[2] Mocht het zijn, dat jullie beiden met recht gesproken hebben, maar dat de een vanuit de hoogte sprak, hard en onbegrijpelijk en de ander echter gevoelig en begrijpelijk, dan draagt er wat mij betreft niemand schuld; maar het is wel zo: men geve de kinderen geen kost, waartegen hun tanden niet opgewassen zijn! En zo is, Henoch, deze keer jouw kost te hard; daarom is het aan jou om de aangereikte kost weker te maken, zodat wij deze tot ons voordeel zullen kunnen verteren! Amen."
[3] Hierna stond Henoch weer op en begon de navolgende zeer gedenkwaardige woorden aan allen te richten, zeggende:
[4] "O dierbare, hooggeachte vaderen! Hetgeen vader Seth zo welgemeend voor mijn aangezicht ingetogen en vol waardigheid heeft gesproken, is waar, rechtvaardig en billijk en toont helder en duidelijk, dat hij van mens tot mens heeft gesproken; want dat is dus ook de wil van boven en derhalve heeft iedereen het recht van de liefde in menselijke zaken bij te springen en dat des te meer in tijden van nood en van verlangen. En iemand zou nauwelijks waard zijn een mens te zijn, indien slechts de een of andere onbeduidende reden hem er van af zou houden te doen en te zeggen wat recht doet aan plicht en liefde.
[5] Maar, lieve hooggeachte vaderen, zeg of vraag jezelf af wat er gedaan zou moeten worden in het geval dat aartsvader Adam, om niet zelf te moeten spreken, mij omtrent de een of andere vraag van de kinderen een kort, hard en zeer beslist antwoord voor hen zou hebben gegeven. De kinderen echter, zouden het antwoord niet hebben begrepen en ik, als de overbrenger, had het ook zelf niet grondig begrepen, maar slechts zoveel als de aartsvader mij uitgelegd zou hebben, weliswaar onder voorwaarde van het gebod, voorlopig over de verklaring niet te reppen, opdat de harten van de kinderen wat betreft het denken niet al te traag zouden blijven, maar steeds meer gewekt zouden worden. Maar indien dan de kinderen vanwege het ietwat duistere antwoord mij zouden aanvallen en mij zouden verplichten begrijpelijker en duidelijker te spreken, - 0 vaderen, oordeel zelf: wiens wens staat hier hoger, die van de aartsvader - of die van de op een ongelegen. tijdstip weetgierige kinderen.
[6] O vaderen, jullie kunnen er niet omheen het volledig met mij eens te zijn dat ik door mijn terechte zwijgzaamheid het gebod van de aartsvader tot aan de tijd dat het hem beviel goed opvolgde, op dezelfde manier als waarop ik dat vandaag voor zonsopgang bij mijn lijfelijke vader Jared deed, omdat het woord van de aartsvader hoger staat dan al het begerige verlangen van al zijn kinderen! En als ik er het zwijgen toe deed, verrichtte ik dan niet mijn rechtmatige, verheven plicht?!
[7] Hoe kan het dan, terwijl jullie goed weten dat als ik spreek, ik niet uit mijzelf, maar uit de Heer spreek, dat jullie mij dan verwijten uit mijzelf te hebben gesproken, terwijl je toch nog gisteren het sprekendste bewijs kreeg hoe zichtbaar duidelijk de Heer mijn zwakke tong begeleid heeft?!
[8] Maar omdat jullie het niet aan mij, maar door mij aan de Heer hebben gevraagd en jullie dus niet van mijn stem, maar van die van de Heer raad kregen, vraag jezelf dan af, wie het verwijt treft!
[9] Kan ik meer doen dan de wil van de Heer of kan ik maar zoveel geven als ikzelf heb ontvangen ?!
[10] En ook als ik het volledig zou hebben ontvangen, maar de wil van de Heer zou mij bepaalde beperkingen opgelegd hebben om je voorlopig maar zoveel te zeggen als ik zojuist ook precies gedaan heb, omdat in Zijn wijsheid de Heer Zelf opzettelijk een dergelijke handelwijze van mij verlangd heeft, - en omdat ik de Heer in alle vrees en liefde gehoorzaam, o lieve vaderen, zeg en oordeel zelf of ik niet goed handel als ik de wil van de Heer voor hoger houd dan alle nutteloze verlangens van de mensen, die met elkaar ten opzichte van Hem niets zijn en zonder Hem ook niets kunnen, met Hem echter alles!
[11] O vaderen, zie, voor mij is het verwijt even overbodig als voor een boom, die geen andere vruchten kan voortbrengen dan die welke de Heer in hem gelegd heeft - of ze nu zoet of bitter smaken -; maar wat de Heer betreft, zeg me, waar bevindt zich het wezen dat niet eeuwig ieder van Zijn woorden zou kunnen goedkeuren, waarvan het nog eeuwigheden zal duren eer ze volledig begrepen worden.
[12] Als jullie mij echter uit de Heer vragen, geloof dan ook dat ik uit de Heer spreek; maar twijfelt iemand in zijn hart, dan zijn immers vraag en antwoord zonder meer nutteloos omdat hij geen geloof heeft en zijn eigen hart wantrouwt.
[13] Hoe kan echter iemand door zijn broeder vast in de liefde worden, als zijn hart aan de Heer twijfelt?! Vertrouw daarom het woord van de Heer, opdat jullie vast in de liefde mogen worden!
[14] De zoon is weliswaar niet boven de vader gesteld; maar wanneer de Heer met de zoon spreekt, dan is de zoon van de Heer en mag de vader niet bezorgd zijn over de stem van de Heer in de zoon.
[15] Ik, Asmahaƫl en Abel hebben jullie toch immers de wil van de Heer meegedeeld, hetgeen voor ons allen een wonder is; waarom dan nog een vraag?! Maar handelen in liefde en in het geloof aan de Heer is hier op zijn plaats; en wat daar boven uit gaat, laat dat voor eeuwig aan de Heer over! Amen."
«« 60 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.