[2] De verheerlijking van de allerheiligste naam had ruim een uur geduurd toen Lamech tenslotte gesterkt en vol vreugde opstond en voor de troon uitriep: 'Het is bevochten; de grote overwinning is mij ten deel gevallen!
[3] O verneem het, alle volkeren! De Heer, de oneindig machtige Schepper van hemel en aarde, de eeuwig grote God, tegenover wie wij allen op gruwelijke wijze hebben gezondigd, heeft ons aangezien en heeft omwille van onze grote blindheid het rechtvaardige gericht Opgeheven, waardoor wij allen voor eeuwig door de dood verslonden zouden zijn!
[4] Daarom wil ik mijn leven lang juichen, omdat de Heer zo genadig is en vol groot geduld, lankmoedigheid, liefde en erbarmen!
[5] Machtig groot was mijn slechtheid, en ik wilde daarmee in de hemel van het leven doordringen; maar in mijn slechtheid heeft de Heer mijn armoede gezien en heeft Zich over mij erbarmd!
[6] Daarom zij Hem alleen nu en voor eeuwig al mijn lof!
[7] O Heer, ik wil U voortaan met duizend tongen loven, omdat U zo genadig, mild en barmhartig bent!
[8] O mijn armzalige troon! Jij voormalige machtszetel van wetten die tot gruwelijke daden leidden, mijn meest getrouwe evenbeeld, - wat was je?! En wat ben je nu?! - Vanaf jou vervloekte ik datgene watje nu draagt!
[9] O Heer, hoe groot moet toch Uw goedheid zijn, hoe groot Uw liefde, dat U het duldde en het verdroeg Uw allerheiligste naam door dezelfde stoel gedragen te zien worden, die een drager van zo vele, ja talloze gruwelen was!
[10] O, mijn geest, loof dan nu de Heer, omdat Hij eeuwig zo onuitsprekelijk goed is!
[11] Heer, vol rechtvaardige liefde! Wat moet ik doen om U later niet zo gruwelijk onder ogen te komen?
[12] Wees zo genadig om het mij door Uw getrouwe dienaren bekend te maken; maar alleen als het Uw wil is! Van nu af aan zal er niets meer volgens mijn eigen wil gebeuren; want ik ben mij nu bewust van de onmacht van mijn wil en al zijn slechtheid. Daarom walg ik daar nu van.
[13] Daarom heb ik nu geen wil meer; daarom geschiede alleen Uw almachtige en heilige wil!'
[14] Na deze woorden ging Kisehel naar Lamech toe, omarmde hem en zei toen tegen hem:
[15] 'Broeder, lieve broeder! Als jij wist wat een innige vreugde wij allen over jou hebben, waarlijk, dan zou het leven moeilijk voor je worden!
[16] Als je doorgaat zoals je nu bent begonnen, dan kun je er zeker van zijn dat de al zo lang bestaande grenzen tussen de hoogte en de laagte verdwijnen, en dan kan het gebeuren dat het de heilige Vader welgevallig zal zijn ook naar jullie de door Hem Zelf aangestelde hogepriester Henoch te zenden, om jullie de weg van de liefde te leren gaan!
[17] Broeder, ik zeg je uit naam van Hem die ons allen naar jou toe heeft gestuurd: Wanneer de tempel klaar zal zijn, dan zullen jij en je zoon Thubalkaïn in ons midden de heilige hoogten betreden, waar je het ware leven voor jou e je hele volk pas in heel zijn volheid zult leren kennen en je geheel eigen zult maken! Volhard erin dat de wil van de Heer tic enige voor jou blijft. Hiermee heb je nu ook door mij de wil van de Heer vernomen, die je daarmee het volgende antwoord geeft:
[18] `Handel zo, en Ik zal je op de hoogten van Mijn kinderen heiligen!''
[19] Door dit antwoord was Lamech alsook de zojuist opgestane Thubalkaïn buiten zichzelf van vreugde. Lange tijd kon hij niet spreken; want die al te verheven belofte had bijna zijn tong verlamd.
[20] Na een poosje kwam hij weer tot zichzelf en zei: 'O vriend, o broeder! Wat heb je daar gezegd?! Zullen de voeten van de allergrootste zondaar ook eens de heilige hoogten mogen betreden?! Mijn van gruweldaden bijna blind geworden ogen zullen nog eens de grote heerlijkheid van de kinderen van de almachtige God mogen aanschouwen?!
[21] En met mijn handen die druipen van het bloed van mijn broers en mijn arme volk, zal ik de zoom van het kleed mogen aanraken van diegenen die uit God zijn voortgekomen?! Neen, neen - nooit ofte nimmer, broeder!
[22] Nooit in der eeuwigheid kan Lamech deze genade waardig worden, zelfs niet het geringste deel daarvan! Geef mij daarom een ander antwoord, o vrienden en broeders; want waarlijk, waarlijk, dit deugt niet voor een zondaar zoals ik!'
[23] En Kisehel antwoordde Lamech daarop: 'O broeder, zie, ook ik was een grote en grove zondaar voor God, en in de lichte sfeer waarin ik mij bevond, zeker niet minder dan jij in je grote blindheid!
[24] Maar toen ik mijn grote schuld tegenover Hem, de liefdevolle Vader, had beleden, nadat Hij mij met Zijn eindeloze genade en erbarmen tegemoet was gekomen, pakte de allerheiligste Vader mij met Zijn almachtige handen vast, zette de worm in het stof voor Zich overeind, vergaf hem geheel en al zijn grote schuld en vervulde hem toen met de kracht van het eeuwige leven!
[25] Zie, broeder, zo handelt de liefdevolle Vader met de zondaar die zich vol berouw tot Hem wendt!
[26] Blijf daarom bij het antwoord en wees vervuld van de grootste troost; want daar zal geen jota aan veranderd worden. Wat God heeft gesproken zal voor eeuwig blijven zoals Hij heeft gezegd!
[27] Daarom zij Hem eeuwig alle eer, alle lof en al onze liefde; want alleen Hij is waardig alle lof, alle prijs, alle aanbidding en alle liefde van ons te ontvangen, en Zijn heilige wil geschiede eeuwig! Amen.'
«« 198 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.