[2] En zie en luister: nu bestond de aarde en er was de maan, en de zon was er en de sterren waren er; maar de aarde was nog kaal en haar oppervlak was nog als het oppervlak van de zee. En boven de wateren lag een dicht wolkendek en dat reikte tot diep in de dode ruimten van de werelden en het licht van de zon kon de druppel der erbarming niet verlichten. En de maan was bedekt door de nevel van de druppel en pas in deze nevel werd de aarde volledig gevormd en werd de maan gevoed. En de zon lag over die beiden heen met de stralen van haar licht uit de warmte van de liefde in God, zoals een kloek over haar kuikens en maakte de aarde rijp en scheidde de maan van de borst van haar moeder.
[3] Toen viel het grote wolkendek uiteen en zonk omlaag naar de rust van de polen, en de evenaar van de aarde kwam vrij en de zon zag zichzelf in de wateren, en de aarde straalde dankbaar het ontvangen licht terug in de schoot van de zon en zag met wijd open ogen de maan zich baden in de uitstromende stralen van de genade der eeuwige liefde uit de zon.
[4] En zie en luister verder: het ging goed met de aarde, want zij werd vervuld met de liefde der erbarming en zag haar lieveling, de maan, monter om zich heen cirkelen. En de liefde deed haar machtige borst zwellen met de adem der erbarming, als wilde zij het kind nog eenmaal haar met de melk der genade gevulde borst aanreiken; maar zie, door de warmte van de erbarmen de liefde stremde de melk en ontstond het vaste land, dat boven de zeeën uitrees. En de zeeën zonken terug in de diepten en leken op het water, dat zich afscheidt bij het stremmen van de melk en dat dient om de inwonende woede door het zout van de genade door het erbarmen van de liefde uit God met alle kracht en macht te sussen.
[5] En zie, toen werd het rustig op de aarde en in alle ruimten der oneindigheid van God, en de eeuwige Liefde daalde voor de eerste maal geheel op aarde neer en ademde in Haar almacht en kracht over het aardoppervlak, en de ademtocht was een onpeilbare overvloed van gedachten in levende vormen van allerlei aard voor de toekomstige verlossing van de verlorenen.
[6] En zie, toen ontkiemden uit de vaste delen van de aarde allerlei kruiden, planten, struiken en bomen, en in de zeeën, meren, rivieren, beken en bronnen wemelde het van allerlei wormen, vissen en dieren; en de lucht was vol leven door allerlei soorten vogels. En het getal van iedere soort zowel in de wateren als op het vaste land en in de lucht was gelijk aan het getal van de mens, die uit dit getal gemaakt werd, en het was gelijk aan het getal van de genade van de Liefde en was gelijk aan het getal van de toekomstige verlossing en de daaruit ontstane en voortkomende wedergeboorte.
[7] En zie nu en begrijp, wat tot nu toe nog door niemand gezien en begrepen werd; de eeuwige Liefde nam het getal uit Zich en het getal was de ordening en de eeuwige wet in Haar, waaruit en waarin Zijzelf eeuwig bestond, bestaat en zal bestaan in alle macht en kracht van de heiligheid van God. En Zij nam de leem net als de room van de gestremde melk en vormde met de hand van Haar macht en met de hand van Haar kracht volgens het getal van Haar ordening de eerste mens en blies hem door de neusgaten de levendmakende adem in. En de adem werd in hem tot een levende ziel en de ziel vervulde de gehele mens, die nu gemaakt werd volgens het getal van de ordening, waaruit de geesten gevormd waren en waaruit de werelden in de ruimten gemaakt werden en de aarde en alles wat op haar is, en de maan en de zon.
[8] En zie nu, deze eerste mens op aarde, die voortkwam uit de handen van de macht en de kracht van de eeuwige Liefde, kreeg uit de mond van de erbarmende Genade de naam 'Adam' of 'zoon van erbarming en genade' .
[9] En let nu goed op: deze Adam kwam in plaats van de eerste der gevallen geesten; het werd hem niet te kennen gegeven wie hij was, en zie, toen verveelde hij zich, omdat hij zichzelf niet kende en ook niets vinden kon wat op hem leek.
[10] En zie, toen ademde de eeuwige Liefde, onzichtbaar voor de nog blinde ogen van zijn ziel op hem, en hij sliep door de lieflijkheid van de erbarmende Liefde voor de eerste maal in. En de lieflijkheid van de erbarmende Liefde vormde in het hart van Adam, als het ware als in een zoete droom, een op hem lijkende gedaante van grote lieflijkheid en ook van grote schoonheid.
[11] En de eeuwige Liefde zag dat Adam grote vreugde in zich voelde bij de innerlijke aanschouwing van zijn tweede ik. Toen raakte de erbarmende Liefde zijn zijde aan, op de plaats waar hem een hart gegeven werd gelijk aan het hart van de Godheid ter opname van de liefde en het leven uit de liefde in God, en ontnam hem daarmede de eigenliefde om voor Zichzelf een woonplaats voor te bereiden door de toekomstige wet van de erbarmende genade, en plaatste de eigenliefde, waaraan hij een groot welbehagen in zich voelde, buiten zijn lichaam en noemde haar 'Caiva' of, zoals jullie gewoonlijk plegen te zeggen, 'Eva', wat zoveel wil zeggen als de voorbereidende verlossing van de zelfzucht en de daaruit voortspruitende wedergeboorte.
[12] En zie, toen raakte de erbarmende Liefde hem aan en liet hem ontwaken om hem zijn eigenliefde, nu buiten hem, te laten zien en zag dat hij een groot welbehagen ondervond bij de aanblik van zijn buiten hem geplaatste liefde en zeer opgetogen werd; en de liefde buiten hem, nu Eva geheten, verlustigde zich aan de mens Adam en boog zich naar hem toe en volgde al zijn bewegingen.
[13] En zie, toen sprak de eeuwige Liefde Adam voor de eerste keer aan: "Adam!" - En hij sprak voor de eerste maal: "Hier ben ik, Heer van de glorie, macht en kracht!"
[14] En de eeuwige Liefde sprak wederom: "Ziehier jouw helpster!" En Eva antwoordde: "Zie, Heer, hoe gehoorzaam de maagd aan de voeten van Uw zoon ligt en op zijn bevelen wacht!"
[15] En zie, de erbarmende Liefde ondervond een groot welbehagen in de werken van Haar macht en kracht door de genade van Haar erbarmen en sprak verder en onderwees hen in alles en leerde hen alle dingen kennen, benoemen en toepassen. En toen zij alles begrepen, kenden en konden gebruiken, sprak de erbarmende Liefde weer tot hen: "Zie nu, jullie leerden nu alles, jullie kennen nu alles en kunnen van alles gebruik maken op één ding na, en dit laatste zal Ik je nu leren en in je de kracht leggen om op jullie gelijkenden te verwekken en voort te planten; maar jullie mogen er dan pas gebruik van maken, wanneer Ik terugkom en je bekleed aantref met het kleed van de gehoorzaamheid, deemoed, trouwen de vereiste onschuld. Wee echter over jullie, wanneer Ik je naakt aantref; Ik zal jullie dan verstoten en de dood zal het gevolg zijn!"
«« 7 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.