[2] "Luister, lieve vaderen! De Heer, God Jehova, ons aller meest liefdevolle, meest heilige Vader heeft in Zijn grote erbarmen de droefenis in onze verdeemoedigde harten aangezien en heeft ons genade verleend voor onze dwaasheid, waaraan wij reeds bijna driehonderd jaar hardnekkig vasthielden. Hij wil ons weer verheffen uit het slijk van onze nood; maar van tevoren is het nodig dat ieder van ons het dwaze onderscheid tussen de streken uit zijn hart verbant en vervolgens ook metterdaad!
[3] Luister, de Heer, God Jehova, onze meest liefdevolle, meest heilige Vader heeft het behaagd Asmahaël op te wekken, opdat hij ons allen de dwaasheid van de wet zou tonen, indien deze niet ten nauwste samenhangt met de goddelijke ordening! Wij bevonden ons allen buiten de ordening en konden daardoor ook niets van dat alles begrijpen; want aan de ene kant waren wij verstrikt in de ijzeren noodzaak van de wet en waren we dood in ieder woord, elke gedachte, elke wil en dus ook in iedere daad, - aan de andere kant hadden wij sterk voelbaar in onze harten de behoefte aan de ware vrijheid van het leven, zonder welke het leven geen leven zou zijn en ook nooit zou kunnen worden.
[4] Wij waren een dubbel ding; wij waren dood en levend. Wij waren aan de ene kant de waarheid onbegrijpelijk nabij, aan de andere kant er weer onbegrijpelijk ver vanaf; want de wet en de vrijheid hebben voor het begrip van ons hart een onoverkomelijke kloof gevormd, waar we niet overheen konden springen, niet van de wet naar de vrijheid noch omgekeerd en we waren dus door onze eigen nood gedwongen Godzelf te zien vervagen, hetzij gebonden door een wet hetzij in een vernietigende, absolute vrijheid en we waren daarom links en rechts dood! (21 mei 1841)
[5] Ik heb het in mijzelf ervaren en kon ondanks de stille inspanning van mijn ziel water en vuur onmogelijk in één vat brengen en daar vermengen! 'Want', dacht ik, 'de wet van de ordening is toch een wet die God in acht moet nemen, zolang Hij duurzame wezens om en in Zich wil zien en beleven; maar hoe kan hij die wetten in acht moet nemen, vrij zijn?'
[6] Verder dacht ik: 'Wie is echter in staat God tot iets te dwingen? Doet Hij iets, dan doet Hij dat immers volgens Zijn uiterst vrije, heilige wil en kan dat meteen weer vernietigen en ieder werk volkomen te niet doen!'
[7] Dan dacht ik: 'Waarop berust dan vervolgens de voortdurende instandhouding?'
[8] Daar meldde zich de Liefde en zei: 'Ik ben de grond van alle instandhouding!' en verder zei zij niets!
[9] Voorts bedacht ik weer: 'Wanneer U de grond van alle instandhouding bent, voorwaar, dan bent U immers Uzelf tot een eeuwige wet, - hoe kunt U dan vrij zijn?'
[10] En zoals ik dacht, zo dacht vader Adam ook. En vader Seth dacht weliswaar niet zo, maar hij ondervond de onoverkomelijke lege kloof in zijn gemoed en zocht en vond; maar bij gebrek aan deugdelijk gereedschap kon hij met hetgeen hij vond geen brug over de grote kloof bouwen. En ook de andere vaderen dachten tezamen met meer of minder grote lauwheid daarover na en brachten niets anders voort dan een geduldig afwachten van de gang van zaken en ze wilden graag de schuld van zich af schuiven; maar daarop wilde het niet lichter en warmer worden in hun verdoolde gemoed.
[11] Moeder Eva toonde vader Seth wel. een groot licht, - maar het felle schijnsel in de nacht verblindt de zwakke ogen nog meer dan voordien de nacht zelf; en zo werd ieders onderneming door de daarop volgende drievoudige duisternis terecht gewezen.
[12] Maar er is geen wijzere leraar dan de nood zelf. In onze nood wendden wij ons allemaal tot de heilige, liefdevolle Vader en Hij heeft de nood van Zijn kinderen gezien en kwam tot hen met Zijn genade. Wij zijn die kinderen; Hij is onder ons en beleert ons Zelf!
[13] En Zijn woorden zijn een luide roep vol liefde en wijsheid; want de heilige, meest liefdevolle Vader spreekt aldus:
[14] 'Luister, kinderen van Mijn liefde, en begrijp het goed in jullie harten; Ik ben een enige, eeuwige God, Schepper van alle dingen uit Mij, en Vader van Mijn liefde en van al degenen die vanuit haar zijn.
[15] Ik ben eeuwig vrij en ongebonden en Mijn liefde is de zaligheid van Mijn eeuwige vrijheid.
[16] Alle schepselen zijn geen noodzakelijkheid, maar alleen het voor de schepselen zichtbare teken van Mijn allerhoogste, volkomen vrije macht en de daaruit voortkomende zaligheid aller zaligheden. Wat zou of kon Mij dwingen zo of anders te handelen?!
[17] Wat jullie 'wet' noemen, is bij Mij de hoogste vrijheid in alle zaligheid van Mijn liefde; maar wat jullie 'vrijheid' noemen, is slechts Mijn vrije macht. Leef daarom uit de liefde, leef uit de eeuwige liefde in Mij, dan leven jullie waarachtig vrij! En de vrijheid van het leven zal je pas volledig leren dat de wet van de liefde de meest eigenlijke en allerhoogste vrijheid is en dat de wet en de vrijheid zijn als een cirkel die overal zichzelf tegenkomt en zich vrij maakt door de ordening waarin hij zich eeuwig opbouwt in oneindige volmaaktheid!
[18] Daarom heb lief, dan is de wet je ondergeschikte en ben je net zo volkomen vrij als Ik, jullie Vader! Amen."
«« 88 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.