[2] En juist die tijd gebruikte het dier, iets terzijde, voor zijn maaltijd. Toen het dier klaar was met de drie bokken, kwam het meteen terug, sprong naar een nabij stromende, frisse bron en koelde daar zijn tanden en zijn tong, opdat zijn razernij afgekoeld en zijn bloeddorst verzacht zou worden.
[3] Daarna ging het weer naar Asmahaƫl toe en bood hem als het ware zijn verdere diensten aan.
[4] Henoch, de vaderen aankijkend, vroeg zacht aan Adam of hij nog wat nodig had of dat men zich gereed zou maken voor het vertrek.
[5] Maar Adam antwoordde hem met een nog sidderende oude mannen stem: "O Henoch, zie, de angst heeft mijn ledematen zo verlamd, dat ik niet in staat ben op te staan en zoals je ziet, ook moeder Eva niet, en wij moeten en zullen voortgaan in de richting van de avond! Maar wat moeten wij doen, opdat wij in staat zijn verder te gaan?
[6] En zie, Henoch, met de overigen gaat het ook niet veel beter dan met mij! Geef ons daarom raad vanuit je liefde tot God wat er gedaan moet worden; want waarlijk, ik onderga diep het vergrijp van onze laksheid, maar even diep de zwakte van mijn ledematen!
[7] O waarheid, o waarheid, hoe vreselijk machtig ben je! Dit dier is een getrouw beeld van je meedogenloosheid. Jij ontziet geen mens, ook al zou hij de eerste of de laatste bewoner van de aarde zijn! Voor jou is iedere leeftijd gelijk. Jij treft de vaderen tezamen met zijn kinderen en ontziet hun zwakke moeders niet. Onze hoofden druk je tegen de grond en onze ledematen verlam je, zodat ze onbruikbaar zijn. Waar bestaat er buiten God nog een wezen dat de gehele last van jouw zwaarte zou kunnen dragen?!
[8] O zachte, tedere, heilige liefde! Als je niet arm in arm zou wandelen met de waarheid als Jehova's meest heilige, levende zegen, o dan is het erkennen van de op zichzelf staande waarheid waarlijk de dood voor de mens!
[9] O kinderen, zoek in het vervolg geen op zichzelf staande waarheid meer, maar enkel en alleen de liefde! En zoveel waarheid als die met zich mee zal dragen, zoveel zal ook goed zijn voor de mens en zal hem helpen te leven.
[10] Diegene aan wie de Heer meer waarheid dan liefde zal geven, zal zij tenslotte platdrukken, of de Heer Zelf zou drager van het grote gewicht van de waarheid moeten worden.
[11] Leer daarom ook in de toekomst aan al jullie kinderen in de liefde de waarheid; maar leer je broeders in de waarheid de liefde!
[12] En nu, Henoch, doe wat je kunt, en denk, hoor en zie wat de waarheid op zich ons allen heeft aangedaan! O Henoch, verenig jouw bede met de mijne, opdat de avond ons hier niet aan zal treffen! Amen."
[13] Henoch wendde zich in zijn hart tot Mij en liet de volgende stille zucht aan zijn borst ontsnappen: "O Gij grote, heilige, meest liefdevolle Vader van alle mensen en boven alles machtige Schepper, God van het oneindige en eeuwige en allerheiligste! Zie vanaf Uw onmetelijke hoogte van genade op ons arme, zwakke wormen in het stof genadig neer en kijk naar onze grenzeloze zwakte vanuit de oneindige overvloed van Uw liefde waarnaar wij hier smachten in het aangezicht van Uw vaderlijke mildheid, geslagen door de grote macht van Uw waarheid!
[14] O laat ons van de harde bodem van de aarde opstaan met opnieuw gesterkte ledematen en vol goede moed en leid ons volgens Uw heilige wil daarheen, waar het aan Uw genade en Uw welgevallen niet ontbreekt, en laat niet toe dat de vaderen iets overkomt, maar geef dat wij allen voortdurend in Uw liefde en genade mogen wandelen!
[15] O heilige Vader, verhoor mijn stille smeken en zuchten! Amen."
[16] Nadat hij dat vol liefde en levendig vertrouwen in stilte uitgesproken had, hoorde hij in zichzelf al spoedig een machtig liefelijk, heilig woord, dat tegen hem zei:
[17] "Luister, Henoch! Ik heb je zuchten duidelijk gehoord en heb je bede verhoord! Ga naar je vaderen toe, troost hen met de volle zegen uit Mijn grote erbarmen en verzeker hen van Mijn belofte, grijp hen dan onder de armen en zij zullen allen door een grote kracht worden versterkt, zich als jongelingen verheffen en zij zullen volgens Mijn wil opgewekt de nog te volgen weg afleggen!
[18] Laat het dier echter de woning van Adam niet betreden, noch het erf en de vloer, maar laat, als de reis volbracht is, het weer in vrede wegtrekken naar het oord van zijn bestemming.
[19] Ga nu en volbreng wat je bevolen werd en leid de vreemdeling Asmahaƫl op tot Mijn eer, amen; luister in alle liefde, amen."
«« 74 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.