!
[5] Daarom, loof de Heer, omdat Hij de hoogste liefde en wijsheid in alle heiligheid Zelf is en bedenk dat een mens aan andere mensen niets kan geven dan dat wat hij tevoren van de liefde van de Heer heeft ontvangen, omdat Hij de enige Gever van alle goede gaven is! Als ik jullie iets goeds gegeven heb, dan heb niet ik, maar heeft de Heer je dat gegeven. Ontbreekt het je aan licht, kijk omhoog naar het licht van de hemel en dan zullen jullie immers heel gemakkelijk erkennen waar het licht der lichten onophoudelijk uit stroomt; want waar iemand een geschenk gegeven wordt, daar is ook de grote, heilige Gever niet ver weg. Daarom zoek Hem en jullie zullen Hem ook wel vinden en begrip voor Zijn genade zal niet achterwege blijven!
[6] Neem dit goed ter harte; want Adam, jullie aller vader, verkondigt je nu, zoals hij al eerder deed, de ontwikkelingsgang van de schepping (dat betekent de overgang van het ontstaan van Lucifer tot Adam) uit de neerdalende grote genade van de eeuwige, boven alles heilige en goede Vader! Daar de heilige Liefdevolle het Zijne deed, doen jullie dan ook hetgeen van je gevraagd wordt en gehoorzaam in alle dingen! Amen."
[7] En zie, toen bogen zij voor Adam, gingen heen en bespraken onderweg wat er wel te doen viel. En Henoch, de jongste van hen allen, die toch al vanwege zijn bijzondere vroomheid een verkondiger van Mijn naam was, nam het woord en zei tegen zijn vaderen:
[8] "Vaderen! Adam, ons aller aardse vader, heeft woorden vol wijsheid en diepe zin gesproken. Wij begrepen die niet; want hij sprak en wist niet, dat hij zo gesproken had. Want als hij als mens gesproken had, zouden wij als mensen hem dan niet hebben kunnen begrijpen? Maar omdat hij weliswaar op menselijke wijze - uit naam van God met de tong van de geest over dingen sprak die een getuigenis waren van de liefde in en uit God, kon ons vleselijke wezen niets begrijpen van al datgene wat goddelijk en van de geest van de liefde is.
[9] Daar het echter nu gezegd werd vanuit de geest van de liefde volgens Jehova's heilige raadsbesluit, moest het gezegd worden ter verheerlijking van de meest heilige naam. Door onze kortzichtigheid begrepen wij het immers niet; maar er is er Eén, die het begrijpt en deze Ene is de eeuwige liefde van de Heer; uit Haar is alles wat bestaat voortgekomen en dus ook onze liefde tot Haar. En zo voel ik dat iemand, indien hij zijn liefde keer op keer alle delen van zijn wezen zou laten doorstromen ter eeuwige liefde uit God en in God, dergelijke woorden van wijsheid zou begrijpen; want de liefde is de wortel van alle wijsheid en er is geen andere wijsheid dan slechts in de liefde tot de liefde in God.
[10] Vandaar, o vaderen, hebben wij onze wortels uit God; laten wij deze door laten schieten tot in alle delen van ons leven en mijn ondervinding zegt mij luid en duidelijk, dat ons uit het genademeer van de eeuwige liefde nog zeer veel en zeer grote dingen aangeboden zullen worden, die nog groter, dieper en meer verheven zullen zijn dan hetgeen Adam aan ons vertelde. Uit Adam en Eva zijn wij geboren: daarom hebben wij veel vlees, maar weinig begrip vanuit het hart. Maar als er eens mensen uit de reine liefde van God zouden kunnen geboren worden, zal voor hen ons begrijpen tot speelgoed worden."
[11] En zie, deze korte leerrijke woorden bevielen Seth en Enos zeer goed, zo zelfs, dat Enos zich tot Seth wendde en zei: "Vader Seth, Henoch heeft een dusdanige rede vol geheime betekenissen uitgesproken, dat deze mij als een vuurstroom door merg en been ging en mijn hart huiverde van de geheime wijsheid van de goddelijke liefde in hem.
[12] Luister, vader, zijn innerlijk gevoel is waar, omdat daaruit zijn gehele wezen in de zuiverste liefde en vol deemoed spreekt; daarom zal hij voortaan voor iedereen een leraar in de geheime wijsheid van de eeuwige liefde zijn voor al onze broeders en kinderen. Want ofschoon de Heer ieder de liefde en het begrip van het hart als zuiver geschenk uit Zichzelf gaf, is het anderzijds toch ook overduidelijk dat niet ieder van ons een even grote last kan tillen en de een heeft meer kracht in zijn voeten, de ander in zijn handen, een ander in zijn borst, een ander in zijn rug en weer een ander in zijn innerlijke organen en de een in dit en de ander in dat. Ook heeft weliswaar iedereen een menselijk gezicht en toch ziet niet een er net zo uit als de ander. En daarmee bedoel ik dan ook: Henoch heeft grote macht en kracht in zijn hart en niemand zal daarin op hem lijken; want men kan niet zoveel liefde hebben als men wil, maar zoveel als de Heer hem geschonken heeft. Aan iedereen heeft Hij weliswaar liefde gegeven, maar wat dat betreft zijn zij niet allemaal gelijk; daarom moet ook het inzicht verschillen, opdat de ene broeder de andere nodig zal hebben, waardoor dan weer alles in evenwicht gebracht wordt, wat de Heer zo vol wijsheid verschillend heeft laten ontstaan.
[13] En jij, Henoch, die nu mijn woorden wel goed begrepen zult hebben, zeg mij eens, is het niet zo, of kan of moet of mag het anders zijn? Jouw hart is sterk en jouw verstand stelt het mijne ver in de schaduw; daarom spreek en leer ons de juiste weg van de Heer en toon ons allen Zijn onbegrijpelijke stappen en leer ons hoe de rechtvaardige, meest heilige naam van de Heer naar behoren te loven en te prijzen, zoals het zich betaamt voor ons kinderen van Zijn eeuwige liefde en daardoor kinderen van onze oude vader! Amen."
[14] En zie, toen de vrome Henoch zulke waardige en verheven woorden uit de mond van Enos had vernomen, vroeg hij de beide vaderen: "Past het een zwak kind eigenlijk wel voor diegenen te prediken van wie hij nog zo veel te leren heeft?"
[15] Maar Seth en Enos gingen daar tegenin en zeiden: "Beste Henoch, weet jij dan niet wat Adam ons dikwijls geleerd heeft?! De vaderen hebben slechts met de zegen van de Heer in de lichamen van hun kinderen woningen voor onze jongere broeders verwekt; maar omdat wij verwekkers van de lichamen zijn en niet eveneens van de liefde, die een levende geest vanuit de liefde van God is, zijn wij in de liefde immers niets anders dan louter broeders en zusters onder elkaar en zijn zodoende veel meer kinderen van een en dezelfde meest heilige Vader in de hemelen van de hoogte, die een eeuwige woonplaats is van de heiligheid van God, die een ware Vader van ons allen is. Predik daarom maar verder vanuit jouw liefde en wees ervan verzekerd: wij zullen met de genade van God de tong van de broeder en die van het kind goed onderscheiden; want indien iemand de liefde predikt, spreekt hij als een broeder uit het hart van de eeuwige liefde en zijn woord zal zijn als een opgaande zon, waarvan het licht met haar warmte de nevelen uit de donkere voren van de aarde verjaagt. Degene echter die slechts zou prediken vanuit de aan hem verleende wijsheid, diens leer zou als het licht van de middagzon zijn, waarvan het licht niet meer verwarmt, maar slechts geweldig en onverdraaglijk brandt en men voor de uiterst felle stralen graag zou willen vluchten naar de diepste schaduw uit vrees voor zulke brandende stralen!
[16] Maar jij, Henoch, hebt een grote bron van liefde en niet van de naakte wijsheid in je; laat daarom jouw goddelijke morgenzon over ons, jouw broeders in God, opgaan!"
[17] En Henoch antwoordde: "Lieve vaderen, als dat zo is, terwijl mijn gevoel vanuit God het mij ook zegt dat het zo is, dan hebben jullie geheel juist gesproken; maar één ding heb je vergeten en dat is van groot belang en luidt als volgt: ieder kan ter ere van God spreken en handelen zoals hijzelf wenst; maar in Zijn naam prediken mag slechts diegene die het van boven gegeven werd. Mij is het echter door jullie gegeven, maar nog niet van boven; daarom predik ik alleen voor jullie. Maar als het mij ook van boven gegeven wordt, pas dan kan en mag ik voor alle broeders over de grote kracht van de naam van de eeuwige Liefde preken. Maar wat de betamelijkheid van het prijzen van de grote Naam betreft, weten jullie lieve vaderen immers toch al welke prijs en welke lof de Heer het aangenaamste is en jullie weten ook, dat woorden of gebaren of gedachten of zekere ceremoniële gebruiken zo goed als niets voorstellen en dat alleen liefde en gehoorzaamheid het meest welgevallige offer is dat wij mensen in staat zijn Hem te brengen! - Hij, die ons aller God en Vader is, weet precies wat Hij met ons wil; laat daarom altijd Zijn heilige wil geschieden! Amen."
[18] "Ja," zei Seth, "lieve Henoch, ook deze toespraak was vol van wijsheid vanuit de oneindige liefde van de Heer en leek op een mooie morgen, die in jou opgaat en onze rimpels zacht verlicht. Zie, Henoch, alle waarheid is een licht dat uitgaat van de zachte vlam van de eeuwige Liefde en dit allermooiste, heerlijkste licht is de ware ochtendzon van het hart; ja, het is het enige licht en buiten dit licht is er geen licht en zelfs het licht van de zon is slechts een matte weerschijn van dit heerlijke, enige licht van de eeuwige Liefde. Zie, dit licht schijnt zo mild in jouw hart; het verkwikt ons altijd en verwarmt onze harten met grote gedachten, de heilige Vader waardig. Ja, als jij spreekt, komt het mij voor alsof ik geluiden hoor uit een wereld die eens voor onze verre nakomelingen als een grote stroom van licht uit de eeuwige morgen van God zal opgaan; - zie, zo zeer verkwikt ons het spreken van jouw hart. Zwijg daarom niet, maar spreek en laat je hart de vrije loop en toon ons wat ik en Enos wensen!"
[19] En toen Henoch dat gehoord had, keek hij op naar de hemel en sprak als volgt zachtjes in zijn hart tot Mij: "Heilige Vader, zie genadig op mij, Uw zwakke kind, neer! Zie, ik zou moeten geven, maar heb niets anders dan mijn liefde tot U! O Vader, zie, wij zijn allemaal stoffige wormen voor U, Gij almachtige, eeuwige, heilige Vader! Er is niets goed aan ons dan alleen onze liefde voor U, die vooraf uit U in ons kwam. Laat ons U door deze liefde in ons, o goede, heilige Vader, met al onze krachten buitensporig liefhebben! Want hoe kan ik, zwakkeling, spreken, als mijn liefde tot U mij altijd mijn tong verlamt, - daarom kan ik ook, zoals U weet, U loven noch prijzen, omdat de liefde tot U mijn tong verlamt.
[20] O Vader, zie daarom genadig op mij, stoffige worm, neer en maak mijn tong los, indien dat Uw heilige wil is, zodat ik in het aangezicht van mijn vaderen, broeders en kinderen in staat ben te spreken ter verheerlijking van Uw naam! - U weet dat Enos, Kenan, Mahalaleël en mijn vader Jared altijd de grote heerlijkheid van Uw allerheiligste naam gepredikt hebben; O laat mij daarom geen onwaardige zoon van mijn vrome vaderen zijn!"
[21] En zie, toen nu Henoch zulk een stil gebed in zijn liefhebbende hart gesproken had, hetgeen een waarachtig gebed was dat Mij alleen daarom al aangenaam was en eeuwig aangenaam zal blijven, omdat het een terecht gebed was, liet Ik meteen een engel naar de aarde afdalen om daar zijn broeder Henoch te sterken en liet Ik hem zijn tong geheel losmaken. En nadat dit gebeurd was, zie, toen vermande Henoch zich vanuit zijn liefde en sprak als volgt:
[22] "O lieve vaderen en lievelingen van God, zie, de liefde tot God heeft mij gedurende korte tijd blind, doof en stom gemaakt; de Heer heeft mij in mijn liefde aangezien en Zijn onmetelijke liefde heeft mij gesterkt en mijn matte tong los gemaakt. Zie, dat alles heeft de eeuwige Liefde zojuist gedaan. Nu pas kan en mag ik spreken; verneem daarom de lofprijzing van de heilige Vader.
[23] Zie, de Heer, die vol liefde is, wil dat de mens Hem uit al zijn krachten liefheeft; want er bestaat nergens anders een macht of kracht dan alleen in God. En zo is alle kracht in de mens slechts een kracht van de liefde uit God en deze kracht is ons in ons hart gelegd, en deze kracht is geen andere dan de Liefde zelf. Omdat wij nu de liefde hebben, mogen wij die niet houden, maar haar aan Hem offeren, die haar vanuit Zijn genade op een wonderbaarlijke wijze zo overvloedig in ons hart gelegd heeft.
[24] Zie, wij hebben niets wat wij aan de Heer zouden kunnen geven, dat wij niet tevoren van Hem ontvangen hebben; en welke vreugde zouden wij Hem verschaffen, ook al zouden wij in staat zijn Hem de hele aarde, ja de gehele wereld te geven?! Hij zou tegen ons zeggen: 'Kinderen, daar heb Ik nimmer behoefte aan; want als Ik plezier zou hebben in werelden, dan kon Ik er op ieder ogenblik talloze miljarden voor Mijzelf scheppen en Ik zou er voor de eeuwigheid der eeuwigheden voldoende ruimte voor hebben. Maar Ik heb geen vreugde aan jullie offers, die uit materie voor Mij gemaakt zijn, wat een huis des doods is; Ik verheug Mij alleen over een boetvaardig, berouwvol hart, dat Mij liefheeft. Dat is hetgeen geheel van jullie is als een vrij geschenk van Mij; dat hebben jullie volledig in eigendom. Als je wilt kun je het aan Mij teruggeven en Ik zal daar intrekken met Mijn genade, en jullie zullen dan eeuwig met de genade in Mijn eeuwige liefde leven en alle dingen zullen zo helder worden als een druppel water. Als jullie echter zelf in je hart gaan wonen en dan de deur voor Mij vergrendelen, zodat Ik niet binnen kan komen wanneer Ik dat wil, dan zullen jullie al spoedig het levensbrood dat in je is, verteerd hebben; en omdat Ik als enige Gever van het levensbrood met Mijn leven gevende gave niet meer binnengelaten word, zal ook weldra de eeuwige dood het onvermijdelijke gevolg van de eigenliefde en de zelfzucht in je worden!
[25] Want zie', zegt de Heer verder, 'Ik schep geen vreugde in het nemen, maar Mijn grootste zaligheid bestaat geheel alleen uit altijddurend geven! Wie ontvangen wil, laat die altijd gewillig nemen als Ik hem geef en laat zijn hart zich vullen met Mijn genade, opdat eens Mijn volle liefde daarin haar intrek zal nemen; want wiens hart niet geheel met Mijn liefde vervuld wordt, zal nooit het leven in zich proeven, maar de dood zal hem geheel en al gevangen nemen. Want nu is het de tijd, dat Ik vooraf aan ieder de genade geef en dan pas, vanaf de grote tijd der tijden, de liefde uit Mij; maar daarna zal de liefde de eerste zijn en degene die de liefde niet zal hebben, zal geen deel hebben aan het licht van de genade, maar dan zal het licht van de wereld een ieder te gronde richten!'
[26] En zie, lieve vaderen en begrijp mijn woorden goed en luister goed naar wat de Heer nog verder spreekt, Zijn woorden luiden aldus: 'Luister, kinderen van Mijn erbarmen, Mijn genade is een grote schat en er is op aarde niets dat daarop lijkt. Mijn genade is een goed licht vanuit Mijn heilige hoogte, zoals de liefde een goede spijze des levens is. Wie Mijn genade niet ontvangen heeft, die kan niet geloven dat Ik het ben uit Wie het leven eeuwig stroomt; maar wie het geloof niet heeft, is gelijk de dieren en zal geoordeeld worden, waar hij gaat en staat. Maar als er iemand zou zijn die Mij in zijn liefde mocht erkennen, over hem zullen stromen van genade uitgegoten worden en zo iemand heeft dan reeds van tevoren een aandeel aan dat, wat eens in de grote tijd der tijden de mensen van de aarde, die van goede wil zijn, zullen krijgen.
[27] Daarom geloof, opdat jullie eens tot liefde en daardoor tot leven zullen mogen komen, en bemin Mij in jullie geest en laat al het werk van je handen en je wil getuigen van het leven in jullie en laat je tong je zeggen dat jullie kinderen van God zijn. Ik zal de mensen oordelen naar hun geloof; Mijn kinderen echter zal Ik in Mijn liefde leiden en het licht van Mijn wijsheid zal voor jullie worden tot een eeuwig lichtbaken van het meest zalige leven in Mij, jullie liefdevolle, heiligste Vader, nu en in alle eeuwigheden der eeuwigheden! Amen.'
[28] O lieve vaderen, hebben jullie het gehoord, wat de Heer gesproken heeft?" - En Seth antwoordde: "Ja, geliefde Henoch, wij hebben het heel goed gehoord; maar het vergaat ons niet veel beter dan bij de vertellingen van Adam, want wij allen hebben weliswaar de genade, maar te weinig liefde!"
«« 41 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.