De pracht en de inrichting van de tempel. De orde van de tempeldienst

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 238 / 280 »»
[1] Toen de verheven stoet de tempel nu helemaal had bereikt, opende Mura weer de gouden poort, en Lamech verbaasde zich allergeweldigst over de grote pracht.
[2] Toen hij enigszins over zijn verbazing heen was, viel het hem pas op dat door iedere rij vensters een ander licht in de tempel viel, en wel door de onderste rij een zeer rozerood licht, door de middelste rij groen licht, dat naar beide kanten van de laatste vensters in geel overging, en door de bovenste rij een blauw licht, dat naar beide kanten in violet overging.
[3] Zijn nieuwsgierigheid was door dit verschijnsel zozeer in beslag genomen, dat hij zich wel tot de Heer moest wenden.
[4] Hij zei tegen Hem: 'O Heer, wijze, algoede, liefdevolle Vader, heilig, meer dan heilig, U ziet natuurlijk waarom ik me tot U wend?!
[5] Mocht het Uw allerheiligste wil zijn, wilt U dan mijn hart tot rust brengen!'
[6] En de Heer sprak tegen Lamech: 'Luister, Mijn Lamech! Mijn dienst, die je nu verricht, gaat voor alles; laat daarom de kleur van de vensters maar de kleur zijn, en verricht hetgeen Mij toekomt op jouw manier.
[7] Heb je dat volbracht, richt je dan pas tot Mura, en hij zal je meedelen wat de reden van het gekleurde licht is!
[8] Zie, je staat al voor het altaar, ga aan de rechterkant staan en wacht, totdat Ik het altaar met Mijn hand gezegend zal hebben!
[9] Als dat gebeurt, zet je de plaat op het altaar; Ik zal dan aan beide zijden van het altaar twee cherubijnen toevoegen, die dit heiligdom van Mij in jullie midden voor altijd zullen bewaken.
[10] Boven de naam zal Ik met Mijn adem een lichtende wolk doen ontstaan ten teken dat Ik, de eeuwig almachtige, levende, enige God en Heer van hemel en aarde dat hier heb ingesteld om jullie te redden van de eeuwige ondergang.
[11] Wie deze tempel waardig en met een zuiver, van liefde vervuld hart zal naderen, die zal gesterkt worden met Mijn genade.
[12] Wie echter deze tempel zal naderen met een onwaardig, onzuiver hart dat vol is van liefde tot de wereld en van zichzelf, die zal gegrepen worden door een vuur dat van het dak van de tempel neerstort. Dat vuur zal hem doden en vervolgens geheel verteren.
[13] In de tempel zal echter niemand binnentreden dan alleen jij, als de door Mij aangestelde opperpriester van de laagte - en wanneer er iemand uit de hoogte komt -, en dan na jou je oudste zoon, nadat je hem van tevoren in Mijn naam tot opperpriester in jouw plaats gezegend zult hebben.
[14] Dit ambt van opperpriester moet steeds in jouw hoofdstam blijven.
[15] Elk ander die zich in de tempel begeeft, zal onmiddellijk door de cherubijnen worden gedood.
[16] Ook zal zich geen vrouw in dit heiligdom wagen, als zij het leven wil behouden, niet uit de hoogte - en nog veel minder uit de laagte!
[17] Zelf zul je ook slechts vier maal in het jaar de tempel binnengaan en je van tevoren zeven dagen voorbereiden en goed bedenken, waarheen je gaat en voor wiens aangezicht je daar treedt!
[18] Als je dat niet in acht zou nemen, waarlijk, het zou jou niet beter vergaan dan ieder ander!
[19] En wanneer je de tempel binnengaat, zul je de deur niet achter je sluiten, opdat ook het volk op gepaste afstand een blik kan werpen in het heiligdom en daar Mijn grote heerlijkheid kan aanschouwen.
[20] En op iedere sabbat zullen jullie in de voorhof bijeenkomen en Mij danken en Mij je liefde ten offer brengen, maar in geen geval een ander offer!
[21] Want jullie offer is een offer van Kaïn en dat wil Ik niet aanzien; maar alleen het offer in jullie hart.
[22] Geen man zal met bedekt hoofd de voorhof betreden en geen vrouw met een ontbloot aangezicht.
[23] Zolang jullie je aan Mijn orde zullen houden, zolang zal ook Mijn genade zichtbaar en altijd werkzaam onder jullie verblijven!
[24] Als jullie deze orde echter ooit weer verlaten, dan zal dit heiligdom jullie worden ontnomen, en in plaats daarvan zullen jullie het gericht boven het altaar als een alles verterende vlam aanschouwen.
[25] Dan zullen de kinderen van de hoogte machtig over jullie komen en jullie met gloeiende roeden slaan.
[26] Zie, dat is voorlopig Mijn wil!
[27] En laat Me dan nu het altaar zegenen, en zet jij daarna de plaat daarop en dan geschiede Mijn wil! Amen.'
«« 238 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.