De kinderen van de laagte als vrije gevangenen van de goddelijke genade en erbarming. Adams vaderlijke zegen

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 102 / 280 »»
[1] Na deze woorden van Henoch stond Horadal als eerste op, boog met de grootste eerbied tot bijna op de grond en ging toen naar zijn schare en vertelde hen met luide stem wie Degene was voor wie hij en ook de meesten van hen zich op de grond geworpen hadden en wat Zijn wil was.
[2] En toen al het volk ofwel de gewapende mannen samen met hun vrouwen en kinderen dat allemaal vernomen hadden uit de mond van hun bevelhebber, die anders zo tiranniek en onverbiddelijk was, begonnen zij van opperste vreugde te juichen en te huilen en loofden en prezen uit alle macht Hem, die Horadal zoveel milder had gestemd en hem zo'n goed, zachtmoedig en welwillend gebod gegeven had.
[3] Maar sommigen die hun vrouwen en kinderen in de diepte achtergelaten hadden, wisten niet wat zij nu doen moesten.
[4] Zij wendden zich daarom tot Horadal en vroegen aan hem wat hun te doen stond.
[5] Horadal antwoordde hen in volle ernst: 'Wij bevinden ons nu in de hand van de almachtige God, voor wie het geen enkel probleem is om ons allen met het geringste zuchtje uit Zijn mond als licht kaf te doen verwaaien; daarom hoeven wij nu voor niets anders te zorgen dan dat wij Zijn almachtige, alleen ware, goddelijk heilige wil vervullen! Over al het andere hoeven wij ons niet in het minst zorgen meer te maken; want Hij, de enig ware, eeuwige, oneindig machtige God staat ook oneindig veel hoger dan al onze vrouwen en kinderen.
[6] Daar Lamechs wil reeds in staat was om jullie te dwingen alles te verlaten om de onzekere en hoogst gevaarlijke strijd met de machtige bewoners van de hoogte aan te gaan, zullen jullie je ook hopelijk des te meer naar de almachtige wil voegen, ja ik zeg jullie, de wil waardoor wij en alle dingen zijn geschapen!
[7] Begrijp dit, leg alle wapens, die wij nooit meer nodig zullen hebben, neer en volg mijn voorbeeld!
[8] Maar wie beslist terug wil naar de diepte, die staat dat ook vrij; maar dan mag hij wel uitkijken dat hij er heelhuids vanaf komt!
[9] Al zouden de wachters van de bergen hem al ongedeerd hebben laten doorgaan, van de in woede ontstoken Lamech mag hij met grote zekerheid verwachten, dat deze hem beslist duizend maal erger zal aanpakken dan de allerwoedenste tijger!
[10] Wie dus om wil keren, laat die dat meteen doen; maar de anders gezinden moeten mij volgen naar de vier grote mannen, achter wie nu het tweetal staat, dat ons met groot gezag hiernaartoe gehaald en geleid heeft.
[11] Laat het zo geschieden volgens de heilige wil van Degene die ons allen dit gebod heeft gegeven! Amen.'
[12] Toen deze oproep van mond tot mond gaande, door allen was vernomen, was er niemand meer onder het gehele volk die nog iets anders wilde dan alleen datgene wat Horadal luid voor hen allen had uitgesproken.
[13] Terwijl Horadal Mijn wil aan het volk meedeelde, zei Ik als de hoge Abedam tegen Henoch: 'Henoch, zie, het volk van de nacht heeft het woord uit jouw mond aangenomen en een stevige knecht van de slang predikt nu Mijn wil voor haar broedsel!
[14] Zie, dit wonder is groter dan alle :rodere die wij op de hoogte en daaromheen verricht hebben! Daarom wil Ik er nu ook een wonder aan toevoegen en dit wonder zal drievoudig zijn, en wel, dat Ik ten eerste de kinderen van de slang ook wil aannemen alsof het Mijn kinderen zijn, ja volkomen Mijn kinderen; dan zullen degenen die hun vrouwen en kinderen nog in de diepte achtergelaten hebben hen in het land waarheen zij mekken, tegemoet zien komen - Lamel weet dat al en gaat reeds aan het werk -.
[15] En jouw woord, vanaf het toekomstige gericht tot daar waar je je afvroeg wie er goddeloos was, zal tot aan het einde van alle tijden der tijden woord voor woord worden overleverd door alle volkeren en jouw naam zal nog door de laatste kinderen op aarde genoemd worden, zoals deze nu genoemd wordt door je vaderen, broeders en kinderen.
[16] Want zie, nu heb je Mij een grote vreugde bereid; waarlijk, deze vreugde zal Ik je talloze malen door alle tijden en eeuwigheden vergelden! Amen.'
[17] Hierop richtte Abedam Zich tot Adam en zei tegen hem: 'Adam, zie, de kinderen van Kaïn hebben zich reeds geheel voorbereid om jouw zegen te ontvangen, laat ons daarom naar hen toe gaan en hen geven wat zij verwachten! Amen.'
[18] En zoals Abedam het wilde, trad Adam naar voren en ging voor het drietal uit naar de plaats waar Horadal in de diepste eerbied op hem wachtte.
[19] Toen hij daar aangekomen was gaf hij zijn vaderlijke zegen aan allen en dankte daarop Abedam vurig voor de aan hem verleende kracht.
[20] En Abedam zei daarop: 'Adam, nu heb je juist gehandeld; want Ik zeg tegen jou en tegen jullie allen: Zegen altijd waar je zou willen vervloeken, dan zullen jullie altijd zegevieren over degenen die jullie willen vervolgen of vernietigen!
[21] Vergeld nooit kwaad met kwaad, dan zullen jullie waarachtig Mijn kinderen zijn; want Ik laat Mijn zon schijnen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen!
[22] Horadal, jij moet hier blijven tot na de middag en dan pas naar het bestemde land vertrekken als allen zich gesterkt hebben, waarbij Ik je tevoren drie woorden over de dood en over het leven zal meegeven voor jou en je volk! Amen.'
«« 102 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.