Kenans gezang over de tien zuilen

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 42 / 187 »»
[1] En nadat Seth die korte, weinig liefdevolle opmerking had uitgesproken, zie, toen kwamen deze drie nog Kenan, Mahalaleël en Jared tegen en begroetten hen in alle liefde en dankten Mij voor de genade van het weerzien, en Seth zegende hen allen in Mijn naam, opdat zij spreken konden en mochten voor het aangezicht van Mijn liefde en voor het aangezicht van Seth, de tweede stamvader van de (28 sept. 1840) zeer gezegende tak uit Adam, die Ikzelf tenslotte in de grote tijd der tijden afsloot, toen Ik lichamelijk op aarde was.
[2] En toen deze drie de zegen hadden ontvangen, voerde Kenan als eerste het woord en zei: "Lieve vaderen en kinderen, hoor en begrijp mijn uiteenzetting goed; want ik zal jullie deze zo getrouw als ik haar in een nachtelijk visioen heb ontvangen, weergeven. En dit droomgezicht beeldde tien zuilen uit en deze zuilen staken boven een groot water uit, dat dikwijls geweldig tegen die zuilen opsloeg. En op de eerste zuil stond Adam en hij sprak tot de wateren: 'Luister kinderen, God, de Heer Zebaoth, de machtige, heilige Vader van alle door mij verwekte kinderen, is een enige God! Zoals Hij mij tot de enige mens van de aarde heeft gemaakt, zo is Hij vanaf de eeuwigheid een enige God en er is buiten Hem geen andere God meer; want de oneindigheid is van eeuwigheid tot eeuwigheid geheel vervuld van Zijn eer, heiligheid en liefde. Daarom geloof, jullie watervloeden, dat de Heer de enige, grote, eeuwige, almachtige, heilige, rechtvaardige, hoogst wijze, meest liefdevolle, genadevolle, barmhartige, bovenal goede en boven alles verheven God is en daarom ons aller Vader. Wees daarom rustig, jullie montere baren en word helder, zodat het licht van deze enige God je zal doorschijnen tot in de grond van je leven! Amen.'
[3] En zie, toen werden de baren om de zuil van Adam rustig en uit Gods hoogte straalde een geweldig licht op het spiegelgladde oppervlakte van de wateren neer; toen begon het oppervlak te schitteren als een zon en uit de diepte van de wateren rees een eenstemmige lofzang op, die zich als een lichtende wolk losmaakte van de wateren en steeds helderder stralend opsteeg naar de eeuwige, heilige hoogten van de almachtige Vader, die de ene en enige God is.
[4] En luister verder, lieve vaderen en kinderen, naar wat ik heb gezien in mijn nachtelijk gezicht, weliswaar niet met mijn lijfelijke ogen, - met geestelijke ogen heb ik dat vol verrukking gezien!
[5] Niet ver van de zuil van Adam stond er een die bijna even verheven was. De montere baren durfden hun flikkerende koppen nauwelijks te verheffen tot die verheven zuil en draaiden vol eerbied zacht schommelend om deze verheven zuil heen, alsof zij wilden zeggen: 'Kijk, sterfelijk mens, zie de naam van de Hoogste, die heilig en liefdevol 'Jehova' heet! Nooit mag deze naam door zondige tongen ijdel uitgesproken worden; want de naam van de heilige Vader is heilig, zeer heilig, de meest heilige! 0 mensen, 0 kinderen', riepen de ronddraaiende golven, 'bedenk, O bedenk, aan wie deze naam behoort! Bedenk dan in je hart, dat het God, ja een God is aan wie deze naam toebehoort!'
[6] En zie, toen ik vol verbazing dat van de zacht schommelende, woelige golven vernomen had, kon ik pas vervuld van vrees mijn verbaasde blik naar de bovenkant van de geesteszuil opheffen en ik zag - 0 ik kan niet beschrijven hoe warm en toch hoe zalig het mij om het hart geworden is! -, ik zag op de glanzende hoogte van de zuil, jou, dierbare vader, jou, Seth, zag ik staan, met een ernstig gezicht! En jij sprak tot de zacht kringelende baren wat ik even tevoren vertelde en hetgeen ik van hen getrouw heb vernomen, en ik was vol geloof en luisterde als had ik van al de kringelende golven vernomen wat jij hebt gezegd daar op de heilige hoogte tegen de heilige zuil in het zachte gewieg van de er omheen vloeiende golven; en zoals ik heb gesproken, zo heb ik het gezien.
[7] En luister nu verder, dierbare vaderen en jullie, ons altijd gehoorzame kinderen, luister ook! - Zo zag ik verder, niet vet van de zuil van Seth die omgeven was door lichtende golven, de derde zuil; die was als door een roodachtig licht omgeven, meer verheven dan al de anderen; en alle baren die sneller en sneller om de andere zuilen sloegen, stonden hier stil en wasemden, door eerbied en liefde gedrongen, uit hun zacht trillende rimpels de Heer en eeuwig heilige Vader, een vurig loflied toe.
[8] Ik wilde naspeuren waarheen de weg van die zo vurige dampen wel zou kunnen voeren, - en zie, mijn ogen, bijna verblind door de glans van verheven gezangen die zo opstegen uit de rust van de zuivere wateren, aanschouwden op de heilige top van de derde zuil, door glinsterende wolken omgeven, de derde van jullie, lieve vaderen, en dat was Enos!
[9] Ja jij, vader Enos, jij stond op de derde zuil en sprak met vlammende woorden tot de stil luisterende baren: 'O luister, al jullie wateren van de aarde; verneem de woorden uit de hoge en hoor de tonen van de heilige spraak! Je kunt zes dagen en nachten in vrolijke reeksen stromen en wiegen; maar, als de zevende dag gekomen is, gezegend met de heilige rust, de sabbat van de Heer, een heilige dag, luister, dan moet je die ook altijd vieren vanwege de verschuldigde lof en prijs aan de heilige Vader! Want het is overeenkomstig de eeuwige ordening, dat alles wat de levende adem uit God ademt en de liefde van de eeuwige, heilige Vader in zijn liefhebbende, denkende hart ondervindt, de rust en de plechtigheid van de heilige dag gedenkt; want dat is te allen tijde de meest heilige wil van de heilige Vader: zes dagen kunnen alle wateren arbeiden, kunnen zij met ruisende teugen stromen en wiegen; maar de heilige rust moet op de heilige sabbat zweven als vurige wolken over de zwijgende, luisterende baren, uitnodigend tot het feest!'
[10] En luister, lieve vaderen en volgzame kinderen, dat wat ik jullie hier heb vermeld, heb ik zo getrouw en precies ontvangen.
[11] En luister nog verder met de wil tot geduld, geliefde vaderen en jullie ook, kinderen die ons liefhebben, naar wat ik voorts nog met verbijsterd geestesoog voor wonderen van de goddelijke liefde en de lichtende genade naar eer en geweten heb gezien! 0 vaderen en kinderen, zoals jullie mij nu vol trillend vuur zien om je mijn visioen te vertellen, ja waarlijk, zo stond ik daar in mijn visioen als vierde op een iets minder verheven zuil omgeven door roodachtig licht; evenals de drie eerste zuilen was deze naar alle denkbare richtingen omspoeld door opgetogen, kringelende baren. Vol verbazing over een dergeli jke zo plotseling verheven plaats, die ik daar evenals de vaderen ingenomen heb, bemerkte ik vol treurnis, dat de golven die langs de zuil stroomden steeds donkerder en stormachtiger werden en op talrijke plaatsen vol brandende ijver, met rusteloos schuimende koppen die eruit zagen als rokende bergen, zich hoog boven de zuil waarop ik stond, verhieven. Ik was vervuld van zorgen en kommer; de golven waren als kinderen die zonder gehoorzaamheid in hun hart zich vol boosheid beijverden om de zuil van hun vader en dus ook van hun moeder te doen ineenstorten en deze in zijn val met lasterende tongen te honen en met stampende voeten, waaraan massa's dodende stof van de zwartste ondankbaarheid kleeft, na te trappen.
[12] En toen ik dat een tijd lang met bloedend hart had aanschouwd, verhief zich opeens, de zuil omwervelend, een hevige storm als een orkaan over de schuimende koppen der golven die als bergen zo hoog waren. En zie, de heftige storm die de zuil omwervelde hield niet lang aan, en het gewoel van de woedende golven, gedwongen door de strenge macht van de orkaan kwam tot een zegenende rust, zodat slechts hier en daar nog een sporadisch, zacht gemurmel van de zich tot volledige rust gewillig effenende rimpels van de zo grote watervlakte de lichtende schichten van de uit de goddelijke mond stromende ademtocht, niet onaangenaam onderbrak. En toen de machtige liefde van de eeuwige, heilige Vader de zegenende rust met zulke verbazingwekkende middelen getrouw tot stand had gebracht, ontsprong er terstond aan mijn mond een heerlijke toon. En luister, deze toon klonk als heilige woorden die uit het liefhebbende hart van de heilige, eeuwige Vader vloeiden vanuit de hoogten der hoogten uit de oneindige, schitterende sferen van het eeuwige licht der lichten, en zij goten zich welluidend heel ver uit in overvloedige, glanzende stromen over de eindeloze luisterende vlakten van de grote wateren, en zoals ik het heb vernomen geef ik de gewaarwording van de zo heerlijke klank van die goddelijke stem getrouw weer. De zin en betekenis daarvan sprak zich op de navolgende wijze heel mooi en wonderlijk uit:
[13] 'Luister', zo sprak de heilige stem, 'jullie vloedstromen die slechts willen woeden, gehoorzaamheid en liefde zijn jullie, sidderende baren, aan de zuil van Kenan verschuldigd en nog lang zullen jullie de dode en bestendige spleten van de treurende aarde bevochtigen; doch wee de schuimende baren die zich in veiligheid willen brengen, als zij zich ooit boven de lichtende zuil van Kenan mochten verheffen!
[14] Hoe hoog die baren zich ook zouden willen verheffen, Ik zal hen door de eeuwige kracht van Mijn toorn en brandende gramschap plotseling verharden en verstijven tot ontoegankelijke bergen tot een tijdelijke als ook een eeuwige geestelijke kwelling in de brandende poel van Mijn eeuwige vloek!
[15] Doch de geheel rustig gehoorzamende vloed zal spoedig tijdelijk en eeuwig overgaan in het deinen in het licht van de eeuwige liefde van de door de heilige Vader der vaderen gezegende, montere, vrolijke vloeden, die toevloeien naar de zeeën van het eeuwige leven vanuit Mijn erbarmen!
[16] Verhef jullie dan steeds boven de heilige, lichtende zuil van Kenan. Dat is de wil van de eeuwige, heilige Vader der vaderen en rechter van de woedende baren van de zee des levens in eindeloze gelederen en vurige stromen vanuit God!' - Zie, geliefde vaderen en ook jullie ons liefhebbende kinderen, zoals ik het heb verteld, zo getrouwen waarachtig heb ik het ook met mijn innerlijk oog gezien vol verwondering en vanuit de hoge bestuurd door de eeuwige liefde in God en uit God!
[17] En luister nu verder wat voor wonderen van goddelijke Liefde ik vol verbazing in de geest heb gezien, als stonden de zo zeldzame dingen concreet voor mijn duidelijk ziende, wijd open ogen van mijn vleselijke lichaam!
[18] Ik stond nog op de lichtende zuil en keek nu iets verder naar de vijfde zuil; en luister hoe verbaasd ik was over het nieuw ontstane wonder van de goddelijke liefde van de eeuwige heilige Vader!
[19] De zuil was van de voet tot aan de top in duister gehuld en de golven die haar met heftige rukken omspoelden, leken zich als in toorn ontbrand gloeiend erts te pletter te lopen; daar daverde en tolde de dood door de gloeiende diepten van de woedende wateren en golf na golf verstarde, aangegrepen door een gloeiende grimmigheid.
[20] Ik keek in de nachten van de gierende diepten des doods en zag er dingen - 0, luister, 's mensen tong zou eerder verstarren dan de gruwelen van de woedende, geheel met de dodende toorn doorgloeide golven weer te geven!
[21] Toen ik met mijn geopende geestesoog in het hart van de vleselijke ziel er voldoende lang naar had gekeken, hief ik met beklemd hart mijn ogen op naar de top van de duistere zuil en zag daar, o luister, jou, Jared, de zoon van mijn zoon Mahalaleëls eerste gezegende liefde, in volle ernst met een naar boven gewend gelaat om liefde smeken tot de eeuwige, heilige Vader voor de in woede ontstoken en onderling botsende, wurgende, elkaar vermoordende baren!
[22] En toen jij, mijn Jared, zo smeekte, stortte opeens vanuit de wijd geopende hemelen een rijkelijke vloed van erbarmende liefde neer op de met de vuurgloed van de dodende woede verstarde, schuimende golven. O luister, toen bruiste en suisde de verstarde vlakte van de met de dood gevulde zee opnieuw, toen begonnen de door de dood reeds versteende baren zich weer vrij te maken van hun bittere verharding en vloeiden als broeders en zusters, elkaar zacht omgevend en wiegend en rimpelend, elkaar doordringend en helpend, tevreden in de door de eeuwige liefde opnieuw doorwarmde armen en harten.
[23] En toen ik dat had gezien, werd er opeens door machtige handen een vlammend zwaard in de bevende handen van de smekende Jared geslingerd, die dat behendig opving en het naar goddelijke beschikking zover zwaaide als maar mogelijk was; en toen dat gebeurd was, kon ik de duidelijk verstaanbare woorden horen:
[24] 'Jij aards, trouweloos tumult der golven, waag het nooit om een als kind van de eeuwige liefde geschapen wezen te doden; want Ik ben de Heer van het leven zowel als van de dood! Wie ooit met een toornig hart zijn broeders en zusters doodt, zal ook heel zeker meteen met de straffen van de dood van geest en ziel worden bestraft. Daarom zal niemand de ander trappen, noch slaan, noch vloeken, noch vermoorden, noch doden; want Ik ben de Heer en de machtige God, zowel van het leven als ook van de tijdelijke en de eeuwige dood!'
[25] En hoor en zie, geliefde vaderen en ook jullie, ons beminnende kinderen, zoals ik het nu getrouwen waar heb verteld, is het ook gebeurd van teken tot teken, van woord tot woord.
[26] En toen ik dat had vernomen en duidelijk gezien, wendde ik mijn blik meteen naar de zesde zuil en zag daar, O luister geliefde vaderen en ook jullie, ons beminnende kinderen, - de bange tong van Kenan is huiverig om voor je vorsende ogen de verschrikkelijke gruwelen te vertellen, die ik, jullie Kenan moest zien terwijl het gebeurde en wel bij de zesde zuil.
[27] Ik zag de zuil omstroomd door bloed en afschuwelijk slijk en in plaats van de anders montere baren die de vorige zuilen omcirkelden, luister, kropen hier niet voor te stellen afgrijzen - en afschuwwekkend de huiveringwekkendste, schandaligste draken.
[28] En luister, zelfs de zuil, die heerlijke zuil, was als geen van de anderen van de voet tot aan de top bevuild en bezoedeld met het bloed van de schande van de schandalige, verschrikkelijke draken! Dikwijls kropen de draken omhoog zelfs tot aan de top; ook gingen massa na massa omhoog, opdat niemand het heerlijke merkteken van de goddelijke wil zou kunnen zien.
[29] Zover het geestesoog ook maar kon reiken, kon het echter niets dan drommen en drommen waarnemen en zien hoe zich deze horden draken elkaar in hun gruwelijke ijver vermorzelden om daarop weer verenigd te worden tot grotere draken. Dan kropen zij, zich draaiend en krommend over de anderen, recht op de met slijk overdekte zuil van Mahalaleël af, omstrengelden die tot onderaan de top en wilden haar daardoor helemaal de goddelijke vorm ontnemen, waardoor de heilige wil van de eeuwige, heilige Vader bekend gemaakt zou worden aan de vreedzame baren van de grote wateren van het leven in de eindeloze zeeën van de heilige liefde in het hart van de eeuwige, heilige Vader.
[30] Maar luister, wat er naar waarheid verder is gebeurd! Opeens klonk een gedreun in de gloeiende hemelen; de zon doofde en ook de maan kon niet meer zacht het schijnsel van haar trouw schenken, evenmin als de sterren; die vielen in talloze menigten uit de purper doorgloeide hemel.
[31] En luister, toen dat gebeurde, begonnen ontelbare doden uit alle diepten van het stinkende slijk te klagen, te jammeren en zeiden: 'O bedek ons, jullie gebroken sterren, opdat wij het gelaat van Mahalaleël nooit zien; want hij is in de naam van de eeuwige, toornige God als een vurige gesel tot ons gekomen om ons ellendige draken te slaan, omdat wij zijn hoge en heerlijke zuil omstrengelden!'
[32] En luister, toen dat aan de duistere diepten van de dood was ontstegen, barstten de hemelen en uit de geopende scheuren werden geweldige stromen goddelijk vuur over de zuil van Mahalaleël gestort.
[33] Maar Mahalaleël, verlicht door de geest van de Heer, zei: 'Luister, stinkende golven in draken-gedaante, de liefde van de Heer is eeuwig en heilig en rein; daarom zullen ook jullie geen onreinheid bedrijven!
[34] De tijd, een heilig vuur uit de hemel, is aangebroken om jullie stinkende draken met het eeuwige vuur van de toorn te wassen, als jullie je niet voor die tijd schoonwast tot vreedzame, met liefde en genade doorlichte, montere golven.' (2 oct. 1840)
[35] Toen nu onder voortdurend bliksemen en begeleid door heftig gedonder, uit de vurige mond van Mahalaleël deze krachtige woorden vloeiden, 0 luister, toen begonnen de drommen en massa's draken te verzinken en toen zij op een effen vlakte waren gaan lijken, vloeiden de schandelijke, walgelijke vormen gelijk vonken spattend erts in de sombere stevige smidse, hier in -, daar door - en ginds ook schitterend uiteen in aanvankelijk nog troebele, doch geleidelijk aan steeds helderder wordende golven en vreedzame vloeden.
[36] En luister, aldus was de orde, die heerlijke orde spoedig opnieuw weer hersteld en na het herstellen van de goddelijke ordening liet ik mijn oog gretig rondgaan in de eindeloze verten over de witachtige vlakten van de grote, nu geheel rein geworden wateren en zag dat er nergens meer drommen en massa's zich verdrongen, en zag dat slechts hier en daar donkerder golven de lichtere benaderden en dan in de buurt daarvan zelf helderder en helderder, ja tenslotte zelf geheel lichtend werden en ik zag verder nog, nadat ik mijn onderzoekend oog had afgewend van de eindeloze verten van de wiegende vlakten van de grote wateren en op de zuil van Mahalaleël had gericht, dat deze, heel lieflijk gereinigd van al de bloedige schande, in een witachtig licht blonk, omgeven door bevallig kabbelende, stoeiende, lichtende golven.
[37] Luister Mahalaleël, jou zag ik toen knielen en de Heer, de heilige Vader van de lichtende golven danken; en zie, ieder woord dat aan jouw sidderende lippen ontsprong, dankend de Vader van de eeuwige liefde, vloog naar omhoog als een stralende zon naar de eeuwige hoogten van de eeuwige, heilige Vader!
[38] En luister, jullie geliefde vaderen en ook jullie, ons liefhebbende kinderen, zoals ik het heb gezien en naar waarheid heb gehoord, zo getrouwen waar geef ik het aan jullie weer!
[39] En omdat jullie dat nu gewillig in je harten opgenomen hebt, hoor mij Kenan nog verder verhalen over het nachtelijke wonder van de grote liefde en helder stralende genade van de eeuwige heilige Vader!
[40] Nu luister, toen ik dat alles voldoende in het stralende licht van de genade, uitstromend van de eeuwige hoogten van de heilige God en Vader van de liefde en alle vreedzame, lichtende golven, had bekeken, stiet mijn oog opeens op een geheel roodgloeiende zevende zuil; en Henoch, de vrome, eerlijke Henoch stond bijna zwevend op deze gloeiende zuil.
[41] De golven omspoelden met arglistige bedrijvigheid de hoog in de vlammende luchten opstijgende zuil van Henoch. Maar mijn geestesogen verbaasden zich niet al te lang over de aanblik van dit zonderlinge beeld, daar ik spoedig gewaar begon te worden, dat onder de arglistige vloeden, gedeeltelijk door het slik van de bodem bedekt, zich vreemde, geroofde, gestolen wateren bevonden op gruwelijke wijze geboeid.
[42] Er waren daar wateren der liefde en wateren der genade, en er waren wateren van het leven en wateren van het licht en voorts nog wateren van alle denkbare soorten; en al die talloze wateren - luister! - waren als doorzichtige stenen met gloeiende banden van de schandelijke, pure eigenliefde vastgemaakt.
[43] En zie, jullie vaderen en kinderen, hoe dat meest liefdeloze roven en stelen gebeurde; luister, zoals ik het heb gezien, zal ik het aan jullie verkondigen: er verhieven zich massa's door diefachtige ijver gedreven, bevallig lijkende wolkjes uit deze zo boosaardige, golvende vlakte van het grote water, waarmee de zuil van Henoch naar alle denkbare richtingen onoverzienbaar ver omgeven was. Deze wolkjes vluchtten weg, ver over de grenzen van het gebied van de zuil waartoe zij behoorden; als zij dan in andere gebieden van de grote wateren heel rustige vlakten zagen, stortten zij zich, door begerige haast gegrepen, sneller dan de bliksem op de vreedzame golven, verstoven die tot een vochtige nevel en tilden deze dan op en dreven hem in allerijl als stormende winden naar de onheilspellende diepten vol slijk van het gemeen klamme gespuis. Daarin lieten zij deze zo boosaardig geroofde, heel vreedzame wateren zinken en drukten en persten deze dan met hun gestolen macht tot harde stenen tezamen en bedekten hen uit schandelijke eigenbaat op de meest schandelijke wijze toe met het slijk en met de mest van de leugen.
[44] Doch dit arglistige, loze gedoe hield niet lang aan; want spoedig zag ik Henoch helderder dan de zon oplichten en gloeiend hete stralen ontsproten aan Henochs hoofd, doorwoelden in machtige stromen in één ogenblik al die slijkerige, diefachtige diepten van de door roofzucht doorgloeide wateren.
[45] En luister, nauwelijks waren de vlakten van de geniepige wateren door de zengende stralen uit Henochs hoofd geraakt of de golven van de geniepige wateren begonnen te gisten, te suizen en te bruisen. De eindeloze vlakten dampten en rookten en zij gaven door de hitte van de stralen gedwongen, al de voorheen zo boosaardig gestolen en door eigenliefde en hebzucht in de modderige grond geketende vreemde wateren onvrijwillig terug. En de vreemde wateren stegen als vurige wolken in talloze scharen, zich ijverig losmakend van de lagere, donkere en troebele dampen van de geniepige vloeden, omhoog in de zuiverder, lichtende luchten. En zie, toen zij aan de diepten van de dood waren ontstegen, kwamen er bedrijvige winden, die Henochs zuil omgaven en zij droegen heel teder met wervelende vreugde de weer losgemaakte kinderen terug langs de razende dampen van de verraderlijke wateren in de liefhebbende, wachtende armen van de wateren, die door een door de goddelijke genade gegeven gebod waren veredeld. En toen dat door een wonder van de heilige liefde van boven was gebeurd, strekte Henoch vol macht opeens zijn handen uit en sprak streng gebiedend, met heftige, donderde stem:
[46] 'Jullie kwaadaardige, diefachtige, rovende golven, verneem daar in de diepten van de slijkige, duistere gronden de heilige wil van de eeuwige, machtige God en luister met een kalm oppervlak naar de machtige woorden van het heil, die je toeroepen: iedere druppel is veelvuldig geteld in het hart van de eeuwige liefde en ieder is dus het eigendom van zichzelf en van de eeuwige liefde; daarom zal niemand de gruwelijke prooi van de ander worden. Want wee de dief, de geniepige rover en moordenaar van het eigendom van andere zuiverder wateren en wezens; ja wee over al de op boosaardige wijze, slechts zichzelf liefhebbende golven! Hoor dit: de boosaardigheid van de rovers en moordenaars zal nooit deinen met vrolijke, rimpelende kringen, maar wel, luister, zal zij zeker door de dodende macht van het gebod nu meteen of mettertijd als een gestolde dood tot gloeiende stenen van de eeuwige vloek geboeid in de onderste diepten van de aarde worden geworpen. Je zult niet roven en stelen!, zo luidt de machtige wil van de eeuwige heilige God.
[47] Onthoud en eerbiedig dat, jullie boosaardige golven!'. En luister, geliefde vaderen en ook jullie ons liefhebbende kinderen, dat waren de laatste van Henochs donderende woorden vanaf de stralende zuil als heerlijk, eeuwig teken van de goddelijke wil! En toen die heerlijke woorden verstierven in verre, zelfs voor het geestesoog vreemde velden van de duistere vlakten van de golvende gruwel, kon ik heel duidelijk aan de diepten ontstegen woorden vernemen. Met een toon van gehoorzaamheid lklonken die woorden op naar de zuil: 'Maak ons rein, lichtende heraut van de machtige wil van de heilige, eeuwige God, opdat wij, als de andere wateren, ook welbehagen vinden in het lichtende, heilige oog van de eeuwige, heilige liefde!'
[48] En luister, toen begonnen heel heftige, vurige winden, ontsprongen aan de glanzende zuil, te waaien en mengden met glanzende overvloed het vuur van de eeuwige liefde met de golvende baren der luisterende, eindeloze vlakten op wonderbaarlijke wijze ineen. En de baren en vloeden werden door zo' n glanzende mildheid gelouterd, o luister, dat zij zo helder leken als de oppervlakte van de zon en zij loofden en prezen de Heer van de genade, terwijl zij de zuil met stralende golven omcirkelden. Toen klonken de heilige echo's harmonisch langs de eindeloze ruimten van de glanzende vloeden. - Luister, zo heb ik het naar waarheid gezien en het getrouw aan jullie doorgegeven.
[49] En omdat jullie, geliefde vaderen en ook jullie ons liefhebbende kinderen reeds zo lang geduldig naar mij, Kenan, de geestelijke spreker, vol aandacht hebben geluisterd, hoor dan nog verder wat voor wonderen van de goddelijke liefde en genade ik heb gezien en naar waarheid vernomen: op niet zo' n grote afstand aanschouwde ik een geheel gladde zuil, die er haast uitzag als glinsterend erts; luister, deze werd door een zandige zee omspoeld!
[50] In de verte meende ik en geloofde ik werkelijk watervloeden te zien; doch hoe meer deze stoffige vloeden geleidelijk dichter bij mij kwamen, heb ik des te helderder en zuiverder aanschouwd dat hier geen water meer rondom de zuil golfde, maar wel droog zand dat door de winden verheven, wervelend, het deinen van de wateren aan het onderzoekende oog van de spiedende Kenan bedrieglijk voorspiegelde!
[51] Toen ik, mij ergerend, dat met verbazing bekeken had, kon ik ook na lang kijken nergens enig water ontdekken, al was het maar een druppel. Toen hief ik mijn ogen ten hemel en smeekte om genade, om hulp en zodoende ook om wijze raad tot de eeuwige, heilige Vader van de liefde; maar stom bleef de hemel, omvloeid door een witachtig, hier en daar soms matrood schijnsel en nimmer kwam ook maar het geringste geluid van de steeds meer en meer droefgeestige heilige, eeuwige hoogte van de anders zo bereidwillige liefde en genade doorstromende woning van de eeuwige, heilige Vader.
[52] En zie, toen rezen de valse wolken hoger en hoger en wat makkelijk is te begrijpen, hoe hoger zij stegen, des te dichter zij werden, zodat zelfs de felste het oog verkwikkende straal niet door de stoffige, golvende massa's van het bedrieglijke zand heen kon dringen.
[53] Maar luister, gelukkig hield die verduistering niet al te lang aan; want weldra zag ik met opgewekt gemoed Methusalah op de met duister zand omgeven zuil staan, bewapend met een tweesnijdend, brandend zwaard. Voor zijn ogen was een door glinsterend stof bezoedelde linnen band gebonden en zijn oren waren dichtgestopt met kleverig hars. Maar zie, opeens kwam er, in snelle vlucht en stralend met een hemelse glans, een machtige adelaar aangevlogen. Deze cirkelde in steeds kleinere kringen om Methusalahs van waarneming verstoken hoofd, ontdeed hem van de beschermende band voor zijn ogen en pikte heel zorgvuldig al het kleverige hars weg van zijn voor geluiden gesloten oren. En toen hij op die wijze Methusalahs zinnen van de beschermende banden had bevrijd, vloog de machtige, stralende adelaar als een van verre nog stralende ster op naar de hemelse, heilige hoogten vanwaar hij was gekomen. Maar de trouwe en oprechte Methusalah greep het tweesnijdende, brandende zwaard, dat hij met zijn dreigende rechterhand als zigzaggende bliksemstralen in kringen naar alle denkbare richtingen zwaaide.
[54] En tijdens het bezielde zwaaien van het brandende zwaard spatten lichtende, vurige tOngen als sproeiende vonken van de door een heftige brand gegrepen harsbomen, die onder aan de voet van de bergen rijkelijk met dikke stammen groeien.
[55] En luister, de talloze tongen vlogen met de grootst mogelijke snelheid naar alle denkbare richtingen over de eindeloze, stoffige vlakte en mengden door de macht van hun vuur het bedrieglijke zand tot een chaotisch ding, waaruit niet duidelijk op viel te maken wat voor nut zo'n mengsel zou kunnen hebben.
[56] Ik keek vol verwachting toe bij de wonderbaarlijke en langdurige vermenging van de vlammende tongen met zulke oneindige massa's bedrieglijk zand en toch wilde niets anders dan slechts heel wit, reeds doorgloeid zand als het lang gewenste resultaat te voorschijn komen!
[57] Maar zie, te midden van het zo met smart gewenste resultaat verhief Methusalah zich met verschrikkelijke blik en begon op geweldige wijze de heilige wil van de eeuwige, heilige Vader tot het geheel doorgloeide zand te prediken. En de machtige woorden die vurig aan Methusalahs mond ontvloden, goten zich naar alle denkbare richtingen in brede stromen uit, gelijkend op grote wateren, angstaanjagend bruisend en ruisend en woedend, zoals de vlammende tongen voordien en sleurden het zand met zich mee. En het bruisen, ruisen en woeden sprak duidelijk verstaanbare machtige woorden, ja, woorden van macht en van de eeuwige grootheid van de heiligheid van God!
[58] Die woorden luidden - luister, jullie vaderen en kinderen! -: 'Nietig stof, verneem de wil van Gods heiligheid! Een vals, bedrieglijk golven zal je nooit baten; bekeer je tot vloeibaar, zuiver water en golf als zodanig in eeuwige, lichtende baren; want niets anders dan alleen de leugen, zal eens geheel te gronde gaan!'
[59] En zie, toen dat door de eindeloze vlakten werd verstaan, loste korreltje na korreltje op tot zuivere druppels; die versmolten heel vrolijk in lichtende waarheid en vloeiden tezamen tot een oneindige vlakte van het zuiverste water en waren nu geheel en al zacht golvend en rimpelend, terwijl ze blij de heilige naam van de eeuwige God loofden en prezen. Zij wisten het tegen hen getuigende nog aan Methusalahs zuil vastklevende zand er vanaf en loofden haar toen, haar in lichtende rijen omgevend, nadat zij met liefdevolle gretigheid vooraf hun krullende, schitterende, schommelende koppen met het rijkelijk van de zuil stralende licht hadden getooid.
[60] En zie en hoor, jullie waardige vaderen en ook jullie, dierbare kinderen, zo waar en getrouw ik dat heb gezien en ook met wijd open oren heb gehoord, zo getrouwen waar heb ik het aan jullie doorgegeven. De waarheid, 0 vaderen en kinderen, de waarheid alleen is waarlijk het lieflijke wezen van de liefde. Daarom wordt de leugen als geen andere zonde te gronde gericht; want alleen zij is juist het tegenovergestelde van de eeuwige waarheid van de liefde van de Vader.
[61] En luister nu verder, geliefde vaderen en ook jullie, ons liefhebbende kinderen, wat ik, jullie Kenan, met verbaasde ogen nog voor wonderen heb gezien! - Het kwam mij zo voor, alsof ik samen met de zuil waarop ik stond steeds verder en verder in de verre gebieden van de andere zuilen geschoven werd; en evenals het mij eerder overkwam, overkwam het mij nu weer en ik zag vanaf mijn verheven standplaats de negende zuil!
[62] O vaderen en kinderen, daar zag het er heel vreemd uit! Luister, uit de oneindige diepte van de eeuwige nacht, beklad met allerlei smerige, zwak schijnende kleuren, rees een zeer schrikwekkende zuil tot een voor het oog niet meer bereikbare hoogte op. Om de zuil heen was geen wiegen van wateren, noch enig stuiven van zand, noch een bewegen of streven te zien van iets wat je wezens zou kunnen noemen; slechts eeuwig durende nacht omgaf geluidloos deze negende, veelkleurige, eindeloze zuil. Ik dacht in deze ontzettende, eindeloze, levenloze woestenij: 'Wat moet dat, ja wat kan dat betekenen? Voor wie staat hier deze oneindige zuil?'
[63] En zo dacht ik lang, zeer lang hierover na; maar ondanks al mijn nutteloze denken kon niet het geringste vonkje de eeuwige, eindeloze nacht rond de eindeloze, bonte zuil verhelderen. 0 vaderen en kinderen, toen werd ik bang; want zelfs het licht van mijn zuil werd geleidelijk aan minder, zo zelfs, dat ik maar nauwelijks kon zien of mijn voeten nog op haar zwak schijnende top stonden. Toen ik vervuld van smart dat bemerkte, viel ik neer op mijn knieën en begon vanuit het diepst van mijn gemoed tot de eeuwige, heilige Vader te bidden en te smeken dat Hij mij daar toch niet te gronde zou laten gaan.
[64] En luister, toen ik dat in alle ernst deed, klonk er opeens een zacht vermanende stem, die zei: 'Kenan, laat je denken met zuivere liefde in Mij, je Vader en God, verzinken en dan zul je weldra de dingen met heel andere ogen zien!? - En ik deed meteen wat de heilige stem me zei, zonder ook maar één ogenblik over die liefdevolle stem na te denken.
[65] En luister, toen ik dat met een van liefde vervuld hart deed, begon de mij oneindig voorkomende zuil terstond steeds dieper en dieper in de afgrond van de eeuwige nacht te verzinken. En dat wegzinken was nog niet lang aan de gang of een ver verwijderd ruisen van zeer grote wateren, niet ongelijk aan het donderend rollen der sferen, drong tot mijn scherp luisterende oren door. Nog voordat ik mij helemaal had kunnen omdraaien, luister, 0 vaderen en kinderen, of daar zag ik reeds massa's schuimende vloeden als werelden zo groot, steil omlaag storten in de duistere, eindeloze ruimten van de eeuwige nacht die de bonte zuil daarvoor had omgeven. En luister, dit neerstorten had niet lang geduurd of ik zag de vroegere plaats van de eeuwige nachten geheel gevuld met nog troebel, doch eindeloos voortkabbelend water. Ook zag ik het einde van de zuil, die mij eindeloos had toegeschenen, afdalen uit de eeuwige hoogten van de hemel en neerzinken naar die troebel, golvende vloeden van de nieuwe wateren. En op de lichtende top stond in lichtende glorie Lamech, Methusalahs zoontje, als een geschikte lieflijke heraut van de goddelijke, heilige wil. En toen hij ook mij opmerkte, begon hij weldra de volgende woorden tot de vloeden te richten:
[66] 'O luister, jullie grote wateren! Word niet door begeerten verteerd; want als jullie in liefde en genade van boven samengaan, is dat een bezit voor eeuwig en een eindeloze vreugde voor jullie samenzijn. Want op een en dezelfde plaats kan zich niet meer dan één ding bevinden; zoek daarom niet jezelf te vernietigen door vreemde begeerten en golf en kringel in je geheel eigen sfeer, tot lof en roem van de eeuwige, heilige Vader!'
[67] En luister, nadat Lamech zo wijs had gesproken, werden de vloeden zeer snel helder en begonnen te golven, doorlicht met het eeuwige licht van de goddelijke wil. En ik, Kenan, heb dat werkelijk zo gezien; en zoals ik het heb gezien en gehoord, heb ik het getrouwen naar waarheid ook weergegeven. (19 oct. 1840)
[68] En luister, jullie liefdevolle vaderen en ook jullie, ons liefhebbende kinderen, 0 luister nog gewillig naar het einde van mijn woorden en zie met mij, jullie Kenan, in de diepte van de goddelijke toorn en de door de vlammen van de toorn heen flauw schemerende genade voor de trouweloze volkeren van deze aarde!
[69] O luister en zie wat ik heb moeten horen en zien op die donkerste plaats van de tiende zuil! Luister, alle eerdere zuilen hadden nog meer of minder een eigen licht, - ja zelfs de negende zuil was door een bontgekleurd, dof geflakker omgeven; maar deze, naar volgorde, tiende zuil had niet één ook nog zo dof schijnend puntje, ja zij was zo duister dat ik haar slechts kon voelen, maar niet zien, ondanks de meest intensieve inspanning van mijn geestelijk gezichtsvermogen en of er nu water, zand of alleen sombere, lege en nietige ruimte haar omgolfde, omstoof, omgaf, - luister, dat was allemaal gruwelijk verborgen voor het onderzoekende oog van de dromende Kenan in die ongelooflijk sombere zwarte nacht die de tiende zuil omhulde.
[70] Ik wachtte en wachtte van moment tot moment en keek met driemaal versterkte kracht van mijn gezichtsvermogen of er zich een lichtpuntje zou laten ontwaren; doch al mijn moeite was geheel vergeefs, zelfs mijn tot het uiterste gespannen gehoor vermocht ook niet het geringste zuchtje van het teerste windje te vernemen!
[71] O luister, toen werd ik bang in deze met de eeuwige dood vervulde sombere verlatenheid! Ik kon niet bidden, noch de eeuwige Vader van de liefde vragen om een spoedige bevrijding uit deze nacht van ijselijke dood, want eerst nu bemerkte ik, dat niet alleen mijn ogen en oren dienst weigerden, maar dat, ja zie en luister, zelfs mijn tong verlamd was en niet tot spreken in staat.
[72] En toen ik dit zo bitter bij mijzelf moest merken, flitste opeens een felle bliksemschicht uit de bodemloze diepte van de eeuwige nacht omhoog naar de voor mij op ijzer lijkende hoogten van de geheel gesloten hemel!
[73] Maar zoals anders steeds de donder op de bliksem pleegt te volgen, was bij deze eindeloze bliksemstraal niet het geringste spoor van een erna volgende rollende donder. En zoals het vóór de bliksem was, zo was het ook daarna: de dichtste nacht, die zich uitbreidde van de ene oneindigheid tot aan de andere; en ik, jullie Kenan, begon wel geweldig naar licht en leven te verlangen; want waarlijk ik zeg jullie, nu had ik toch wel schoon genoeg van de oneindige nacht van dood! O vaderen en kinderen, die nacht, o die nacht, die heeft lang geduurd, totdat zich eindelijk een heel klein sterretje aan de ijzeren hemel vertoonde als een enig, pas laat verschijnend gevolg van de reeds lang daarvoor in de diepte van de hemel wegsnellende bliksem.
[74] Mijn lange tijd verblinde ogen waren nu onafgewend gericht op dit uiterst kleine flikkerende puntje. En toen ik mij verbaasde over dat flikkerende lichtje, O luister, toen opeens klonken er heel duidelijk klanken in mijn reeds geheel doof geworden oren - het waren geen woorden, noch menselijke stemmen, ook was het geen bruisen, geen suizen, geen woeden -, O luister, deze tonen leken op het fluiten van de herders, net als toen zij zo dikwijls volgens het aloude gebruik de schapen van Abel om zich heen wilden verzamelen, en deze dan met vlugge pas kwamen om de zorgzame herder met hun hemelwaarts geheven koppen verbaasd aan te zien.
[75] Maar alleen het gefluit heb ik duidelijk vernomen, - van de schapen van Abel heb ik niets gezien! - Toen mijn reeds geheel verdoofde zintuigen dat hadden bemerkt, ging als een bliksemstraal zo duidelijk een woord door mijn ziel heen, luister, één woord en dat woord, ja dat zoete woord sprak: 'Jouw tong, hoor me Kenan, is nu losgemaakt; bid en vraag nu aan de Vader van het licht, de liefde en het leven om licht en om liefde en leven voor deze door de dood gebroken zuil!'
[76] Toen wierp ik mij neer en begon ijlings tot de heilige Vader van de liefde en al het bewegende leven te bidden en te smeken of Hij in Zijn erbarmen een fel brandend genade vlammetje van boven wilde sturen, zodat mijn ogen de verschrikkelijke grootte en verste uitgestrektheid van de sombere dood mochten aanschouwen. En toen ik lang genoeg getrouw en waarachtig tot de heilige Vader had gesmeekt, riep opeens een heel krachtige stem mij bij mijn naam en zei: 'Sta direct op en kijk in de grote afgrond van de sombere dood! Hier op de plaats van de tiende gebroken zuil wordt de echtbreuk aangeduid, waarvan de verbrijzelde onderste helft, die van de liefde, verstrooid terneer ligt in de diepste afgrond van de dood, - maar de bovenste helft, die van de genade, hangt aan de ijzeren, eindeloze boog van de hemel en zal niet eerder naar het puin afdalen, dan nadat de grond van deze zuil schoon gewassen wordt van de drek van de slang. De grond is de aarde, een huis vol zonden en de drek van de slang is het zeer prikkelende vlees van alle vrouwen uit de diepte van Hanoch. Wee de aarde, die nu vet geworden is van het bloed van de broeders die vanwege het vlees van de ontuchtige vrouwen elkaar gruwelijk vermoord en de aarde gedrenkt hebben met hun gezegende bloed! Spoedig zal Ik grote stortvloeden uit de hemel neer laten stromen en al het vlees doden vanwege het prikkelende vlees van de vrouwen, waardoor al het water hier om de tiende zuil is verbruikt! O prijk maar, prijk, heerlijk, prikkelend vlees van alle vrouwen, als meest arglistige kinderen van de draak! O prijk, jij lokkende spijs van de wormen van de slijkpoel, jij walgelijke stank voor Mijn eer! Jij baadt en wast je dagelijks in het fijnste water, bereid uit allerlei kruiden en geurstoffen en smeert de fijnste oliën op je huid om daardoor nog prikkelender en nog aantrekkelijker te worden teneinde de kinderen van de eeuwige heilige Vader te verleiden!
[77] Daarom rust er een eeuwige vloek op je hoofd; dat zeg Ik, Jehova, God de almachtige, de Eeuwige; Ik zal jullie spoedig, O heel spoedig een bad bereiden waarin je voor eeuwig naar hartelust kunt baden en smeren!
[78] En hoe dat zal gebeuren, luister Kenan, dat zal Ik je juist nu tonen, zeer duidelijk toegelicht door het licht van de genade van de eeuwige, heilige Vader; daartoe moet je overeind komen op je nu ook geheel uitgedoofde zuil en naar beneden in de diepte kijken, daar zul je zien wat er, luister goed, zeer spoedig zal gaan gebeuren.'
[79] En luister, jullie vaderen en kinderen, ik ben meteen overeind gekomen en keek met hoogst verbaasde blik neer in de diepte van de dood en zag daar machtige scharen van onze kinderen de heilige berg verlaten, zich vrolijk naar de dochteren van de mensen spoedend om zich daarmee in de diepte te verenigen. Zij verwekten kinderen bij hen, krachtige zonen en bekoorlijke dochteren en toen zag ik de zonen heersers worden en als zodanig de armzalige, hulpeloze kinderen van de mensen op gruwelijke wijze doden, slachten en vermoorden! Toen vloeiden er stromen bloed van de broeders en de kinderen van de mensen; en luister, die stromen onschuldig vergoten bloed schreeuwden om wraak naar de ijzeren boog van de hemel.
[80] Toen scheurde de hemel zich in het midden in tweeën en uit de lichtende scheur daalde een engel in snelle vlucht neer naar de lieveling van Lamech en zei tegen hem: 'Maak nu, Noach, de ark van de genade in orde, zoals de Heer je allang getrouw heeft opgedragen en breng jezelf met alles wat de Heer je heeft bevolen in veiligheid; want kijk, reeds brandt de van vervloekingen zware aarde op talloze punten, aangestoken door de richtende toorn van de eeuwige God! Het weeklagende bloed heeft echter, zoals je ziet, de genade van de hemel geweldig ontroerd; daarom heeft de heilige Vader besloten de aarde van de vloek schoon te wassen en haar daardoor te bemesten voor een beter geslacht dat spoedig voort zal komen uit jou, Noach, de enige die Hem nog trouw is gebleven!'
[81] En zie, lieve vaderen en ook jullie, ons liefhebbende kinderen, toen de lichtende engel dat snel sprekend tegen de lieveling van Lamech had gezegd, braken opeens de ijzeren bogen van de hemel open en uit de wijd gapende kloven en vurige scheuren stortten meteen daarop geweldige stromen dampend water omlaag om als genade van de eeuwige, heilige Vader het vuur te blussen en in de toekomst de schuld van de zondige aarde te delgen.
[82] En toen de stortvloeden de dalen van de aarde begonnen op te vullen, zag ik talloze geslachten uit die dalen omhoog klimmen en weeklagend de hoogten van de bergen opzoeken. Ik zag de bekoorlijkste vrouwen, dochters van de mensen met het blankste vlees, zeer angstig met bloedende vingers en handen uitgeput de meest steile en ontoegankelijke rotspunten beklimmen en op duizelingwekkende hoogten hun bloedende handen opheffen naar de gapende spleten van de vurige hemel en met luide stem vol smart om troost en hulp roepen. Doch al hun geroep was vergeefs en te midden van de vloedstromen, die nu steeds heftiger uit de gapende, gloeiende spleten langs de ijzeren hemel neerstortten, stieten vurige wervelende winden met geweld de zwakke kinderen van de mensen van de zo moeizaam beklommen, rotsige toppen van de bergen neer in de woedende golven, brandend en verzengd, als klagend voer voor de dood!
[83] En luister, zodra die vurige winden al spoedig hier en daar een beschermende bergspits op gruwelijke manier hadden ontdaan van het zachtste, blankste en bekoorlijkste vlees, woedden en riepen zij, afgrijselijk honend: 'Daar, baad je en was je en smeer jezelf in, schandelijk, lokkend voer van de duivel en zijn helpers, en maak je heel mooi in de welriekende armen van de eeuwige dood en krijg het loon voor je rusteloze inspanning waardoor alle geslachten van de aarde zijn gevallen vanaf Adam als eerste tot aan de laatste bewoner van deze door vervloekingen zware aarde en ga de dodelijke weg van al het bekoorlijke vlees!'
[84] En luister, dat riepen de woedende, vurige winden keer op keer zodra zij al gauw de ene en spoedig daarop weer de andere beschermende top van de zo moeizaam beklommen hoogten en steilten hadden gezuiverd!
[85] Doch luister, dit griezelige doden en vermoorden van het zondige vlees van de weelderige vrouwen en alle door hun verleidelijke list erg bedrogen en daardoor gevallen zonen van de aarde en kinderen van de hemel, duurde helemaal niet zo lang; want spoedig zag ik enorm grote watermassa's helemaal over de hoogste toppen van de bergen vloeien en golven en was er, buiten mijzelf, geen levend wezen te zien en ook niets te horen dan slechts de elkaar rondom mijn mat oplichtende zuil verdringende golven van het nu nieuw gevormde grote water.
[86] Ik was er door de negen voorafgaande gebeurtenissen reeds aan gewend geraakt om, zodra de wateren de eindeloze diepten van de dood gevuld hadden, weldra een schitterende zuil te zien die zich helder verhief boven de wiegende vlakten van de vloedstromen. Toen dan ook, zoals bij de negende, de zuil zich niet meteen volledig aan het zoekende oog van Kenan vertoonde, duurde het niet lang of daar was Lamech zelf, uit de hemel gedaald en vol gezag, te zien; maar nu, luister, wilde geen van de zuilen zich meer laten zien!
[87] Ik wachtte heel lang en verbaasde mij niet weinig, toen ik niet de zuil zag, maar de ark van de genade, die op vredige golven wegdreef. En toen deze de plaats had bereikt waar vroeger de donkere zuil zich door mij, blinde ziener, liet aanvoelen, - luister, toen weken de vliegende golven terug en de ark van de genade bleef staan op een zeer grote, nu aan het water ontstegen, lieflijk glanzende zuil.
[88] En toen nu de schitterende ark van de genade geheel was bevrijd van al die golvende stromen en wateren, luister, toen werd op het dak een blinkend venster geopend waaruit weldra zachtmoedige duiven met montere vleugelslag opstegen en ver wegvlogen over golven en stromen.
[89] Doch de montere duiven vertoefden, heen en weer vliegend, niet lang boven de vloedstroom; want behalve de zuil van de ark van de genade was er niets anders te zien dan de ene golf na de andere. En toen die montere zeilers van het zwerk niets vonden waarop zij na een vlucht van langere duur zouden kunnen neerstrijken voor de voor hen benodigde rust, vlogen zij weer snel op de ark van de genade af, zochten ijverig het blinkende venster op en vlogen daardoor vlug de ark van de genade weer binnen.
[90] En toen daarna dat blinkende venster weer werd gesloten, luister, toen begonnen meteen zeer hevige, vurige winden eindeloos ver naar alle denkbare richtingen over de mij eeuwig voorkomende vlakten van de golvende grote wateren te waaien. Door dit hevige waaien van de vurige winden begonnen nu snel als de bliksem, machtige massa's wolken uit de golvende vlakten heel indrukwekkend op te stijgen. Dit machtige woeden van de wind was nog niet lang aan de gang, toen er zich boven de waterspiegel hier en daar hoog oprijzende toppen van bergen begonnen te tonen, ja, verschillende daarvan begonnen zelfs onmiddellijk groen te worden en zagen er spoedig uit als aardige tuintjes.
[91] En luister, toen dat zich aan het vorsende, blijde oog van Kenan voordeed, blikkerde het venster op het dak van de ark van genade wederom en ging open. Spoedig daarna stegen in snelle vlucht opnieuw duiven daaruit op en monter vlogen zij direct naar de al groen geworden toppen van de bergen, cirkelden op een bekoorlijke wijze in blijde kringen daar omheen en vertoefden wiegend en schommelend lange tijd op de frisse, reeds uitgegroeide twijgen; doch na daar lang te hebben vertoefd, verlieten zij deze weer en keerden rijkelijk beladen met groenende twijgjes rechtstreeks in de wachtende ark van de genade terug.
[92] En nu, luister en zie, toen dat ijlings was geschied, begonnen de vloeden zeer snel te zakken en bergen en lieflijke velden met vruchtbare aarde stegen snel en wondermooi uit de zinkende vlakten van de wateren op en werden meteen groen, en de warme stralen van de zon deed hen opleven tot lieflijke weiden en vlakten en weelderige tuinen vol vruchten.
[93] En daar op de plaats van de zuil, o luister, rees om de zuil heen steeds hoger en hoger zo'n wonderschoon land op, tot dat eindelijk de ark van de genade zelf geheel op de verheven groenende aarde kwam te rusten. Zie, toen blikkerde opnieuw het venster op het dak van de ark van de genade en daaruit haastte zich in een snelle boog een grote vlucht montere duiven en deze keerden na langer wachten nimmer terug naar het open gelaten venster op het dak van de ark van genade.
[94] Toen merkte Noach, de lieveling van Lamech, in de ark van de genade het dalen van de vloed en begon de poorten te openen en liet daaruit al de bewaarde geslachten der aarde en geleidelijk aan ook zijn kinderen en vrouwen blij gestemd weggaan. En toen zij met bevend hart en sidderende voeten de groenende aarde hadden betreden, wierpen zij zich voor de lichtende, open ark van de genade terneer en dankten en prezen de Heer als enige erbarmende Redder uit het verdiende gericht van de toorn van de eeuwige, heilige God.
[95] Toen zij lange tijd zich vol dank en liefde tot de heilige Vader hadden gewend, kwam er een lichtende engel ijlings aangevlogen en bracht Noach de blijde boodschap over van de hoog verheven lichtende hemel, die overspannen werd door een kleurige boog. En luister, - de lichtende engel sprak aldus:
[96] 'Luister Noach, jij enige band met Mijn liefde, uit jou zal Ik eens het zaad van het leven verwekken, dat zeker oppermachtig de onmetelijke verslonden buit aan de dood zal ontrukken! Want Ik heb medelijden met het vlees daar onder de nu verharde vloeden van de zonde; daarom zal Ik eens een machtige Redder zenden en de bevende aarde nooit meer met zo'n gericht teisteren. De kleurige boog zal te allen tijde de volkeren verkondigen, dat Ik de aarde nooit zoiets aan zal doen tot aan het einde van de tijd der tijden wat daarna zal gebeuren, dat weet Ik, de eeuwige Vader, alleen!' 97. En luister, jullie liefdevolle vaderen en ook jullie, ons liefhebbende kinderen! Zo heb ik dit alles gezien en getrouw gehoord en zoals ik het vernomen heb, heb ik het jullie naar waarheid doorgegeven en verder werd mij niets meer te zien gegeven. En wat ik heb gezien, moeten jullie wijze vaderen en kinderen vol liefde zelf verklaren; want voor mij is de zin van zo'n zeldzame droom uit God verborgen."
«« 42 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.