[2] Pas nu begon Lamech de bouw van de tempel eens goed te bekijken; en toen hij aan alle kanten de grote heerlijkheid ervan zag, was hij wederom vol verheven vreugde en loofde God dat Hij de mens zo'n groot inzicht had verschaft, dat hij in staat was zoiets eerbiedwaardig verhevens en prachtigs tot stand te brengen.
[3] Maar Henoch nam Lamech bij de hand en zei tegen hem: 'Geliefde broeder Lamech, de pracht van deze tempel spreekt je buitengewoon aan, dat is me heel duidelijk; maar begrijp je ook wat de bouw van de tempel wil zeggen?
[4] Je zegt in je hart: `Neen, broeder, hoe zou ik dat moeten begrijpen?'
[5] Goed, zeg ik je, je bent nu eerlijk en heel redelijk van hart; daarom ook moet je mij dat bekennen.
[6] Maar kijk een beetje dieper, dan zul je in de juiste diepte van je hart vinden dat daar met gloeiend schrift geschreven staat:
[7] `Jij, opperpriester in het heiligdom van de Heer, moet het werk waarover de Heer je heeft gesteld, in de geest van de waarheid kennen, anders ben je daar een blinde godslasteraar!'
[8] Wee jou, als je je broeder iets wilt leren wat je niet begrijpt; want de Heer spreekt en zegt:
[9] `Dan zal Ik de meester en de leerling tuchtigen en eerder zal Ik noch de een noch de ander aanzien!' Lamech, begrijp je dat?
[10] Zie, wie over God en Zijn werken wil spreken en zijn broeder daarin wil onderwijzen, die moet het zelf eerst van God hebben geleerd!
[11] En waarom dan? - Omdat niemand God en Zijn werken kent dan God alleen!
[12] Dit is allemaal nog vreemd voor je, en je weet niet hoe God de mensen leert en opvoedt.
[13] Maar ik zeg je: vandaag nog, voor de nacht geheel zal zijn gevallen, zul je de eerste elementen leren kennen, en dan zo verder tot je een volleerde godgeleerde zult zijn!'
[14] Hierop was Lamech weer hevig verbaasd en vroeg een beetje opgewonden: `Broeder Henoch! Wat spreek je toch over zaken, die mijn hart niet in staat is te bevatten?!
[15] Daarom verzoek ik je: spreek begrijpelijke taal, anders zijn je woorden niet geschikt voor mij!
[16] Je zei zojuist: `Wee de leraar die zijn broeder iets wil leren wat hij zelf niet begrijpt!'
[17] Maar wat moet ik nu zeggen, als je dingen tegen me zegt die mij vreemder voorkomen dan het einde van de wereld, als dat ergens mocht zijn?!'
[18] Hierop nam Henoch weer het woord en zei tegen Lamech: 'Broeder Lamech, wind je niet voor niets zo op; want als de leerling reeds vooraf zou weten wat hij eerst nog van zijn leraar te weten moet komen, zeg me, zou een leraar dan niet het meest overbodige wezen op de wereld zijn?!
[19] Het grote verschil tussen de leraar en de leerling is toch immers, dat geen enkele leerling meteen al bij het begin zo volkomen is als zijn leermeester!
[20] Maar als hij aan zijn meester gelijk wordt, dan is hij volkomen en dan is er geen verschil meer tussen de leraar en de leerling!
[21] Zie, de Heer heeft mij als een voorbereidend leraar van de hoogte naar je toegestuurd; daarom moet je ook naar me luisteren!
[22] Maar hoe dwaas zou een leermeester wel te werk gaan, als hij zijn leerling eerst uitleg en een volledige uiteenzetting over die leerstof zou geven, nog vóór hij hem de te behandelen leerstof zelf heeft laten zien?!
[23] Zie, ik heb jou nu eerst de onbehandelde stof volgens de goddelijke orde gegeven; daarom ben ik een juiste leraar volgens Gods orde!
[24] Wind je daarom niet op vóór de tijd; als ik je de leerstof heb gegeven, dan zal ik je ook de verklaring geven!
[25] Maar alles heeft zijn tijd en geduld nodig.
[26] In je huis zul je pas meer te horen krijgen; laat ons daar nu dan heengaan! Amen.'
«« 243 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.