[2] En zo stond hij een tijdlang als verstomd na te denken. Na een poos wendde hij zich weer tot Kisehel en richtte de volgende woorden tot hem:
[3] 'Luister, grote en machtige bode, die Faraks God dus naar ons, bewoners in de laagte, heeft gestuurd, voor mij is deze situatie zeer onaangenaam! Maak dat ik weer vrijkom, dan zal ik open met je praten; want dit gekluisterd zijn is geweldig hinderlijk voor me, en in deze toestand ben ik niet in staat een vrij woord met je te spreken!
[4] Als je wilt dat ik jou met mijn deskundigheid van nut ben, dan moet ik vrij zijn; anders heb je mij hoe dan ook voor niets hier laten komen.
[5] Als ik me enigszins lomp tegenover je heb gedragen, weet je vast wel hoe dat komt, want je weet immers wat ik bij mijzelf denk!
[6] Zie, het is zeker niet gering je meer dan mooie en ook geliefde vrouw te verliezen! En door wie? - Dat weet je vast beter dan ik!
[7] Toch wil ik alles vergeten als je mij weer vrij laat en ik open met je kan praten.
[8] Hierop ging Kisehel naar Thubalkaïn toe, nam zijn hand en zei toen tegen hem:
[9] 'Thubalkaïn, in naam van Jehova, de enig ware almachtige grote God, zeg ik je: wees vrij, en wandel en handel rechtvaardig! Het geschiede!'
[10] Meteen was Thubalkaïn vrij en kon lopen als tevoren, en Kisehel zei daarop tegen hem: 'Zie, nu ben je vrij; wat wil je nu doen?'
[11] En Thubalkaïn antwoordde: 'Luister: Het eerste is, dat je in mijn plaats jouw almachtige God looft en prijst omdat Hij jou en mij zo genadig was en mij vrij heeft gemaakt door jouw woord; en vertrouw mij dan eindelijk toe wat je van me wilt, opdat ik kan doen waarvoor je mij hebt laten roepen; en heb ik je tot tevredenheid gediend, dan zul je je arbeider ook een kleine beloning niet onthouden!
[12] Zie, dat is alles wat ik nu wil doen, en wat ik verlang!
[13] Ik wil je echter niets voorschrijven; wantje bent machtig en wijs.
[14] Beoordeel daarom mijn woorden, en geef me dan volgens jouw wijsheid de opdracht, dan zal ik je dienen!'
[15] En Kisehel stelde Thubalkaïn de volgende vraag: 'En waaruit moet dan de kleine beloning bestaan? Zeg het ons allen; want zie, wij weten heel goed dat iedere arbeider zijn loon waard is. Zeg dus wat je bedoelt!'
[16] En Thubalkaïn zei tegen hem: ''Waarom zal ik veel spreken; je leest immers al in mijn hart wat mij ontbreekt! Ik ben alleen sinds de dag waarop ik mijn geliefde vrouw Naëhme verloor!
[17] Ik verlang Naëhme niet - want zij is voor mij verloren -, maar schenk mij een andere vrouw, dan ben ik tot groot genoegen van mijn hart beloond!'
[18] En daarop zei Kisehel tegen Thubalkaïn: 'Goed, het zal gebeuren zoals je wenst, en dat nog heden in het huis van je vader!
[19] Maar als je dat loon hebt gekregen, zul je dan wel volledig tevreden zijn?'
[20] Gedurende enige tijd was Thubalkaïn stomverbaasd, maar tenslotte hervond hij zichzelf en antwoordde: 'Oh! Er is nog wel wat; maar dat is niet voor ons, bewoners van de laagte!'
[21] En daarop zei Kisehel: 'Ja, doe je werk goed; waarlijk, als jij je werk uit liefde tot God zult verrichten, dan zul je ook de hoogten betreden en je zult aartsvader Adam, aartsmoeder Eva, alle aartsvaderen, en de enige hogepriester Henoch zien en spreken, en zult dan verzadigd worden in de keuken van Purista!
[22] Maar hier aan onze voeten ligt het ruwe erts, bekijk het; dit moet je voor me smelten en dan uithameren tot dunne platen, om er de tempel van Jehova mee te kunnen bedekken!
[23] Zie, dat is alles wat ik van je vraag: ga dus aan het werk! Amen.'
«« 193 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.