De verering van de heilige naam op de plaat in Lamechs troonzaal. Henochs woorden over de liefde als de enig ware verering van God

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 219 / 280 »»
[1] Na deze woorden van Henoch ging de zeer verheugde Lamech vooruit en begeleidde Henoch als gids naar de troonzaal en op de drempel zei hij vol eerbied tegen Henoch:
[2] 'Machtige vriend van de allerhoogste God, zie, daar in het midden is de troon; en op de glanzende tafel die daar op rust is op onze manier de naam opgetekend, welke mijn tong nooit waardig zal zijn uit te spreken!'
[3] En Henoch, zijn hand op zijn borst leggende, bleef enige tijd op de drempel staan en zweeg.
[4] Toen strekte hij zijn handen uit en snelde naar de troon, nam de plaat en drukte die tegen zijn borst, kuste haar en zette haar toen weer op de troon.
[5] Toen hij zo'n liefdevolle eer aan de allerheiligste naam had gebracht, ging hij enigszins naast de troon staan, en wel aan de rechterzijde daarvan, en richtte toen de volgende woorden tot alle aanwezigen - want er waren ook vele aanzienlijke burgers en ambtenaren van Lamech mee de zaal ingegaan -, en de woorden luidden aldus:
[6] 'Broeders en kinderen van één Vader in de hemel! Het heeft deze uiterst goede, meest liefdevolle en heilige Vader behaagd, jullie Zijn naam te geven, die op Zichzelf heilig, hoogst heilig is.
[7] Maar wat willen jullie Hem daarvoor aanbieden, Hem, de enig heilige, meest liefdevolle Gever van alle goede gaven?
[8] Jullie gedachten zoeken, en je kunt niets vinden wat jullie bezitten, wat je niet van tevoren van God hebt gekregen!
[9] Ja, waarlijk, daar is al jullie moeite en werk tevergeefs!
[10] Willen jullie die naam loven, prijzen, roemen en aanbidden je leven lang?
[11] Ja, dat kunnen jullie wel doen; maar let op, ik wil jullie iets zeggen, en dat toont ons het uitspansel en de hele aarde!
[12] Hemel en aarde zijn vervuld van Zijn lof, Zijn eer, en alle eindeloze ruimten zijn vol van de hoogste geheiligde engelen, die altijd zeggen: `Heilig, heilig, heilig is de Heer, onze God; ere zij Hem als de Vader, Zijn woord en de almacht van Zijn eeuwige liefde!
[13] Wij loven U eeuwig, o grote God, en prijzen altijd Uw eindeloze kracht; want U alleen komt immers alle lof toe, alle eer, alle roem, alle prijs, alle hoogachting, alle aanbidding en al onze liefde toe!'
[14] Zie, hoeveel eer, roem, prijs en ware aanbidding God altijd en eeuwig wordt bewezen!
[15] Wanneer ook jullie de Vader zo willen eren en prijzen, hoeveel zal daardoor Zijn oneindige goddelijke eer en heerlijkheid groter worden?
[16] Waarlijk, als het lichtste, kleinste druppeltje water in de zee is gevallen, dan heeft daardoor de zee in verhouding reeds eindeloos meer luister ontvangen dan jullie levenslange ononderbroken aanbidding en verering zou zijn ten opzichte van de eindeloze eer en eeuwige heerlijkheid van God, die Hij reeds eerder in de meest volkomen mate in Zichzelf bezat toen er nergens nog maar iets was geschapen!
[17] Wat willen jullie dan wel doen voor de heilige Vader voor een dergelijke genade, liefde en erbarming?
[18] Jullie zeggen: `Wij willen Hem danken ons leven lang!'
[19] Doe dat ook; want alleen Hem, de enige Gever, komt ook alle dank toe!
[20] Maar, ook al zouden jullie danken tot je tong tot op de wortel versleten is, zal Hij daardoor dan rijker en heerlijker worden, dan Hij toch al eeuwig is?
[21] Dus zie, op zich is dat allemaal ijdel, en de Heer van alle heerlijkheid en macht heeft dat niet nodig.
[22] Als iemand een bruid heeft, laat hij dan aan zijn eigen hart vragen wat hij het aangenaamste aan haar vindt en het zal hem zeggen: `Ik ben rijk en bezit alle schatten en behoef geen goud noch edelstenen noch boomvruchten noch tamme dieren noch dat je mij eert en brandoffers brengt!
[23] Maar één ding heb je, geliefde bruid, voor mij; daar verlangt mijn leven naar! En dat ene is - je liefde!
[24] Heb mij lief, dan heb je mij meer gegeven dan wat hemel en aarde mij kunnen bieden!'
[25] Is het niet zo, mijn broeders? - Jullie zeggen: `Ja, dat is eeuwig waar!'
[26] Doen jullie dat dan ook zo! Heb de Vader lief; want liefde is Zijn wezen en Zijn oneindige behoefte. Dan hebben jullie Hem alles gegeven en geofferd, alles wat Hij jullie heeft gegeven. Want meer dan Zijn eigen leven kon Hij jullie niet geven; de liefde echter is jullie leven en het leven van God in jullie.
[27] Wanneer jullie dus God, de Vader, liefhebben, dan doen jullie dat wat Hij aanziet, en wat Hem alleen aangenaam is!
[28] Het is de wil van God, dat wij Hem boven alles liefhebben; als wij dat doen, dan zullen wij het leven hebben, eeuwig! Amen.'
«« 219 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.