[2] "Kinderen, je weet dat ik het was die jullie driehonderd jaar geleden het gebod van Adam overbracht! Jullie zijn daarover bedroefd geworden en in je verdriet heb je geen troost gevonden en hebt daarom de slaap tot je vriend gemaakt.
[3] Het gebod was terneerdrukkend en je verdroeg de druk door tijdens de lange nacht van je hart te slapen. Nu ben ik dan weer naar jullie toe gekomen te midden van degenen die God in de geest heeft gewekt, opdat zij Zijn hoogste genade, hetgeen de volslagen liefde is, ontvangen konden, teneinde Zijn heilige en levende woord vol kracht en macht te verkondigen. Daarom is het niet Adam, die je heeft vrij gemaakt noch ik, maar louter en alleen het heilige woord van de grote God uit de mond van Henoch en van Asmahaël, die voor je ogen door het sterke dier wordt gedragen en hij is, naar eigen zeggen, door God op een wonderbaarlijke wijze vanuit de diepte, waarover je hebt gehoord dat zij vol verwerpelijke boosheid is, naar ons toe gestuurd. Ik ben echter van mening dat hij uit den hoge komt; want de woorden die hij sprak kan niemand bedenken die werkelijk uit de diepte afkomstig is.
[4] Wijsheid is niet thuis in de diepte waar men steeds zwijgt en liefde nog veel minder.
[5] Maar hij legde ons de wet uit en wees ons op onze grote dwaasheid tegenover God, alsof hij een heer van de wet was. Hij kwam om ons de wijsheid te leren en maakte ons reeds in één uur allemaal zo beschaamd dat zelfs Henoch daardoor geweldig onthutst was! (27 mei 1841)
[6] Heb je niet zojuist zijn woord gehoord of op zijn minst zijn zeer luide stem?! Zeg me, kan iemand uit de diepte op deze manier spreken, of heeft, zolang de aarde een mensengeslacht draagt, ooit iemand uit de mond van welk mens ook zulke woorden vernomen?!
[7] Luister, ik spreek niet om ook maar wat te zeggen of de tijd met praten te verkorten, maar om jullie je vrijheid in Gods liefde in alle volheid te tonen, dwingt een machtig gevoel mij mijn tong hierover te roeren! Deze schijnbare vreemdeling, zo bescheiden in zijn manier van doen en zo overduidelijk in zijn woord, zal zich op een andere keer door een ander dier laten dragen en een volk op aarde zal degene die op het dier zit uit alle boetvaardigheid van het hart toeroepen: 'Hosanna God in den hoge; geloofd zij Hij, die komt in de naam van de Heer, zittend op de rug van het veulen van een pakezelin!'
[8] Kinderen en ook jij, beste Henoch en jij Kenan, als je me kunt tegenspreken, doe dat dan; maar zijn jullie bezield door hetzelfde gevoel, dan zal het de moeite lonen aan de welbespraakte vreemdeling de allergrootste aandacht te besteden en hem een hoogst deemoedig hart toe te keren! Want degene die zo verbazingwekkend over God spreekt, moet of uit de hoogste hoogte van God stammen, of hij is - -
[9] Kortom, ik wil, kan en mag mij niet verder uitspreken!
[10] Ja, ja, waarlijk, waarlijk, het heil is in de volheid van alle leven nader tot ons gekomen dan wij in staat waren te vermoeden!
[11] Indien iemand wil en gelooft, laat hij zich dan tot Asmahaël wenden! Mijn gevoel zegt het me: wie niet door Hem vrij wordt, zoals wij allen vrij geworden zijn door Zijn machtige woord na een korte strijd met de in ons wonende duisternis, die zal eeuwig niet vrij worden!
[12] O Asmahaël, Gij dierbare, verheven vreemdeling, die zo moedig op het dier zit en ons, wormen in het stof, in alle zachtmoedigheid en deemoed aanhoort als mocht U van ons leren, terwijl ieder goed woord uit onze mond reeds lang voordien in U in de hoogste reinheid gegroeid is, voordat het door onze tongen werd verontreinigd, maak ons vrij en eeuwig levend in U!
[13] O verlaat ons niet en wees voor eeuwig onze leidsman en de ware bevrijder van onze harten! Amen, amen, amen."
[14] Nadat Seth zijn woorden uitgesproken had, begaf Asmahaël zich terstond te midden van het drietal en zei tegen hen:
[15] "Luister, Seth, en jij, Kenan, en ook jij, mijn lieflijke, waardevolle Henoch! Hetgeen jij, o Seth hebt ondervonden en waarover je je hart hebt uitgestort voor Kenan en Henoch en alle kinderen van de avond, die het nog niet hebben begrepen, moet je voor Adam en alle overige vaderen nog verzwijgen; zij mogen niet weten noch vermoeden wie onder de dekmantel van Asmahaël schuilt!
[16] Daarom moeten jullie zwijgen als je Mij nog langer tot begeleider wenst te hebben; ook moeten jullie Mij naar buiten toe niet anders kennen en noemen dan alleen de uit de diepte gekomen vreemdeling, die Adam 'Asmahaël' noemde, niet vermoedend dat het Jehova Zelf is, die op de plek die jullie 'morgen' noemen, onherkenbaar naar je toe is gekomen om jullie Zelf metterdaad op de weg, die slechts aan Mij bekend is, naar de liefde en het eeuwige leven te leiden!
[17] Indien Ik het gewild had, dan had Henoch Mij allang herkend en was Seth hem nooit voor geweest; maar wie, zoals Seth een zware beproeving ondergaan moest en in zijn bezorgdheid en liefde denkt dat Ik geheel vreemd voor hem ben en nog veraf - voorwaar, die ben ik het meest nabij en ook degenen die zoals Henoch Mij liefhebben!
[18] Ik ben - degene die Seth aankondigde; maar nu moeten jullie over Mij zwijgen! Maar je kunt in stilte bij Mij komen en de hoogste zegen van Mij ontvangen! Daarom, als jullie je tong kunnen bedwingen, wil Ik nog lang als een zichtbare leidsman onder je vertoeven; maar als je me door een enkel woordje verraadt, ja, dan word Ik gedwongen jullie meteen te verlaten! Luister amen, luister amen, luister amen, dat zegt Asmahaël, amen, luister amen, luister amen!"
«« 91 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.