De Heer in gesprek met de blinde verstandsmensen. Deemoedige liefde tot God als de weg tot het licht. De geestelijke leiding en ontwikkeling van de mensheid tot de vrije wil

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 257 / 280 »»
[1] Na deze woorden gingen de twijfelaars heel schuchter en volledig in het nauw gedreven naar de arme Man toe, en wel door Lamech begeleid.
[2] Toen zij daar aankwamen, bogen zij voor de Arme, en de woordvoerder richtte de volgende vraag tot Hem en sprak: 'Als het mij geoorloofd is tot U te spreken als tegen een mens, geef mij dat dan aan en ik zal spreken!'
[3] En de Heer sprak: 'Ik weet waarom je nu met Mij wilt spreken, dus wat Mij betreft hoef je je tong niet aan het werk te zetten; maar als je wilt spreken, spreek dan ter wille van je broeders en jezelf!'
[4] Onze spreker was hoogst verbaasd en zei na een poosje: 'Ja, als dat werkelijk zo is, dan kan ik wel zwijgen en je alleen maar verzoeken mij licht te willen geven, om daardoor een eind te maken aan onze voortdurende twijfel; want aan het licht, ja aan het ware licht hebben wij allen gebrek! Dat zou je kunnen doen als wij je daar dringend om vragen!'
[5] En de Heer sprak: 'Luister, wie zijn tong verheft tegen de Mijne, diens tong zal verlamd worden; wie zijn oog meet met het Mijne, die zal blind worden! Wie zijn arm opheft tegen de Mijne, zal gedeemoedigd worden tot op zijn laatste druppel bloed; wie zijn voeten voor de Mijne wil zetten, die zal kreupel worden! Wil iemand zijn hoofd meten met het Mijne, waarlijk, diens hersens zullen als troebel water worden en zijn schedel tot een vat vol vuil!
[6] Wie echter in alle deemoed zijn hart tot het Mijne zal opheffen, diens leven zal Ik verlichten met de heldere vlam van zijn liefde tot Mij, en zijn wezen zal dan zo licht worden, dat hij in dit licht de dood eeuwig niet zal zien!
[7] Farak leerde jullie een ontoegankelijke God kennen, en zijn leer was geheel juist; want toen was de God van de hemel en alle aarden voor jullie ontoegankelijk, omdat in die tijd een hyena jullie beschaamd zou hebben wat de liefde betreft.
[8] Waarlijk, er zijn pas enkele maanden verstreken sinds Ik uit een vrijwillig en groot erbarmen jullie kinderen onder Mehuded en Sihin wegvoerde, omdat zich in hen een zwak vonkje liefde begon af te tekenen. Opdat dit vonkje niet meteen weer in deze diepte vol slijk zou verstikken, schoof ik hen weg uit de diepte met Mijn rechterhand.
[9] En zie, Ik leidde Sihin de woestijn in en gaf hem daar een hyena tot leraar, en Ik liet hem daarna onderricht geven door een leeuw, toen door een beer, door een tijger en door een wolf; want deze verscheurende dieren hadden toenmaals meer liefde en mededogen dan de mens.
[10] Maar als het tot voor enkele maanden nog zo met het mensenhart was gesteld, hoe was het daar dan wel honderden jaren geleden in de tijd van Farak mee gesteld?
[11] Jij zegt: 'Wij weten dat er tot aan Lamech nooit mensenbloed is vergoten; dus moeten de mensen ook beter zijn geweest!'
[12] Ja, zeg Ik je, zij waren beter; maar niet als vrije mensen, maar als gerichte, die niet anders konden doen of laten, dan Ik hen door Mijn almacht toestond!
[13] Zij waren gedwongen zo te handelen, en hun handelen was geen werk van hun vrije wil, maar het was een werk van Mijn almacht; maar opdat zij alsnog behouden zouden worden, moesten zij God als een onverbiddelijke rechter voor de ogen van hun ziel aanzien.
[14] En toen de mensen de geboden van de eeuwige rechter hielden uit grote vrees voor Hem, kreeg Ik medelijden met het volk, en liet hen vrij.
[15] En zie, nauwelijks waren zij, de voormalige gevangenen, uit Mijn macht vrij gelaten, - of alle verscheurende dieren vluchtten voor hen; want zij zagen louter giftige slangen in de vrijgelaten mensen!
[16] Ik zag dat ook al sinds eeuwigheid; maar Ik kende ook Mijn tijd en wist en weet nu heel goed, waarom aan de vruchtbare regen een storm vooraf moet gaan. En Ik doe wat Ik doe, en weet waarom. Maar wie kan van Mij een afrekening verlangen?! En als hij die verlangt, zal Ik die hem dan wel geven?!
[17] Zie, zo was het, zo is het nu, en hoe zal het verder gaan? Dat weet Ik wel; moet Ik het je echter zeggen? - Neen, daartoe kun je Mij nooit overhalen; want Ik ben eeuwig vrij en doe wat Ik wil!
[18] Vandaag zal Ik voor jou de aarde wit maken, en morgen zul je alles zwart zien; want Ik ben een Heer en laat Mij niet zeggen wat ik moet doen.
[19] Jij twijfelt aan Mij, omdat Ik arm ben hier. Waarlijk, een God en een Heer is niet arm; dat ben Ik ook niet! Maar de Heer heeft erbarmen met jullie en heeft jullie vrijgemaakt, opdat Hij voor jullie een liefhebbende Vader zou worden; en de Vader heeft uit grote liefde alles weggegeven om jullie als kinderen voor Zich te winnen, en daarom is Hij zoals je Hem hier voor je ziet!
[20] Geloof Mij niet, maar heb Mij lief, dan zul je zien dat Ik een ware Vaderben!
[21] De liefde zal je helen en zal al je twijfels vernietigen. Ga nu dus heen en onderzoekje hart; word deemoedig en Ik zal eeuwig een ware God en Vader voor je zijn! Amen.'
«« 257 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.