Lamech kent zichzelf. De liefde als de juiste weg tot God. Lamechs verzoek om nog een gelijkenis en Kisehels wijze, afwijzende antwoord

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 216 / 280 »»
[1] Toen Lamech dat van Kisehel had vernomen, werd hij als door een felle vlam doorlicht en verwarmd en hij riep na een korte tijd uit:
[2] 'O mijn lieve broeder en vriend! Met wat voor buitengewoon belangrijks en onuitsprekelijk heerlijks heb je mij nu bekendgemaakt door de wijsheid, die God je heeft verleend!
[3] Ja, nu zie ik pas volledig in waaraan het bij mij en bij ons allen het meeste heeft geschort! Wij zochten God weliswaar in alle hoeken en gaten in de zogenaamde gerechtigheid, wilden van daaruit tot een bespiegelende wijsheid komen en ons daardoor God aanschouwelijk maken, maar wij hebben daarbij reeds in het begin als een stilzwijgende voorwaarde op de achtergrond het volgende opgesteld:
[4] `Als God Iemand is, dan moet Hij Zich op deze manier laten vinden en wel zichtbaar; laat Hij Zich echter op deze manier niet vinden, dan bestaat Hij in het geheel niet, of Hij is de een of andere zwakkeling!
[5] En zowel het een als het andere geeft ons dan het recht, onszelf als een god op te werpen!'
[6] Ik heb eens meteen nadat ik in mijn hoogmoed, waarin ik mij een halfgod waande en mijn broeders gruwelen had laten ondergaan, wel in alle waarheid een goddelijk woord gehoord dat mij, die over de begane gruweldaden zeer verontrust was, in bescherming nam; maar omdat dat woord zo zacht en zo buitengewoon goedaardig op mij overkwam, kwam tenslotte mijn wijsheid tot de zeer ergerlijke slotsom: dus er bestaat weliswaar een God, maar Hij moet wel een zwakkeling zijn, want Hij is bang voor mij en Hij durft mij niet te naderen!
[7] Deze conclusie was toen de grondslag van al mijn afschuwelijkheden, die je wel bekend zijn.
[8] Je hebt me weliswaar al zoveel verteld, maar zo glashelder was nog geen van je woorden als juist deze, waaruit ik zo zonneklaar heb kunnen inzien welke verhouding er tussen God en de mens bestaat!
[9] Nu pas doorzie ik de volle omvang van mijn dwaling!
[10] Wie dus maar een klein beetje van God heeft gehoord, kan Hem ook reeds liefhebben en kan zich oefenen om deze liefde steeds meer te versterken, opdat zij weldra de machtigste grondslag van zijn leven wordt.
[11] En als zij dat is geworden, dan heeft de mens ook op de enig juiste wijze de almachtige God benaderd, en God zal zich aan hem bekendmaken volgens de gerechtigheid van de enige liefde die in staat is het hart, de ziel en de geest van de mens slechts voor God te laten leven!
[12] Nu ik dit duidelijk uit jouw woorden heb begrepen, wil ik je toch nog op vriendelijke wijze als broeder om nog zo'n voorbeeld vragen, om die heilige leer des te steviger in mij te laten worden en ook nog meer van zulk een heerlijke stof te hebben om de vele arme zondaars te onderrichten, die ten dele door mij, maar ook ten dele door hun eigen wil op dwaalwegen zijn geraakt!'
[13] En Kisehel antwoordde Lamech daarop het volgende: 'Lieve broeder Lamech, je hebt mij een van de allergrootste vreugden bereid door dit verzoek uit je oprechte hart, zoals ook verder door je huidige gedrag!
[14] Ik zou je daarom nog wel duizend van zulke voorbeelden willen geven; maar zie, zoiets is voor jou nu niet nodig!
[15] Je hebt de waarheid in de diepte doorschouwd; al het andere zal jouw liefde tot de Heer je zondermeer in overvloed bieden! Wees daar volledig van verzekerd!
[16] Maar zie: Als het bij jou nog nacht zou zijn geweest, dan zou je de grondslag van de waarheid moeilijk hebben kunnen doorzien!
[17] Want of er nu 's nachts nog enkele sterren meer of minder aan het firmament schitteren, daarvan wordt het op aarde niet lichter, en bij zo'n licht zul je moeilijk kunnen onderscheiden wat er op de grond ligt.
[18] Maar wanneer die ene zon is opgegaan, dan zijn er geen sterren of een tweede zon meer nodig; want het licht van die ene is sterk genoeg om alles meer dan voldoende te verlichten!
[19] Wees jij daarom voorlopig maar tevreden met die ene zon, totdat de ware, levende zon in jou zelf op zal gaan!
[20] In de stralen van die zon zul je dan zondermeer alles in hoge mate aantreffen watje nodig zult hebben!
[21] En laat ons dan nu naar de stad gaan, want daar wachten al velen op ons! Amen.'
«« 216 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.