[2] Pas toen hij enigermate was bijgekomen van de eerste overweldigende indruk en weer op adem kwam, gaf hij zijn van zalige vreugde overvolle hart ietsje lucht en verlichtte door middel van woorden zijn overgelukkige gemoed door tegen Kisehel uit te roepen:
[3] 'O vriend, o broeder! Wat een heerlijkheid vol zaligste verrukking troont hier op deze hoogte! - O, hier is het goed toeven! Hier, hier zou ik eeuwig willen wonen!
[4] O jullie arme steden nu in de diepte onder mij, mijn armzalige paleis! Wat zijn jullie ten opzichte van deze grote, eindeloos heerlijke bouw van de almachtige Schepper?!
[5] Niets, niets dan armzalige mierenhopen, vol stekend en bijtend gebroed!
[6] O vriend, o broeder! Kan het er in Gods hemelen nog heerlijker uitzien dan hier? - Neen, neen, dat is onmogelijk!
[7] Kijk nu eens, daar tussen de morgen en de middag, die vijf witte spitsen! Het ziet er net zo uit alsof de aarde, of althans een machtige, haar beschermende geest, een hand naar de hemel uit wil strekken om de Heer eeuwige trouw te beloven!
[8] O grote, almachtige God, hoe heerlijk zijn toch Uw werken! Wat een vreugde beleeft degene die ze in zijn hart waardeert!
[9] En kijk toch eens in de richting van de avond! Wat een gewoel van heldere vlammen speelt daar om de hoge top van de dampende berg!
[10] En ginds in de richting van de morgen verheffen zich de naar de hemel reikende toppen van de bergen, elk van hen gekroond met een lichtende vlammenzuil en omkranst met duizend bliksemstralen.
[11] Wat een onuitsprekelijk heerlijke activiteit en bedrijvigheid aanschouwt mijn oog nu overal waar het zich ook maar heen wendt!
[12] Ach, vriend en broeder, kijk nu eens naar die heilige hoogten, die van hier uit in de richting van middernacht zijn gelegen! Wat is daar dan wel op die duizelingwekkende hoogte, dat zo fel blinkt alsof daar een tweede zon opging?'
[13] Pas nu kon Kisehel aan het woord komen en antwoordde op Lamechs vraag het volgende:
[14] 'Lieve broeder Lamech, zie, dat is nu die beroemde grot, waar ik reeds van heb gesproken; in zeer korte tijd zul je haar nader leren kennen!
[15] Maar zie nu, mijn broeder Lamech, op dezelfde manier als wij nu deze berg aan ons dienstbaar hebben gemaakt en hem hebben bestegen, kan en moet ieder mens zichzelf reinigen, dan zal hij daarna ook met de geringste moeite van de wereld in zichzelf het lichte hoogste standpunt van zijn leven bereiken!
[16] Wat hebben wij echter gedaan om deze berg te reinigen en van de slangen te ontdoen, zodat hij ons nu zo heerlijk op zijn hoogte verkwikt?
[17] Zie, met een zwakke stok van de hazelaar hebben wij eerst de grote oude dieren in het vuur van de vernietiging gedreven!
[18] De staf is ons geloof en ons volste vertrouwen op de genade en het erbarmen van de Heer; zevenmaal sloegen wij met de staf tegen de berg, en het oude en grove gebroed kwam in beweging en moest vertrekken.
[19] Deze zeven slagen betekenen het volledige vertrouwen op de genade en het erbarmen van de Heer door het vaste, onwankelbare geloof in Hem.
[20] Maar nu was de berg nog niet geheel gereinigd; want hij bevatte nog ontelbare nakomelingen van het boze gebroed. Nogmaals sloegen wij zevenmaal tegen de berg, en je zag een ontelbare hoeveelheid van het jonge gebroed van de berg afkruipen. Wat betekent dat?
[21] Zie, wanneer de mens zich heeft losgemaakt van zijn grove zonden, die in zijn stoffelijkheid huisden, dan moet hij vervolgens zijn ziel beschouwen om al haar neigingen en begeerten te onderzoeken! Is hij zich daarvan bewust geworden door zijn grote ernst, dan moet hij nogmaals met zijn geloof en vertrouwen tegen de berg van zijn leven slaan, zich geheel aan de Heer overgeven, en al dat slechte neigingen en begeertengebroed zal zijn ziel moeten verlaten!
[22] Maar nu zijn er nog talloze eieren van het gebroed in de berg van het leven. Dat zijn nog allerlei wereldse en zelfzuchtige gedachten.
[23] En zoals uit de eieren het jonge broedsel wordt uitgebroed en dit dan spoedig uitgroeit tot grof, schadelijk ongedierte, worden uit de gedachten ook gemakkelijk weer neigingen en begeerten geboren, en daaruit dan ook al gauw werkelijke daden.
[24] Maar hoe worden dan die eieren van de zonde in de berg van het leven verdelgd? - Door het opwekken van het innerlijke vuur, hetgeen de liefde tot de Heer is, door het geloof en door het werkelijke vertrouwen in Hem!
[25] Is dat gebeurd, dan is de berg ook al zo goed als bestegen. Zo stelt deze berg nu jou zelf voor, en je kunt hier nu een woning voor jezelf laten bouwen en daarin nadenken over God en over Zijn genade en grote erbarmen.
[26] Nu wij dat weten, hebben wij ook in figuurlijke zin het doel van deze bestijging bereikt en kunnen in naam van de Heer weer afdalen naar de stad, waar reeds velen op ons wachten. God zij alleen eeuwig de eer. Amen.'
«« 214 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.