[2] Daarom wendde Henoch zich dan ook zelf tot de Arme en zei tegen Hem: 'Als ik het aan mijn hart vraag, dan zegt dat mij heimelijk: `U bent het!' -, maar wanneer ik dan vanuit de diepte van mijn hart in het oog van de geest kijk, dan ben ik niet in staat daar te ontdekken, hoe de almachtige, heilige Vader, God, de Schepper van alle dingen, ook een Arme kan zijn! - Daarom verzoek ik U om één woord daarover, opdat Ik U kan herkennen!'
[3] Maar de Arme keek Henoch enkel aan; en toen Henoch de ogen van de Arme zag, snelde hij naar Hem toe en zei: 'Ja, ja, U bent het! Goede Vader, U bent het werkelijk; want zo'n mildheid, zo'n zachtmoedigheid, zo'n liefde, zo'n trouw en nochtans zo'n goddelijke verhevenheid straalt uit geen menselijk oog!'
[4] Pas na deze uitroep begon de Vader in de gedaante van de Arme de volgende woorden tot ons gezelschap te richten en zei alsof Hij tot Henoch sprak:
[5] 'Henoch, en ook jij, Lamech, luister! Wat de Arme jullie zegt, bewaar dat diep in je hart! Wanneer een arme hij je komt en je neemt hem op in Mijn naam, dan heb je Mij opgenomen.
[6] Je zegt: `Hoe is dat mogelijk? Aan U, o God, is toch immers alleen het verhevene, het machtige, het krachtige verwant!'
[7] Maar Ik zeg: Waarlijk, waarlijk, je kunt Mij in Mijn verhevenheid noch in Mijn macht of kracht in eeuwigheid ooit kennen, maar wel in Mijn erbarmen en waarachtige vaderliefde!
[8] De liefde trekt echter alles naar zich toe en wil alles in een nauwe kring om zich heen verzamelen! En zie, dat doet de Vader!
[9] Maar wanneer je alles aan Mijn goddelijkheid wilt afmeten, dan houd je niet van de Vader, maar wil je alleen de Godheid benaderen, die in Haar wezen oneindig is, daardoor verstrooi je jezelf en tenslotte dood je jezelf.
[10] Begrijp nu verder de diepte van Gods geest! - Je bent een geschapen mens; als zodanig besta je uit een lichaam en uit een levende ziel, waarin de geest van de liefde woont.
[11] Je lichaam is uit de Godheid; zijn wet is een onveranderlijk moeten, dat wil dus zeggen: zo zijn - en niet anders zijn! Je kunt doen wat je wilt, maar je kunt de vorm niet veranderen!
[12] Maar omdat je lichaam een werk is van de onveranderlijke goddelijke macht, dus bestaand uit het almachtige moeten vanuit God, is het ook sterfelijk en kan het vernietigd worden.
[13] Nu vraag je: `Hoe is dat mogelijk?' Zie, omdat in God de eindeloze vrijheid heerst en Hij dus nooit een dwang kan uitoefenen!
[14] Was God alleen God, dan zou er eeuwig niets geschapen zijn, maar zou alles nog een alleen voor Hem zichtbare oneindige gedachte zijn, - maar geen enkel wezen zou zich in het vrije bestaan in God verheugen!
[15] God is echter niet alleen God in en vanuit Zichzelf, maar Hij is God vanuit de liefde in Zichzelf.
[16] God komt voort uit Zijn liefde, en de oneindigheid is Zijn wezen; maar dit wezen keert altijd weer in Zijn liefde terug en voedt Zich daar met de oneindige kracht en macht.
[17] Luister nu verder: Jouw ziel is verwekt door de Vader, die de liefde in God is.
[18] Zoals echter deze liefde het eigenlijk oorzakelijke wezen is in God, is zodoende ook jouw ziel een fundamenteel wezen van jouw zijn en is een vat ter opname van het eeuwige leven, en alles in haar kan in het eeuwige leven worden omgezet, ook het lichaam, dat een werk of een tempel is van Gods geest door het goddelijke moeten.
[19] Nu vraag je: `Waarom door een moeten?' Zie, zolang als je een steen in je hand houdt, bevindt deze zich onder jouw vrije gezag, en je kunt er mee doen watje wilt!
[20] Maar als je de steen eenmaal hebt weggeslingerd, dan heb je hem weliswaar van je willekeur losgemaakt, maar toch moet de steen in die richting vliegen, die je hem met de macht van je hand gegeven hebt, en jij bent dan niet meer in staat om de vrijgeworden steen in zijn vlucht te richten.
[21] Maar als de steen weer terugvalt, omdat hij zelf geen kracht heeft, kun je hem weer richten naar jouw willekeur.
[22] Wie nu oren heeft, die hore! Zie, de Vader heeft als de oneindig grote liefde in God of in Zijn uitwerking alles van Zich weggegeven!
[23] Door de grote werpkracht van Zijn oneindige macht heeft Hij met al Zijn eindeloos grote gedachten alle oneindigheden eeuwig gevuld. Hij behield niets voor Zichzelf, maar alles wat Hij had, gaf Hij weg.
[24] Dus op Zichzelf is de Vader arm, en die armoede is nu Zijn liefde; maar Zijn rijkdom is nu de vrije liefde en Zijn enig eeuwige leven, waarin alleen alle macht en kracht is.
[25] Deze armoede echter is de grootste zaligheid van de Vader, doordat Hij nu alles weer bij Zich terug ziet komen en Hij alles weer, eindeloos vervolmaakt, in Zijn liefde kan omvatten.
[26] Zie, - zon, maan en alle sterren, kortom alles wat je zien en vastpakken kunt, komt derhalve overeen met Mijn Godheid of macht! Mijn moeten bindt het.
[27] Maar het kan niet blijven zoals het is; want alles is er vanwege de Vader, opdat Hij Zich eeuwig, eeuwig kan verrijken, omdat Hij vanuit Zichzelf een tijdlang arm wilde zijn.
[28] Worden jullie dan ook vanuit jezelf Mijn getrouwe evenbeeld. Wees Mijn waarachtige kinderen! Geef, zoals Ik, alles weg, maak je liefde vrij en je leven vanuit Mij, dan zullen jullie met Mij voor eeuwig, eeuwig rijk worden! Word arm, opdat je rijk zult kunnen worden! Amen.'
«« 250 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.