De oorzaak van de vrees

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 75 / 187 »»
[1] En terstond dankte Henoch Mij voor zo'n groot stuk brood uit het Ware Vaderhuis, begaf zich te midden Van de zwakke vaderen en begon de volgende troostende woorden uit Mij tot hen te richten:
[2] "O lieve vaderen, een klein, ietwat uitzonderlijk wonder heeft de heilige Vader en Heer van alle macht genadiglijk toegelaten om ons uit de slaap van de laksheid, die we ons hadden aangewend, te wekken: Hij maakte de anders voor eeuwig stomme tong van een dier los en liet een klein vonkje van de eeuwige waarheid glijden over de snuit, die niet gewend is te spreken. Wij hoorden dat veelzeggende vonkje en waren daarover zozeer ontsteld alsof wij in het onverbiddelijke aangezicht van de eeuwige vernietiging vol kwelling gestaan hadden!
[3] O, die ijdele vrees en halve vertwijfeling! Zeg mij, lieve vaderen, wat kan de oprecht liefhebbende dan wel vrezen?!
[4] Is dan niet de ware, onbaatzuchtige liefde tot God de beschermende hand van de heilige Vader, die op onze borst is gelegd en welks macht de hele oneindigheid in haar diepste grondvesten vol eerbied en gehoorzaamheid doet beven?!
[5] Draagt dan niet dezelfde vinger van God, wiens hele hand ons welbeschermd bewaart, het hele onmetelijke gewelf van de oneindigheid met al de talloze sterren, de zon en de maan, - en wij worden bijna roerloos van zwakte over een ongewone kleinigheid. Terwijl wij verreweg meer recht zouden hebben om zwak en volslagen moedeloos te worden als wij een beetje over onszelf na zouden denken, hoe dit ongehoorde wonder van het spraakvermogen ons doorlopend dermate eigen is, dat wij zodanig kunnen praten dat er bijna geen zichtbaar ding meer is, dat wij niet meer dan duizend namen zouden kunnen geven?!
[6] O zie, dat verwondert ons niet en wij worden ook helemaal niet zwak als wij met elkaar een woord wisselen!
[7] Wanneer echter de oneindig veel grotere wonderen ons niet zwak maken wat betreft ons vermogen om iets onder woorden te brengen, o wat dwaas is het dan om vervolgens door het getjilp van een krekel in onmacht te vallen! Luister, daaruit komt nog veel meer slaafse vrees naar voren dan de eigenlijke levende liefde.
[8] Maar kan een door en door levend mens wel voor de dood huiveren, of zwak wordend ervoor terugschrikken?!
[9] Waarlijk, als de levende beeft voor de dood, draagt hij nog geweldig veel sporen van de dood in zich!
[10] Werd de mens dan niet in de grote wereldruimten gezet als heer over alle schepselen?! Wat is er van hem geworden, dat hij voor het gezoem van een stekelige vlieg terugschrikt, als zou God hem reeds voor de helft geoordeeld hebben?
[11] O lieve vaderen, ik ken de oorzaak daarvan; het is heus niet, zoals jullie menen, de eerste zondeval van de vader en de moeder - want deze was een gevolg daarvan -, maar het is zo dat de mens in zijn vrijheid zich begint te verbeelden dat hij groot en machtig is en dan in deze dwaze eigenwaan zich zo ver verliest, dat hij meent dat aan elk van zijn haren zonnen en werelden hangen. Wanneer de meest liefdevolle, heilige Vader dan het dwaas slapende en dromende kind wekt door een verkoelende druppel volliefde, erbarmen en genade, dan slaat die mens plotseling zijn ogen op, erkent zijn zwakte en nietigheid en huilt, omdat het slechts een zwak kind is.
[12] Wanneer het dan zijn sterke Vader in het oog krijgt, verheugt het zich, loopt in alle liefde op hem toe, liefkoost de sterke Vader en vraagt om brood; en waar zijn de vader en de moeder die dan hun lieveling van zich af zouden kunnen stoten?!
[13] Wanneer het kind echter weerspannig is, dan weet zijn vader het te straffen, zodat het volgzamer zal worden; maar wanneer het kind zich nooit geheel zou laten wekken, zal dan zijn vader niet elk middel beproeven om het weer tot leven te wekken?!
[14] En heeft dat kind weer zijn ogen geopend en de bezorgde vader toegelachen, zal zijn vader zich dan over hem niet meer verheugen dan over honderd die wakker zijn?!
[15] O lieve vaderen! Zie, hoe ongegrond jullie vrees en jullie zwakte is! Ontwaak in de liefde en zie hoe de grote, lieve, heilige Vader verlangend en bekommerd van liefde je terzijde staat en met ongeduld wacht op het moment dat jullie je ogen vol liefde naar Hem op zouden willen slaan!
[16] O ontwaak! Wij hebben geen Vader die ver weg is, maar een Vader dichtbij ons vol liefde, zachtmoedigheid en geduld!
[17] Hoewel jullie nu nog lusteloos zijn van de slaap en door dromen uitgeput, - word toch klaar wakker en jullie zullen gesterkt worden, zodat je als jonge herten van vreugde rond zult springen! O, ontwaak dus in de liefde tot de Vader! Amen!"
«« 75 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.