[2] Hij dacht verder na over die vlieg die haar eitjes wilde afzetten en over de gezonde appel en vroeg daarop aan Abedam:
[3] 'Heilige, liefdevolle Vader, mag de satan dan ook Uw heiligdom naderen, zoals de sluwe vlieg de gezonde appel?
[4] Zie, het lijkt mij werkelijk vreemd, zoiets in het rijk van het leven en in het rijk van het licht te ervaren; - wat heeft de geest van alle duisternis daar te maken?'
[5] En Abedam antwoordde hem: 'Henoch, wat kan het jou schelen, als Mijn liefde en erbarmen groter zijn dan jij eeuwig ooit zult kunnen vatten of begrijpen?!
[6] Als Mijn liefde en erbarmen zich zelfs over de eindeloos duistere geest vermag uit te strekken, hoe kun je dan daarnaar vragen, alsof je in Mijn directe nabijheid iets te kort zou kunnen komen?!
[7] Zie, de zon van de wereld is een groot licht en zendt het grootste deel van haar stralen uit tot in de eindeloos verre wereldruimten! Gaat het de aarde en haar buren iets aan dat hun lichtende moeder zo verkwistend met haar stralen omgaat? En als dat zo was, zou de stralende moeder dan niet kunnen vragen:
[8] `Kinderen, wat gaat dat jullie aan, doe ik jullie daarmee te kort en heeft niet ieder van jullie licht en warmte in overvloed en in de juiste hoeveelheid?!'
[9] Zie, zo is dat ook bij Mij ! Bekommer je daarom niet over Mijn grote, onnaspeurlijke wegen, maar blijf onbezorgd op de kleine wegen van Mijn liefde voor jullie en spreek niet over de grote rijken van de duisternis, dan kun je er volledig van verzekerd zijn dat de nog zeer sterke vorst van de dood heel weinig te oordelen en te maken zal hebben met jou en met alle broeders die je liefhebt.
[10] Dit zeg Ik je wel, eeuwigheden zouden voor jou niet toereikend zijn, om de grootte van zijn macht en sterkte te doorgronden; maar desondanks is hij een eindige, geschapen geest en waar al zijn macht voor eeuwig ophoudt, daar begint Mijn oneindige macht pas.
[11] Wees daarom onbezorgd, want zolang je in Mijn handen bent, is toch jouw lichtste ademtocht reeds machtiger, dan alle sterkte, macht en gezag van de satan!
[12] Hij is als een hongerige, brullende leeuw die het aan voedsel ontbreekt. Wee het dier dat hem tegenkomt, of waarvan hij door zijn scherpe neus lucht heeft gekregen. Ik zeg je, het zou zelfs de mammoet slecht vergaan in deze strijd!
[13] Maar als de leeuw boos en hongerig brult, slaat hij toch geen acht op de vaak vele vliegen die om zijn oren zoemen!
[14] Zie, daarin ligt de grote macht van het deemoedige kleine; één vlieg wordt dikwijls een hele troep leeuwen tot last, terwijl juist deze troep leeuwen voor de vlieg iets is waar ze zich geen zorgen om hoeft te maken.
[15] Jij bent echter allang een mug van deemoed geworden, bekommer je daarom niet om de leeuw, omdat hij onschadelijk voor je is en ga zodoende geheel onbekommerd aan je vrome werk! Amen.'
[16] En Henoch dankte de hoge Abedam allerinnigst voor deze grote bevrijding en sterking van zijn hart en zei getrouw: 'Amen; Uw heilige wil geschiede!
[17] En zo verneem dan allen, vaderen, broeders en kinderen, die al met open oren luisteren:
[18] Wij zijn hier midden op de dag des Heren bijeen in de hoogste tegenwoordigheid van de allerhoogste, allerheiligste, liefdevolle Vader, die God is, God de Geweldige, de Krachtige, de almachtige Schepper van hemel en aarde.
[19] Wat moeten wij doen om deze oneindige genade, die de hele aarde niet waardig is, tenminste in zoverre waardig te zijn als dat in onze beperktheid mogelijk is?
[20] Als wij elkaar wederzijds een dienst bewijzen, dan kan degene aan wie de dienst bewezen is, aan degene die hem een goede dienst heeft bewezen, een gunstige wederdienst bewijzen.
[21] Heeft iemand mij honderd schreden geleid, dan leid ik hem daarom tweehonderd schreden verder - honderd schreden omdat hij met mij de weg is gegaan en honderd schreden omdat hij mij geleid heeft -, en dan zijn wij quitte; en niemand is voor een bewezen dienst aan zijn broeder meer dan hoogstens een drievoudige wederdienst verschuldigd. Wil hij meer doen, dan is hij daar vrij in naar eigen goeddunken; maar dan staat ook de broeder bij hem in het krijt.
[22] Als iemand mij een stuk brood geeft, geef ik hem drie stukken terug: één stuk voor dat stuk brood, één stuk voor zijn goede wil en één stuk voor de moeite die zijn hand zich getroost; zeg me, kan hij meer van mij verlangen?
[23] Ja, zoals ik gezegd heb, is het gemakkelijk om de dienst van een broeder, de weldaad van een broeder, duizendvoudig te vergelden als het erop aan zou komen, - niet slechts twee of drievoudig. Zelfs als iemand mij het leven gered zou hebben, doordat hij mij behendig van een rotswand losrukte toen deze al begon te bewegen en het volgende ogenblik op mijn hoofd neer zou storten, zodat ik onder de grote last van het rotsgesteente getroffen en verbrijzeld zou worden, kan ik immers nog voor hem sterven en hem mijn leven lang op handen dragen!
[24] Maar - wat kunnen wij dan hier doen voor onze Vader, onze Schepper, Hem, de heilige Gever van alle goede gaven?! Voor Hem, die ons ten eerste onszelf heeft gegeven, die ons de heerlijke grote aarde gaf, alsof zij tijdelijk ons eigendom was, - de zon, dit heerlijke weldadige licht, - de sterren als talloze lampen in de nacht en dan de maan! En wie zou de schatten die Hij ons gaf, allemaal kunnen tellen?!
[25] Naast dat alles kwam Hij nu ook nog Zelf naar ons toe om ons allen met nog oneindiger schatten van het eeuwige leven eeuwig te verrijken!
[26] Te verrijken door Zijn liefde, erbarmen en genade, te verrijken door Zijn levende woord en meer nog ons te verrijken door de onuitsprekelijke beloften!
[27] Hoor, hoor vaderen, broeders en kinderen jullie allemaal! Wat kunnen wij dan deze Weldoener daarvoor terugdoen? - Wat Hem geven, wat wij niet al eerder oneindigvoudig van Hem ontvangen hebben?!
[28] O vaderen, broeders en kinderen, dat is waarachtig een van de allergrootste en allerbelangrijkste vragen, - ja, dat is een vraag met zo'n eindeloze diepgang, dat de hele eeuwigheid wel te kort zou zijn om slechts een klein deel van deze vraag aller vragen te beantwoorden!
[29] Als er iemand mocht vragen: `Hoeveel zandkorreltjes groot is de aarde en hoeveel dauwdruppeltjes bevat de hele, eindeloos grote zee en tenslotte, hoeveel sterren zijn er in de hele verre oneindigheid?', - zie, deze vragen, hoe eindeloos groots ze ook schijnen te klinken, zouden misschien al door een slechts enigermate diepzinnige cherubijn voldoende beantwoord kunnen worden! Ja, hij zou ons hoogstwaarschijnlijk het zand van de aarde op zo'n manier voorrekenen, dat horen en zien ons daarbij verging en zou ons de dauwdruppeltjes van de zee op zo'n manier tonen, dat wij al heel gauw allen uit zouden willen roepen: `Verschoon ons van je grootse antwoord; want wij hebben aan een druppeltje al meer dan genoeg!'
[30] En zo zou hij ook hoogstwaarschijnlijk niet nalaten om ons het aantal sterren op zo'n manier te verkondigen, dat de hele aarde er net zo van zou beven, als wanneer onze meer dan heilige Abedam haar - zij het heel zachtjes - aan zou kondigen: `Luister, jij trouweloze! Morgen zal Ik je wassen in het vuur van Mijn toom!'
[31] O vaderen, broeders en kinderen, groots weliswaar, ja onverdraaglijk groots zouden deze antwoorden zijn, - maar toch niet onmogelijk om te geven, hoewel onverteerbaar voor ons, wormen in het stof!
[32] Maar zeg me, welke allergrootste en meest wijze oeraartsengel zou zich naar jullie oordeel wagen aan een geldige, ja - voor God geldige beantwoording van deze in mijn rede voorkomende allerbelangrijkste vraag?!
[33] Zie, dat is die verheven reden, ja - zij schuilt in deze vraag, waarover de hele eeuwigheid en de hele oneindigheid een ononderbroken, allereerbiedigst stilzwijgen bewaren!
[34] Ja, - hier zwijgt de hoge, verheven engel en zinkt boetvaardig neer voor Hem, die hem voor eeuwig schiep; want ook hem blijft niets anders over dan slechts met alle kracht de meer dan heilige Vader, die hem al sinds eeuwigheden liefhad, nog voordat hij als wezen bestond, lief te hebben en te aanbidden!
[35] En al die zonnen die nog door geen enkele geschapen engelengeest geteld zijn, al die zonnen met al hun grote vuurbewoners, wat doen zij dan, of wat kunnen zij doen? - Luister! Onmogelijk iets anders dan wat de grootste oeraartsengel doet: zij vervullen in hun verheven eerbiedsvolle stilte de heilige wil van de grote, boven alles goede Vader; en dat is alles wat zij kunnen doen. En elke zon verkondigt nog haar lofprijzingen aan de eindeloos verre scheppingen en ook onderling verkondigen zij elkaar in stilte door hun verre stralen dat er slechts één God is en dat deze God een en dezelfde is als de heilige, liefdevolle Vader, die hen liefhebbend schiep voor de liefde, om ook de verre donkere ruimten te beminnen en ze te doen opleven met de liefde van de heilige Vader.
[36] O vaderen, broeders en kinderen, geloof me, de hele aarde is vol van de liefde van de heilige Vader, want was zij dat niet, waarlijk, wij zouden geen vaste grond hebben waarop wij onze voeten konden zetten en onze lichamen zouden zelfs allang in de verschrikkelijke afgrond van de eeuwige oneindigheid verzwolgen zijn!
[37] Bekijk zo de van liefde vervulde aarde, bekijk de zonnen, die vol zijn van de machtige liefde van de heilige Vader, waardoor zij hun aardbollen in wijde banen dragen, zoals deze ons dragen en de bestendige zuigeling, de lieflijk ernstige leraar van de tijden, de 's nachts voor ons schijnende maan!
[38] Wat is de levenwekkende warmte van de zon nu anders dan liefde?! Ja, liefde van de heilige Vader, die is in haar! En haar licht, haar goddelijk licht! Wat is dat dan anders dan de daarin zo goddelijk lichtende vlammengloed van de heilige liefde van de hoven alles goede. meer dan heilige Vader?!
[39] O vaderen, broeders en kinderen, beschouw, beschouw toch slechts een weinig de grote schepping om ons heen; zij is overal vol liefde! Ja, ik zeg met de meest gegronde reden van al wat leeft: Wat jullie ook maar zien - klein of groot, dichtbij of veraf -, dat alles is tot barstens toe vol liefde van de heilige Vader.
[40] Alles, alles looft, bemint en aanbidt Hem onophoudelijk. Niets van dat al vraagt zoals wij: `Wat moeten wij doen? Waar zullen wij beginnen en waar eindigen met de grote loftuiting aan de heilige Vader?'. Maar in stille, innige gelukzaligheid vervullen zij de wil van de heilige Vader; en de verre werelden in de uitgestrekte ruimten zijn, nog rijkelijk getuigend, vervuld van het zo milde heerlijke stille werken van een eerbiedige, stil beminnende, toegewijde zon en andere dingen, die met liefde vervuld zijn!
[41] Alleen wij kinderen, - luister! - wij, de kinderen van deze heilige Vader, wij levende kinderen, kunnen nog voor het werkelijke aangezicht van de Vader vragen: `Wat zullen wij doen?' Een vraag die geen engel ooit in der eeuwigheid zal beantwoorden!
[42] En toch vragen wij temidden van de wonderen van de liefde, terwijl die uiteen zouden willen barsten van louter liefde: `Wat moeten wij nu doen?'
[43] Niets, - niets kunnen wij doen, dan alleen Hem liefhebben met al de door Hem aan ons geschonken krachten, en dankbaar, vrolijk genieten van iedere gave van de eeuwige liefde uit Hem!
[44] Bijgevolg, geliefde vaderen, broeders en kinderen, daar het voor ons allen volslagen onmogelijk is deze vraag te beantwoorden en onze grootst mogelijke gedachten te klein zijn in verhouding tot de grootte van onze schuld ten aanzien van de allerheiligste Vader, blijft er voor ons niets anders over, dan onze harten zoveel als maar mogelijk is, open te stellen, om onze boven alles goede, liefdevolle en heilige Vader boven alles te beminnen en als onze liefde dan het hoogste brandpunt zal hebben bereikt, voor Hem in het stof van onze volslagen nietigheid neer te vallen, ons voor Hem tot op het laatste atoom van ons zijn te verdeemoedigen en Hem dan te aanbidden in het volle besef van onze nietigheid met bijna stomme tong in de geest van de zuivere liefde en alle waarheid uit haar!
[45] Geen brandoffer, geen bloed van dieren, geen rook van verbrande tarwe- en korenaren, maar alleen het in de geest en in waarheid reine volledige brandoffer van ons hart is het, waarin de meer dan heilige Vader een welbehagen heeft.
[46] Daarom willen wij voor Hem ook daar, waar het Hem het allerbeste bevalt, niet dode, maar levende offeraltaren oprichten, waarop net als in de nieuwe hut van de heerlijke Purista, de reine vlam van onze liefde nooit zal uitdoven, maar steeds krachtiger en krachtiger op zal vlammen alleen ter ere van Hem, die nu zo meer dan heilig onder ons vertoeft!
[47] Laat ieder handelen naar kracht en vermogen; want zoals er niet slechts bloemen zijn van een en dezelfde soort, maar er oneindig veel families bestaan, zodat de laatste bewoners op aarde ze niet eens allemaal zullen kennen en er ook ontelbare soorten grassen, bomen, en dieren zijn en ook sterren zijn aan de hemel, - zo zijn er ook overeenkomstig de allerwijste ordening van Jehova, onze allerheiligste Vader, in ieder mens ondenkbaar veel verschillende graden van allerlei soorten goede geestelijke krachten en ook verschillende zielenvermogens in de mens.
[48] Als iemand een sterk hart heeft, laat die ook sterk zijn in de liefde, zodat door de liefde ook al zijn andere krachten voor het leven gesterkt worden!
[49] Wie een goed gezichtsvermogen heeft, laat die het brandpunt van zijn zien naar zijn hart verleggen, zodat daardoor zijn dankoffer in hem de levende vlam opvangt en deze ten volle ontbrandt en zodoende zijn geest met leven versterkt in de ware liefde tot God, die onze liefdevolle, allerheiligste Vader is en die Zich nu temidden van ons allen bevindt, zichtbaar voor iedereen!
[50] Wie een goed gehoor heeft, die kan zijn oorschelp richten naar de oren van zijn hart, zodat daardoor alle opgevangen klanken zich in het hart verenigen tot een ware, krachtige, de Vader welgevallige lofzang op het levende offeraltaar van de liefde en al het ware leven uit haar in ons!
[51] Wie sterk is in zijn gedachten over allerlei zaken, laat die al zijn gedachten terugleiden naar zijn hart; ja, laat die al zijn gedachten in het diepst van zijn hart laten zinken, waar het levende offeraltaar van de reine liefde is opgericht, laat hij ze daar leggen op dit geheiligde altaar en ze allen ontsteken met de voorheen misschien zwakkere vlam van zijn liefde, zodat daardoor deze vlam levendiger zal worden en welgevalliger voor God en hij meer en meer tot leven gewekt zal worden!
[52] Wie sterk is in het gevoel, laat ook die deze rijke oliebron naar het altaar van de reine liefde in het hart leiden, zodat (te vlam duurzaam gevoed wordt voor de verschuldigde verheerlijking van de grootste en allerheiligste naam van Jehova in ons!
[53] Wie sterk is in allerlei soorten waarnemingen, deze waarnemingen zijn het verse hout dat ieder die hongerig en dorstig is naar de spijze des levens, naar de hut van Purista zal brengen als een medeoffering.
[54] Leg dit hout dus rijkelijk op het altaar van het levende heiligdom in ons, zodat daardoor de vlammen zich meer en meer uitbreiden tot ware eer en lof voor Hem, die er een welbehagen in had, in onze harten een heilige, levende woonstee te bouwen!
[55] Wie sterk is in de naastenliefde, laat die zijn broeders en zusters in deze reine woning van de Heer leiden en hen daar rijkelijk van de spijze des levens voorzien! Waarlijk, dat is voor de liefdevolle, heilige Vader de alleraangenaamste lofzang, als talrijke armere broeders en zusters zich in ons hart aan de heilige vlam van de reine liefde in ons verwarmen en met een dankbaar gemoed vol vreugde zich verzadigen in de gastvrije keuken van de heerlijke Purista in ons!
[56] O, vaderen, broeders en kinderen! Waarlijk, waarlijk, waarlijk, wij kunnen niets doen wat grootser en de heilige Vader welgevalliger is, dan dat wij met grote liefde, gedienstigheid en alle vrijgevigheid onze armere broeders en zusters, met grote vreugde en vrijgevigheid opnemen, zelfs wanneer zij uit de laagte tot ons zouden komen, en voor hen de veel grotere dan de voor ons bestemde pot opzetten en hen eerder verzadigen en te drinken geven dan onszelf!
[57] Onthoud dat buitengewoon goed: ja eerder - dan onszelf! Want anders zal de hoge, heilige Gast, die nu ook de heilige keuken van Purista heeft opgericht, daar niet zo gemakkelijk verschijnen om de spijze der liefde tot Zich te nemen en ons te zegenen met het eeuwige leven!
[58] Vaderen, broeders en kinderen! In wat voor opzicht iemand zich dan ook zeker sterk voelt, laat hij ten volle beseffen en geloven dat iedere kracht in ons een genadegave is van de meer dan heilige Vader!
[59] Wat zou dat voor een mens zijn, die de een of andere kracht zou hebben en deze zodanig zou benutten, als was het louter zijn eigen kracht?
[60] Ik zeg jullie, een grotere eigenliefde zou er helemaal niet kunnen bestaan!
[61] Want als iemand zich het een of andere werk van zijn broeder zou willen toe-eigenen, zou hij toch zeker ook vol eigenliefde zijn; maar dan zou hij slechts met zijn broeder te maken hebben en een grote dief tegenover zijn broeder zijn.
[62] Wanneer men zich echter een gave van Jehova toe-eigent heeft men met God te doen, die ons aller liefdevolle, heilige Vader is en aan wie alleen alle dingen volledig toebehoren, evenals alle machten en krachten en alle gezag.
[63] Zie en hoor en begrijp het: iemand die zo uit eigenliefde handelt, wordt een dief tegenover God, - dat is de hoogste graad van eigenliefde!
[64] Waarlijk, in dat geval houdt de mens op een kind van de heilige Vader te zijn, en wel zo, dat hij zich daardoor zelf aan het gericht overlevert en slechts een schepsel wordt, en als hij zijn leven niet betert zelfs een kind van de slang wordt, een kind des doods en daarmee ook een kind van de gramschap en de toorn, een kind van de hel, die een eeuwig graf is vol vervloekingen, vol verdoemenis en vol van het toornige vuur der gramschap van alle eeuwige verdorvenheid!
[65] Daarom - zoals er reeds gezegd werd, lieve vaderen, broeders en kinderen! - wie van jullie wat voor een kracht dan ook heeft die merkbaar overheerst, beschouw die dan in geen geval als eigendom, maar als een aldoor weer nieuwe gave van de heilige Vader en ga daarmee meteen naar de hut van Purista in je eigen hart, leg die heilige gave op het offeraltaar in het eigen heiligdom, draag dan zelf het verse hout van de ware innerlijke deemoed naar deze heilige haard, leg het op de misschien reeds flauwe vlam van de zuivere liefde, zodat die weer helder opvlamt en de geofferde gave grijpt en haar verteert tot lof, roem en prijs van alleen Hem, die de enige heilige Gever is van al zulke goede gaven en die Jehova heet, God van eeuwigheid, oneindig en boven alles heilig en almachtig, onze meer dan heilige Vader, vol van de hoogste liefde, genade en alle erbarmen!
[66] Want slechts Hem alleen komt alle liefde, alle lof, alle eer, alle roem, al het prijzen en alle aanbidding toe.
[67] Wat is echter de ware, zuivere liefde in ons tot God? Zij is de innige vereniging van ons gehele leven met het leven van al het leven in God, van welk leven al het leven, al het zijnde en alle dingen zijn uitgegaan!
[68] `Alleen God liefhebben' betekent dus niets anders dan in God Zelf een nieuw, eeuwig onsterfelijk, onvergankelijk leven beginnen en wel daardoor, dat wij al onze krachten als louter gaven van de heilige Vader op het altaar leggen in ons eigen door God opgerichte spijshuis van de geest, dan het heilige vlammetje met het verse hout van onze deemoed ondersteunen, zodat het een laaiend vuur wordt, dat vervolgens al onze geofferde krachten aangrijpt en verteert en al het wereldse in ons vernietigt.
[69] En uit deze vernietiging komt dan pas een nieuw leven voort, ja een leven in God, ons aller liefdevolle, heilige Vader!
[70] Dat is de voorgeschreven grootste spijspot in de heilige hut van de heerlijke Purista. Als de vruchten daarin geheel gaar gekookt worden, zal de hoge heilige gast dan ook komen en zal Zelf aan de heilige kindertafel met Zijn kinderen een nieuwe maaltijd houden, een maal van de eeuwige liefde, genade en erbarming, ja een maaltijd tot het eeuwige leven!
[71] Zie, als wij zo handelen, dan is dat een juiste lofprijzing, een juist eerbewijs, een waarlijk roemen, een voor ons grootst mogelijk prijzen en de enig ware aanbidding in onze uiteindelijke vernietiging in het heilige vuur van de zuivere liefde in ons, omdat wij daar dan waarachtig in het stof van onze volkomen nietigheid voor God terneerliggen en ons met God verenigen in en door het ons verterende vuur van de liefde op het nieuwe offeraltaar in onze harten, met God, ons aller liefdevolle, allerheiligste Vader!
[72] Waarlijk, waarlijk, lieve vaderen, broeders en kinderen, als iemand zichzelf niet geheel offeren zal op dit aan ons allen nu voldoende bekende altaar in de hut van de heerlijke Purista in ons en zich niet zal laten verteren tot stof, rook en as, - wie deze ware vuurproef dus niet zal willen doorstaan, die zal de zekere dood niet uit zich drijven en nooit zal hem een Ghemela tot loon van het eeuwige leven geworden!
[73] Wie leeft en ademt en de eindeloze weldaad van het leven ondergaat en de onuitsprekelijke zoetheid daarvan voelt, laat (tic goed bedenken dat dit aardse leven slechts een proefleven is en in alles een gave van de heilige Vader.
[74] Wie het zich dwaselijk zal willen toe-eigenen, zal het voor eeuwig verliezen, wie het echter in alles de grote heilige Gever weer, zoals het nu voldoende aangetoond werd, zal toevertrouwen, zichzelf offerend, die zal het in de zuiverste, duurzame volheid voor eeuwig, eeuwig, eeuwig behouden in God, ons aller heiligste meest liefdevolle Vader!
[75] Daar wij nu allen vernomen hebben waar het bij ieder van ons op aankomt ten aanzien van God, laten wij dat dan niet enkel aanhoren, maar hetgeen we vernomen hebben door woorden in ons eigen hart verneembaar maken, zodat het vandaar in het bloed en van het bloed in alle geledingen van ons wezen overgaat tot een levende daad. Want als iemand het ware, levende woord uit God Zelf vernomen heeft en hem daardoor de weg, ja de kortste en betrouwbaarste weg is getoond en hij bewandelt deze weg niet meteen geheel en al, dan is hij toch wel een allergrootste dwaas, een allertraagste os en een allerdomste ezel, omdat de kracht van het levende woord alleen al terwijl hij het vernam, hem gesterkt en minstens reeds voor de helft tot leven heeft gewekt, en het dan voor hem zeer gemakkelijk zou zijn om door de werkzaamheid van zijn eigen vrije wil volledig levend te worden.
[76] Laat het dus niet enkel bij het vernemen blijven, maar laat ieder deze woorden diep in zijn hart dragen, zodat ze een levende daad worden; dan zal hij een waarachtige wijze in de orde van Jehova zijn, een levend huis van duizend in een mooie kring staande, slanke ceders, dat hem liever is dan een (lood huis van gekapte sparren, die weliswaar ook in de grond zijn gezet, maar die, omdat ze zelf dood zijn, spoedig in de grond gaan rotten; en als er dan een storm over deze dode huizen waait, dan storten zij spoedig in en doden hun bewoners.
[77] Het huis uit levende ceders is een veilig huis, omdat wij daar te allen tijde de juiste beschutting vinden.
[78] Als wij echter zaad in de aarde leggen om daaruit in de kortst mogelijke tijd in het bezit te komen van een levend huis en in de kring waarin wij het zaad hebben gelegd ook meteen ons levende huis willen aanschouwen, moeten wij dan niet, ondanks ons grote verlangen naar het levende huis, het nodige geduld gaan beoefenen en intussen rustig in de hutten van dood, gekapt hout wonen, totdat het levende huis geheel dicht en rijp is en wij er dan in kunnen trekken?! En hebben wij het eenmaal betrokken, hoe vol vreugde zijn wij dan, dat wij nu zo'n stevig levend huis hebben dat ons goed kan beschermen tegen iedere storm!
[79] Maar hoe dikwijls loopt de mens jaren lang met de waterzak om de kring jonge boompjes heen om ze allemaal zorgzaam te begieten, opdat zij zich maar gauw hoog boven het aardoppervlak verheffen en hij al snel zal kunnen beginnen de geurende takken van mirte-, laurier- en balsempalmbomen tussen de stammen te vlechten en de spleten op te vullen met de welriekende kruiden, die rijkelijk groeien op de hoogten waar de kudden schapen grazen en met geurend mos; en ook wil hij dan kunnen beginnen met het spannen van een goed gevlochten dak uit het onverwoestbare goudstro vanaf de grote boom in het midden tot aan de bomen van de zijwanden!
[80] Zie, zoiets noemen wij wijs; ja, zo is er ook waarachtig wijs te werk gegaan! Laten wij echter deze wijze handelswijze ook op onszelf toepassen!
[81] Het allergezondste zaad is nu in overvloed uitgestrooid. Het levende water hebben wij nu ook in grote hoeveelheid. De grote, heilige, almachtige Bouwmeester van alle dingen is zichtbaar temidden van ons. Wij zijn allen tot leven gewekt. Wij bevinden ons in het heilige midden van de lichtste dag. Vanaf de bergweiden stromen de heerlijkste geuren van welriekende kruiden al rijkelijk naar ons toe. Het goudstro is overal in grote overvloed en goed uitgevallen, te vinden.
[82] Hoe weinig ontbreekt ons dus nog om in het bezit te geraken van de levende huizen in de geest; o, denk na, denk toch na, hoe uiterst weinig ons nog ontbreekt!
[83] Laten wij daarom allen in levende werkzaamheid het levende heilige woord opnemen, dat een woord is van alle leven, alle macht en alle kracht direct uit God Zelf en het loon van Lamech, de hemelse Ghemela of de ondenkbaar milde en zacht neerdalende liefde van de meer dan heilige Vader, zal ons niet ontgaan! Ja, zij is reeds bij ons; wij hoeven haar slechts met hart en ziel aan te nemen, dan zullen wij het doel bereiken dat de oneindige goedheid en liefde van de meer dan heilige Vader Zelf ons heeft voorgehouden! Een heerlijk doel, ja, een overheerlijk doel! Een doel van het volkomen, eeuwige leven!
[84] Waarlijk, als dat niet al onze geringe inspanningen waard is, dan zal bij alle kracht, macht en gezag uit God, lie nu in sterke mate in mij woont, als zeker gevolg de gehele schepping in laar oude 'niets' terugkeren en wij als kinderen met haar!
[85] Ik zweer een eed voor jullie, ik geef jullie allen een groot teken, in de nu zichtbare tegenwoordigheid van Jehova, die mijn bestendige, machtige Getuige was, is en eeuwig zal zijn en zoals ik tot nu toe ieder woord in Zijn naam gesproken heb, zeg ik nu:
[86] Waarlijk, waarlijk, waarlijk, - de hele zichtbare schepping wordt door een oude tweevoudig harde val doodgedrukt! De hele wereld is bevlekt met oude zonden; wij zijn allen erfgenamen van de dood, eenmaal in de geest en eenmaal in het vlees.
[87] Al kan echter God, gezien Zijn allerhoogste heiligheid, ons ook het leven in het vlees niet teruggeven, toch heeft Hij Zich in Zijn oneindige liefde over onze geest erbarmd en heeft ons derhalve in de geest weer als kinderen van Zijn genade, erbarmen en eindeloze liefde opgenomen, opdat wij weer het eeuwige leven deelachtig kunnen worden.
[88] Vaderen, broeders en kinderen, nu ligt het voor ons, het leven en de weg tot Hem: liefde het leven, deemoed de weg! Laten wij het vol moed grijpen en er naar handelen; dan zullen wij, zo dicht bij de grote veroorzaker en oerbron van al het leven, zeker niet in de dood overgaan, maar in het eeuwige leven zelf, dat nu tot ons is gekomen en zeker ook eeuwig bij en in ons zal blijven! Amen, Amen, Amen.'
«« 25 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.