De patriarchen bij de kinderen van de avond

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 81 / 187 »»
[1] Toen de rede beëindigd was en de laatste wens door Adam uitgesproken, door hem gezegend en bovendien nog door Mij aan Henoch aangekondigd was, boog Henoch meteen voor de vaderen en deed Asmahaël vanaf zijn drager, Henoch navolgend, dat ook.
[2] Vervolgens snelden die twee naar de kinderen van de avond en verkondigden daar met luide stem de aanwezigheid van de met ongeduld op hen wachtende aartsvader Adam aan de grens van het gebied van de avond. Toen de kinderen dat gehoord hadden, verzamelden zij zich meteen, namen allerlei vruchten en andere etenswaren met zich mee en haastten zich toen vol eerbied met Henoch en Asmahaël naar de aartsvader Adam. Toen een groot aantal van hen in de nabijheid van Adam aankwam, vielen zij op de grond. Zij durfden niet eerder op te staan, dan nadat Adam door Kenan hen herhaalde malen te verstaan had gegeven dat zij zich nu eindelijk uit hun overdreven eerbiedige houding voor de vaderen zouden verheffen en Adam's zegen ontvangen ter rechtvaardiging van hun aanwezigheid, om daarna met wijd open oren het heilige woord van de uitnodiging tot het offer - en brandfeest op de heilige sabbat van de volgende morgen te vernemen.
[3] Nu pas verhieven zij zich vol angst en vrees en gedroegen zich alsof in het verborgene een menigte wormpjes aan hun geweten knaagde, die onder het vrije licht van de zon helemaal niet konden wegkomen.
[4] Adam verbaasde zich over deze aanblik; ook Seth en de overige kinderen op Henoch en Asmahaël na, konden dit raadselachtige verschijnsel niet goed verklaren en tenslotte wisten ze niet meer wat ze ervan moesten denken.
[5] Adam stond meteen op, riep Henoch en Asmahaël bij zich en vroeg natuurlijk voornamelijk aan Henoch - maar ook Asmahaël had in het gegeven geval de vrijheid te antwoorden -: "Henoch, wat is er met de kinderen aan de hand? Het komt mij voor alsof hun harten volstrekt niet vrij zijn, maar bedrukt en gebonden door allerlei waanzin!
[6] O beste Henoch en ook jij oprechte Asmahaël, zeg of vraag op zijn minst jezelf af, hoe het zit met dit verschijnsel!
[7] Ik van mijn kant beweer, dat er hier slecht zaad tussen het tarwe schuilt; en als dat zo is, mogen wij niet eerder deze plaats verlaten dan nadat het zuivere koren weer van het kaf en het onkruid gescheiden is om dan in onze vaderlijke strenge liefde veilig te worden bewaard.
[8] Het komt me ook zo vreemd voor, dat het dier deze kinderen voortdurend zijn achterste toekeert en hen ook niet één blik waardig keurt, terwijl het toch de kinderen van de middag met wijd opengesperde ogen verschrikkelijk levendig aangaapte!
[9] O Henoch! Maak dat wij zo gauw mogelijk helderheid verkrijgen en dat wij daardoor weer in de gewenste ordening terecht komen! Amen."
[10] Henoch stond op en zei: "Luister, Adam, en luister allemaal, vaderen, deze kinderen zijn door een te grote vernedering van onze kant helemaal moedeloos geworden; deze vernedering heeft hen van hun liefde voor ons beroofd en vulde daarvoor in de plaats hun hart met een onderdanige vrees.
[11] Wij zijn nu niet meer het voorwerp van hun liefde en kinderlijke hoogachting, maar een voorwerp van verschrikking en heimelijke verachting geworden. Als de grote vrees voor onze innerlijke geestkracht en onze geestelijke macht uit de liefde van de Heer hen er niet van afhield, waarlijk, dan zouden zij in staat zijn met ons allen hetzelfde te doen wat Kaïns eigenliefde Abel aandeed!
[12] O vader Adam, daarin ligt dit vreemde verschijnsel begraven en goed verborgen, waarvan niemand anders dan wijzelf de meeste schuld dragen tegenover hen en tegenover de Heer; daarom is het nu zeer zeker aan ons om deze fout weer goed te maken!
[13] Het dier nam daarom zo'n houding aan, om ons erop te wijzen dat de schuld in ons midden woont, vandaar dat het ons aanziet en zijn achterste de kinderen toegekeerd houdt; daardoor laat het ons weten dat zij door ons verontreinigd werden.
[14] In je hart vragen jullie nu aan mij: 'Wanneer en hoe verontreinigden wij deze kinderen? En als het gebeurd is zonder dat wij het eigenlijk wilden, hoe kan deze fout weer goed te maken zijn?'
[15] O vaderen, de eerste helft van de vraag, hoe en wanneer werden zij verontreinigd, is zeer makkelijk te beantwoorden, maar de tweede des te moeilijker!
[16] O vader Adam! Zie, het schuilt daarin dat je door je vroegere veel te bange en daardoor te strenge gerechtigheid, die meer uit vrees dan uit liefde voor en tot de Heer voortkwam, zo'n onderscheid tussen de kinderen gemaakt hebt. Je hebt de een verwezen naar de morgen, waar zij overgelukkig zijn, en je hebt de andere veroordeeld tot de middag, opdat zij zich steeds de mindere zouden voelen ten opzichte van de lievelingen van de morgen. Je hebt deze kinderen tot de avond veroordeeld, omdat zij je voorkwamen als zijnde traag van geest, omdat zij zich 's morgens dikwijls door slaap lieten overmannen, en tenslotte heb je de laatsten heel hard veroordeeld tot de middernacht, omdat zij het in menig gebruik niet met je eens waren.
[17] O zie, lieve vader Adam, indien je toentertijd reeds door de liefde van de eeuwige, heilige Vader verlevendigd was, zoals nu, dan waren je oordelen zeker heel anders uitgevallen! Maar de naakte gerechtigheid, ook al is zij met alle stralen van de wijsheid omgeven, is drukkend en hard, wanneer op de achtergrond - ook al is hij enigszins verborgen - niet een weldoende zachte liefdesstraal alle zevenmaal tien water omhoog spuitende stenen pieken van de vruchteloze wijsheid omgeeft.
[18] Zie, juist zoals het uit de hoogte zwaar neervallende water het gras niet doet herleven, maar het slechts vernietigt en doodt, en onder zijn hevige neerslag niets dan harde, schoongespoelde stenen te vinden zijn, zo is het ook met de naakte gerechtigheid, vallend uit de onmetelijke hoogte van de wijsheid. Zij doodt en vernietigt het innerlijke leven. En als het leven eenmaal lijkt op een dode, door het harde gekletter van het water uitgewassen steen, dan zal het zeer moeilijk worden om op zo' n steen het een of andere levende plantje te laten groeien!
[19] Want de zware, aanhoudende druk van het gerechtigheids- en wijsheidswater heeft het vroegere zachte en rulle aardrijk tot harde stenen gemaakt en vervolgens de doodgemaakte steen uitgehold. Wat zal er nu van die steen terechtkomen?
[20] Waarlijk, als hij niet van tevoren door een overvloed aan liefdesvuur weer tot losse aarde omgevormd is, zal ieder op hem uitgezaaid zaadje verdorren en tenslotte geheel afsterven!
[21] Het is echter niet goed wandelen over stenen en over stenen springen is gevaarlijk. Hij die op een steen valt, valt hard en slaat te pletter; maar hij op wie een steen valt wordt erdoor verbrijzeld. Vandaar dat de tweede helft van de vraag moeilijk te beantwoorden is.
[22] Ikzelf ben van mening: als deze steenkinderen en -broeders en -zusters langs de weg van de liefde, die sterker is dan alles, niet weker en losser te maken zijn, dan zal een nog grotere hoeveelheid water van zelfs de wijste gerechtigheid heel weinig meer kunnen uitrichten.
[23] Laten wij daarom van onze eeuwig heilige, meest liefdevolle Vader Zelf leren hoe Hij al Zijn levende wezens leidt: de vogels in de lucht, groot en klein, zijn niet gekluisterd aan de morgen, noch aan de avond, noch aan de middag en middernacht; de dieren in de wouden zwerven daarin naar alle richtingen; zelfs de vissen in het water en het kruipende gedierte hebben geen muren opgetrokken om hun bewegingen te belemmeren en om tussen te wonen.
[24] De Heer heeft ons zelfs geen gebod gegeven de kinderen van Kaïn te vervloeken; waarom doen wij dat dan onze kinderen, broeders en zusters aan en verbannen hen naar omgevingen waar zij onvrij zijn en stenen worden?!
[25] O vader, maak die nutteloze banden der gerechtigheid en strengheid los en verbind hen met de almachtige band van de heilige liefde, dan zal de wijsheid van de liefde hen tot een vrije wegwijzer worden; en zij allen zullen zichzelf dan heel spoedig, door deze nieuwe stralen verlicht, als kinderen van een en dezelfde heilige Vader herkennen en zullen zich zelfs juichend tegen je vaderhart aanvlijen en je met van grote liefde doorgloeide armen omhelzen en je een lieve vader noemen!
[26] O vaderen! In een dauwdruppeltje liefde schuilt meer kracht en heilige macht dan in een hele wereld vol van de wijste gerechtigheid, indien deze niet op de liefde stoelt! Laat daarom de machtige winden van liefde waaien, opdat deze starre ijsklompen zullen ontdooien om weer tot bevruchtende dauwdruppels te worden en laat zelfs de stenen door het machtige vuur van de liefde uiteen vallen, opdat ons zaad niet tevergeefs in haar voren gelegd zal worden! Amen."
«« 81 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.