[2] O gelukkige, onsterfelijke Henoch! Groot is jouw licht en groot is de liefde in je! De Heer zij eeuwige lof, dank, prijs en roem daarvoor dat Hij ons door jou zo'n grote barmhartigheid bewezen heeft!
[3] Wat waren wij allen zonder haar? Niets dan halfverstandelijk bewegende machines, die tenslotte hun eigen waan zouden hebben verbruikt en de heer van de natuur zou een armzalige slaaf, zo nietig als een mug, zijn geworden, die bij het zien van een boomkikvors, door grote vrees gedreven, gevlucht zou zijn als een lam bij het zien van een verscheurende wolf. En wel, omdat hij niet wist wat in deze of gene woont en het allerminst, dat zijn eigen ziel een laatste en volledig gevormde onsterfelijke ziel is, ja een ziel waarin alle zielen van de schepselen verenigd zijn! En omdat hij, voor driekwart dood zijnde, dat vanuit zichzelf onmogelijk te weten kon komen, hoe zou hij dan wel zijn innerlijke leven, zijn liefde, zijn geest en de zuiver goddelijke afkomst daarvan hebben kunnen begrijpen?!
[4] O Henoch, o kinderen! Het wondermooie, duidelijk hoorbare, luide woord van de tijger zal jullie volledig hebben geschokt en de beschuldigde kinderen van dit middaggewest nog meer; maar mij heeft het verheugd. Want eens stond ik niet alleen aan het hoofd van dit geslacht, maar van alle schepselen, van de grootsten tot de kleinsten, van de sterksten tot de zwaksten; ja, alle elementen vielen onder mijn woord en zon, maan en sterren waren niet doof voor mijn woord en verlangen!
[5] Toch kan het mij weinig schelen dat ik dat niet meer kan en ik wil er ook niet meer over treuren of de Heer erom vragen dat hij mij dat alles weer zou willen geven; want alles komt er op neer dat wij goed leren begrijpen de Heer boven alles te beminnen. Want daarin is alle leven verborgen, zoals in de vroegere macht en wonderlijke vermogens alle verzoeking en met haar de val verborgen lag.
[6] Een heer zijn, betekent groot, wijs en machtig zijn; maar wanneer het de mens, die deemoedig zou moeten zijn, ten deel valt een heer te zijn, waarlijk, dan komt dat de deemoed duur te staan! Maar heeft de mens zijn heerschappij aan de voeten van de Heer neergelegd en in plaats daarvan de liefde verkozen en heeft hij zich daardoor klein gemaakt voor de Heer, luister, dan wordt de deemoed gemakkelijk voor deze kleine!
[7] Wat moet degene die door zijn deemoed en liefde zich tot eigendom van de Heer heeft gemaakt, Hem nog geven?! Maar zijn wij eenmaal in de liefde 's Heren eigendom geworden, wie heeft er dan nog behoefte aan macht?!
[8] Gaat dan niet de kracht van de Heer zondermeer boven alles uit?! Zijn wij echter in de liefde van de Heer, dan zullen wij ook in de macht en de sterkte van de Heer zijn! En zo zal de zwakste in de Heer in alles sterker zijn dan degene die vanuit zichzelf de krachtigste is, en alle elementen zullen zich dan ook naar zijn wil schikken!
[9] Wat baatte mij destijds een dergelijke macht van God? Abels zwakheid in de Heer woog tegen al mijn macht op! O Heer! Zie, nu vraag ik U niet meer om macht en kracht, maar om zwakheid vraag ik U, opdat ik in de deemoedige vernietiging van mijzelf in staat ben U boven alles lief te hebben; want heb ik alleen U in mijn hart omvat, O Heer, dan is voor mij de gehele wereld en al haar macht en kracht als een verdampte dauwdruppel, die eens was en nu niet meer is.
[10] O, kinderen! Zie, dat is het, waarom het woord van het dier mij opgewekt gemaakt heeft; niet omdat ik gedacht zou hebben, dat de Heer mij mijn vroegere macht en wereldse heerlijkheid weer had verleend, 0 neen, maar omdat ik in mijn deemoedige zwakte een nieuw eigendom van de liefde van de Heer geworden ben! Want mijn zwakheid aarzelde de tong van het dier aan te raken; maar het machtige woord van de Heer sterkte mijn vingertoppen en die maakte de tong van het dier los om woorden van wijsheid te spreken. 0 kinderen, dat is oneindig veel meer dan de aard van de hele schepping te begrijpen; het eerste is alleen maar menselijk, maar het tweede is zuiver goddelijk en niets kan daarmee vergeleken worden!
[11] En nu, kinderen, luister! Tenslotte nog een woord tot jullie gericht. Laat alle kinderen naderbij treden en eerst een woord van mij aanhoren, dan een woord van Seth en tenslotte een woord van Henoch, opdat de wijze vermaning van het dier volledig tot zijn recht komt; daarna zullen Enos en Kenan jullie de dag van morgen afkondigen en zodra vandaag de zon naar de avond neigt, zullen zij van al het werk uitrusten.
[12] Maar voor we deze streek zullen verlaten, moet ook Asmahaël vanaf zijn drager iets zeggen over dit gebied in vergelijking met de diepte, opdat de kinderen een levend getuigenis over hun dwaasheid gegeven wordt; dan een kleine versterking en vervolgens de zegen en het vertrek! Amen."
[13] En meteen naderde Henoch de schare, sprak haar moed in en de kinderen van de middag traden naderbij en wachtten met grote vrees en beven wat er over hen heen zou komen.
[14] Toen allen een ordelijke, naar leeftijd ingedeelde plaats hadden ingenomen, ging Adam voor hen staan en begon de navolgende gedenkwaardige woorden tot hen te richten:
[15] "Kinderen die de streek bewonen waarboven, vanuit mijn woning gezien, de zon op het midden van de dag staat, zeg mij, de stamvader van alle stamvaderen, of je het woord goed hebt begrepen, dat een ongeveinsd woord was uit de mond van de onbedorven natuur van anders sprakeloze dieren!"
[16] En de kinderen beaamden dat en bekenden hun schuld onder een stortvloed van tranen van berouw. En Adam sprak verder:
[17] "Het komt jullie ten goede, dat jullie je euveldaad berouwen; want de Heer maakt ernst met zijn volk! En jullie zouden passend berecht zijn geworden en je schouders zouden met onheil worden beladen als jullie datgene niet berouwd hadden waarvan dit dier je zojuist afgehouden heeft.
[18] Menen jullie dat je ongehoorzaamheid ophield ongehoorzaamheid te zijn en je zonden een zonde omdat jullie teruggekomen zijn? Geen sprake van, zeg ik je; want niet de vrees voor de Heer en nog minder de liefde tot Hem hield jullie ervan af om je zondige voornemen uit te voeren, neen, de angst voor de kracht van dit tegen jullie getuigende dier hield je ervan af!
[19] En zodoende werden jullie tot je grote schande door middel van dit dier door de Heer berecht; want de Heer heeft je je heerlijkheid ontnomen en vulde daarvoor in de plaats je hart met grote angst en vrees voor datgene dat voor jullie zou moeten vluchten en wiens heer je zou moeten zijn!
[20] Zie toch eens, hoe deze ongehoorzaamheid jullie tot slaven heeft gemaakt!
[21] Waarlijk, als jullie je misdaad niet hevig berouwd hadden, dan zou dit dier je tot een wrede rechter zijn geworden!
[22] Maar het is niet genoeg dat jullie je daad berouwen vanwege de grote schande waarmee de Heer je geslagen heeft, of dat jullie je daad berouwen omdat de Heer een groot deel van Zijn genade aan je heeft onttrokken en je aan de grenssteen van Zijn erbarmen geplaatst heeft, of omdat de Heer dit dier, jullie rechter, je tot getuige gesteld heeft en het nu op wonderbaarlijke wijze heeft opgewekt om als aanklager tegen jullie te spreken. Maar: als jullie je daad of je voornemen waarachtig willen berouwen, dank dan de Heer met een blij hart dat Hij je nog behouden heeft in het gericht en ween daarover dat je voor slechts een ogenblik Zijn zo oneindige, heilige Vaderliefde hebt kunnen vergeten, terwijl toch dagelijks de zon vanaf de hoge hemel jullie luid toeroept: 'Kinderen, jullie goede, heilige Vader heeft mij voor je geschapen; erken Zijn grote liefde!' - en de maan roept jullie toe: 'Kinderen, luister, ter wille van jullie schiep je liefdevolle, goede, heilige Vader mij tot een trouwe wachter en een constante begeleider van de aarde, opdat ik voor jullie een voortdurende getuige van Zijn oneindige liefde zou zijn!' En alle sterren roepen jullie toe: 'O kinderen, ons aantal is groot en eindeloos; wij zijn voor het merendeel de zonnen van verre werelden, die allen gedeeltelijk met je wezen overeenkomen, zowel voor ieder atoom afzonderlijk, als in de verveelvoudiging daarvan tot in het oneindige! Zie, voor jullie zijn wij gemaakt, voor jullie is de gehele oneindigheid gemaakt! O zie en onderken, hoe machtig, groot, liefde vol, goed en heilig jullie Vader is!'
[23] En de gehele aarde roept jullie toe: 'O kinderen, luister, ik en alles wat ik draag, is voor jullie! Als een tedere moeder moet ik je door eindeloze ruimten dragen, je dagelijks aan mijn steeds toegankelijke borsten laten zuigen, moet ik mij wenden en keren, opdat het dag en nacht voor je zal worden, opdat je, als kinderen spelend, na jullie werk rust hebben! O kinderen, wie zou in staat zijn de talrijke werken te tellen die ik ter wille van jullie in en buiten mij moet verrichten! Zie, zo heeft uit grote liefde, die boven alles uitgaat, je goede, heilige Vader dat allemaal voor je beschikt!'
[24] O kinderen, vraag het aan het water, - het zal je hetzelfde zeggen; vraag het aan de dalen, de bergen, zij zullen je hetzelfde zeggen; vraag het aan al het gras, de planten, de struiken, de bomen, vraag het aan alle dieren, - jullie zullen overal een en hetzelfde woord vernemen; ja, iedere dauwdruppel zal je hardop verkondigen en ieder zonnestofje zal je toe fluisteren, dat God Jehova en Heer de goede, liefdevolle, heilige Vader van ons allemaal is en ons ter volledige vorming heeft gesteld onder louter liefdevolle, weldoende wonderen van Zijn vaderhart, opdat wij ons op deze wijze in de liefde tot Hem zouden bekwamen om steeds grotere en nog grotere weldaden en zaligheden te ontvangen en tenslotte zelfs de meest onuitsprekelijke: het eeuwige leven in Zijn schoot!
[25] O kinderen, zie, zie hoe goed onze heilige Vader is; hoe konden jullie Hem ook maar één ogenblik vergeten en dat nog vanwege zo'n onbelangrijke zaak!
[26] En nu, als je je ongehoorzaamheid waarachtig wilt berouwen, daar is het, zoek daarin en herken de ware reden van je berouw; want al het andere is ijdel en heeft geen nut!
[27] Wij allen zijn aan de eeuwige liefde ontsproten en zijn daarom de kinderen van een en dezelfde Vader, die in Zijn eeuwige glorie en Zijn oneindige heiligheid en in Zijn liefde bij ons woont en wij bij Hem. Daarom moet ook aan Zijn liefde ons alles gelegen zijn. Want alleen in en door de liefde zijn wij Zijn kinderen; alleen door de liefde kunnen wij Hem als God en Heer waardig prijzen; door de liefde kunnen wij Hem leren kennen; in de liefde kunnen wij Hem naderen en allen zo, door en in de liefde, leven en het eeuwige leven vinden en behouden.
[28] God is in Zijn heiligheid niet toegankelijk, in Zijn wijsheid ondoorgrondelijk, in Zijn genade onmetelijk, in Zijn macht boven alles vreselijk, in Zijn kracht voor eeuwig onoverwinnelijk. Zijn licht is het licht van alle lichten en Zijn vuur het vuur van alle vuren. En zodoende is Hij in alles een onaantastbare en ook zeer onkenbare God, die ons niet wil en ons eeuwig van Zich afstoot; maar juist deze God is ook de allerhoogste liefde Zelf. Deze liefde verzacht Zijn goddelijkheid zozeer dat Hij ons wil; en als wij van Hem houden, dan stort Hij door de liefde Zich vanuit al Zijn goddelijkheid in ons uit en maakt ons tot Zijn kinderen, en maakt Zich dan aan ons kenbaar als de beste, meest liefdevolle, heilige Vader in alles waarnaar wij maar in staat zijn te kijken, om Hem steeds meer lief te hebben, om vreugde in Hem te scheppen en zelfs Hem tenslotte in het vrije, eeuwige leven als zodanig volledig te zien.
[29] Bedenk daarom goed, kinderen, wie en wat God is, - en wie en wat onze heilige Vader is en handel getrouw daarnaar! Amen."
«« 68 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.