De gedachten van de patriarchen over Asmahaëls woorden

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 86 / 187 »»
[1] Nadat Asmahaël zijn toespraak voltooid had, trad een tamelijk lange stilte in onder de vaderen; zelfs Henoch had zich in een lange bespiegeling over de liefde verloren en dacht bij zichzelf na of er dan toch ergens een mogelijkheid zou kunnen zijn, zich in de liefde te vergissen.
[2] "Want", zei hij bij zichzelf, "Asmahaël heeft maar al te zeer gelijk in al wat hij heeft gesproken! Maar de aangrijpende liefde, de machtige liefde, die het hart met zoet, onoverwinnelijk geweld tot de eeuwige, heilige Vader omhoog trekt, zodat degene die er volledig door gegrepen is er niet meer omheen kan en niet in staat is zich van haar te ontdoen, - zou - nee, nee, het is mij niet mogelijk het te voelen en te denken! -, zou deze almachtige liefde dan niet de een of andere eeuwige wet in de Heer Zelf zijn, waaruit, waarnaar en waardoor Hij alles schept, ordent en voortdurend onderhoudt?!
[3] En toch zei Asmahaël op zo'n verhelderende wijze, dat juist de liefde de hoogste vrijheid is, zowel in God, als in al Zijn kinderen!
[4] Het is overigens in ieder geval wis en zeker dat ieder leven door een ermee overeenkomende graad van vrijheid is bepaald en dat deze vrijheid steeds gelijke tred houdt met de liefde; waar dus de hoogste liefde heerst, is ook het volle leven en daardoor ook de volste vrijheid!
[5] Maar hoe staat het vervolgens met de vaststelling van de ordening krachtens welke ieder wezen de hem gegeven vorm moet behouden en zich niet naar vrije willekeur kan veranderen? De Schepper, onze heilige God en Vader, heeft het aldus ingesteld dat is en zal voor eeuwig waar zijn! -; maar moet datgene wat bij de schepselen en de kinderen de onveranderlijke vorm bepaalt, bij de Heer niet een door Hemzelf vastgestelde wet zijn, die Hij tot op het laatste oneindig kleine puntje in acht moet nemen, indien door Zijn oneindige liefde de schepselen zodanig zullen blijven als Hij hen uit Zijn eeuwige ordening vastgesteld heeft?
[6] Dit is een wet! Wie kan deze nu weer ontkennen en ervan beweren, dat het geen wet zou zijn, maar de tot niets verplichtende, meest ongebonden vrijheid?!
[7] O Asmahaël, Asmahaël! Wie kan jouw woorden doorgronden en leven?!
[8] O vaderen, arme vaderen, jullie hebben mij als leraar gekozen! Zolang ik kon liefhebben, kon ik spreken door de onbegrijpelijke genade van de Heer; maar de woorden van Asmahaël tonen mij nu al te duidelijk dat ik mijn woorden, die de eeuwige liefde mij inblies voor mij en voor de vaderen, nog nooit ook maar in de geringste mate heb begrepen. De vrije, zoete liefde is nu een dubbel ding geworden; zij is de hoogste vrijheid, maar tegelijkertijd ook de meest onveranderlijke, vaste wet der wetten, waardoor alles in het leven bepaald is. In vrijheid kan ik liefhebben en leven, - onder de wet moet ik liefhebben en leven of de eeuwige dood sterven! Maar hoe zijn vrijheid, de volle, ongebonden vrijheid en anderzijds de meest onveranderlijke wet onder één noemer te brengen?!
[9] Wie kan mij nu met zekerheid zeggen, of mijn liefde vrijheid is of wet? Omdat ik liefheb en leef, is zij de vrijheid; maar omdat de liefde mij naar zich toe trekt en mij onuitsprekelijk goed bevalt, is zij een eeuwig richtende wet, waardoor ik, die door de onweerstaanbare aantrekking tot God in mijn hart moet liefhebben, dood, ja voor eeuwig dood ben en het noodzakelijkerwijs ook moet zijn!
[10] O heilige Vader, zie, de woorden van Asmahaël hebben mij neergeslagen en ik kan mijzelf niet meer helpen; als U mij en de vaderen niet helpt en ons weer opricht, zijn wij allen voor eeuwig verloren!
[11] Nu pas zie ik in, dat de mens tot helemaal niets in staat is. Als U, o heilige Vader hem niet voortdurend leidt, houdt hij op te bestaan en is, alsof hij er nooit geweest zou zijn, vol eeuwige vernietiging! 0 Vader, lieve, heilige Vader, red ons van deze ondergang waarin de onmogelijk te begrijpen woorden van Asmahaël ons allen gestort hebben! Amen."
[12] Toen zijn grote verbazing over de woorden van Asmahaël wat afnam, stond Seth op en vroeg aan vader Adam: " Luister, geliefde vader, de inleiding van Henoch heeft mij op menige dwaalweg helder bijgelicht! Onderweg sliep ik in de geest in. Jij wekte mij uit mijn onnatuurlijke droom en wat mij zeer goed bekwam, was, dat je me zegende; maar wat kan er en wat moet er van ons terecht komen?
[13] Asmahaël heeft woorden uitgesproken waarvan de zin onmogelijk ooit door een natuurlijk mens van vlees en bloed begrepen kan worden! Heeft hij die echter niet geheel begrepen, dan lijkt hij op een steen, die in zichzelf vol is met dood en duisternis.
[14] Aan Henoch durf ik het nauwelijks te vragen! Als het jou niet zo vergaat als het mij vergaat en je licht ziet in deze woorden, deel mij dat dan getrouw mee, opdat niet vanwege mijn grote onbegrip hemel en aarde nog voordat wij onze geboortestreek zullen hebben betreden, te gronde gaan! Amen."
[15] Adam keek Seth geheel uit het veld geslagen aan en wist niet wat hij om zijn eer te redden, als vader tegen zijn zoon daarover zou moeten zeggen. Eerst na enige bezinning kwam hij ertoe hem te beduiden geduldig te wachten tot een meer gelegen tijdstip; want nu moest hij aan wat anders denken.
[16] Maar Enos trok Jared aan zijn mouwen zei hem aan zijn oor, zonder dat beiden waren opgestaan: "Luister, Jared, jij bent de wijze onderwijzer van je zoon en je hebt hem duidelijk ingeprent God in zijn hart lief te hebben en ook dat de liefde tot God gelijk staat met de liefde van mens tot mens en inniger is dan de liefde van de man tot zijn vrouwen tot zijn kinderen. Kijk, hij ziet nu de grote verlegenheid waarin wij ons allemaal bevinden; waarom laat hij ons dan nu in de steek?
[17] Het komt mij voor, alsof Asmahaël hem alle moed ontnomen heeft! Ga naar hem toe en zeg tegen hem dat hij ons nu niet in de steek mag laten; nu is het immers van het grootste belang om ons, zijn vaderen, door zijn gezegende mond uit de grootste van alle verlegenheden te redden. Ga en maak hem dat duidelijk, als je wilt! Amen."
[18] Maar Jared krabde zich achter zijn oor en merkte eindelijk op: "Zie, vader Enos, als een straal van de zon mij steekt, dan verlaat ik die plaats en vlucht naar de verkoelende schaduw! Indien nu de felle straal een gat in de grond zou branden, waarlijk, ik zou er mij weinig om bekommeren; want ik heb immers een goede schaduwplek gevonden! Ik moet toch wel buiten al mijn zinnen zijn, indien ik mijn schaduwplek zou verlaten eer de zon ondergegaan is!
[19] Laten wij daarom het hen ook uit laten maken en laten zij over het gehele firmament een tent spannen, als zij de zon te heet vinden; laat toch de onderwijzer met zijn leerling klaarkomen, als hij een goede leermeester is! En zal de leerling boven zijn leermeester uitsteken?
[20] Wanneer echter de scholier over dingen spreekt die niet begrepen worden door het hart van de leraar, dan is het immers ongehoord dat men diegene tot leerling aanneemt die de leermeester en alle vaderen aan innerlijke wijsheid zo zeer overtreft dat die daarop niet eens één woordje weten te antwoorden! Vandaar dat ik getroost op mijn schaduwplek blijf en mij vergenoeg met de lichtstralen die door de ritselende bladeren flitsen, en laat degene die wel heel bijzondere begeerte heeft om volslagen blind te worden maar met zijn gezicht in de zon staren!
[21] Zie, vader Enos, daarom wil ik niet wat jij wilt; want mijn ogen zijn mij liever dan alle begrip over zaken die men eigenlijk toch nooit geheel kan begrijpen en ik zeg daarom onverrichter zake uit aller naam Amen."
[22] Ook tussen Kenan en Mahalaleël ontspon zich een gedempt gesprek met de volgende inhoud:
[23] Mahalaleël: "Wat vindt jij, Kenan, zullen wij vandaag nog thuis komen? De kinderen van de avond liggen allemaal stom als stenen op de goede aarde en ons gaat het na Asmahaëls werkelijk buitengewone woorden ook geen haar beter; ook heb ik het idee dat zelfs de goede Henoch zich in een nu juist niet zo geringe verlegenheid zou kunnen bevinden!"
[24] Kenan: "Als je wat weet, zeg het dan; en weet je niets, doe dan zo als ik, die ook niets weet! Zo veel is zeker, dat Asmahaël meer weet dan ik en jij! Maar wat heeft het voor zin om voor de doven te prediken en iets aan de blinden te laten zien?! Jij kent mijn droom; die was zeker geen eenvoudige! Ik heb hem zo gewetensvol en getrouw verteld als ik hem gedroomd heb. Seth en alle anderen wisten mij tenslotte net zo veel te zeggen als ik mijzelf, namelijk niets! Toen dacht ik: van tevoren wist ik niets, nu weet ik ook niets en ik zal voortaan ook niets weten. En zie, daar ben ik mee tevreden!"
[25] Mahalaleël: "Als jij als goede redenaar dat van jezelf zegt, terwijl toch jouw taal helemaal op die van Asmahaël lijkt, wat zal ik, die, zoals jezelf het beste weet, een harde tong heb, dan wel moeten zeggen?! Maar bij dit algemene stilzwijgen begint nu mijn onverschilligheid mij een beetje te verlaten; want als er niet spoedig een oplossing van boven komt, vader, ik zeg je, dan zullen wij hier in de avond zeker de avond beleven en waarschijnlijk ook middernacht, welke op zijn minst in geestelijke opzicht helemaal niet zo ver van ons verwijderd schijnt te zijn!"
[26] Kenan: "Laten wij de zaak laten rusten! Indien het hier werkelijk tot een overnachting komt, zal daardoor de aarde niet wormstekig en de vaste grond niet tot water worden. De Heer weet het beste waarom Hij voor onze bezige tongen een kleine rustdag heeft ingelast! Ik zeg altijd maar: het is beter te handelen dan steeds te praten en te leren. Ik luister weliswaar zeer graag naar mooie toespraken en lessen, - maar eerlijk waar: op deze reis gebeurt er teveel van het goede; men kan het niet meer verwerken en Asmahaëls woord is als een steen in mijn maag, luister, die zal nog enige rust nodig hebben om te verteren! Laten wij het daarom laten zoals het is en zwijgen! Amen."
«« 86 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.